Olympische Spelen terug in Parijs
Precies een decennium geleden vonden de Olympische Spelen ook plaats in de Parijse hoofdstad, van 4 mei tot en met 27 juli. Destijds was de organisatie van het evenement nog veel minder efficiënt. Dat kwam onder andere omdat het veel meer tijd kostte om sporters en hun materialen van A naar B te verplaatsen. Daardoor duurden de Spelen bijna drie maanden. De wedstrijden waren wel verspreid over meerdere weken en zonder de strakke planningen die we vandaag de dag kennen.
Het olympische roeitoernooi was gelukkig een stuk korter; van 13 tot en met 17 juli. Destijds werd er nog geroeid op rivier de Seine, in de buurt van het dorpje Argenteuil, ten noordwesten van Parijs. De disciplines die toen op de wedstrijdkalender stonden waren de skiff, twee zonder, dubbeltwee, twee met, vier zonder, vier met en acht, maar enkel voor mannen. Vrouwen mochten pas meedoen aan het olympische roeien vanaf 1976. Nederland behaalde in 1924 één medaille. Er was zilver in de twee zonder voor het duo Rösingh/Beijnen.
In Parijs 1924 was er overigens voor het eerst een olympisch dorp, hoewel het blijkbaar niet veel voorstelde. Het schijnt dat de atleten werden gehuisd in een soort barakken. Dat jaar was ook de introductie van het olympische motto ‘Citius, Altius, Fortius’ (sneller, hoger, sterker). In het jaar 2021 werd daar nog ‘Communiter’ (samen) aan toegevoegd.
Parijs in 1900
In 1900 werd het sportfestijn ook al gehouden in de Franse hoofdstad. Dat was toen de tweede editie van de moderne olympische spelen, na de aftrap in 1896 in Athene. De Grieken wilden eigenlijk dat de spelen permanent in Griekenland zouden plaatsvinden, maar het IOC – opgericht in juni 1894, vlak na de eerste moderne olympische spelen – besloot toen dat de spelen elke keer in een ander land gehouden zouden worden. Het hele evenement duurde van 14 mei tot en met 28 oktober.
Roeien stond in 1900 voor het eerst op de olympische kalender. Dat jaar was overigens ook de eerste keer dat Nederland meedeed aan de olympische spelen. Er waren meteen drie Nederlandse olympische roeimedailles: brons voor de acht, zilver voor de vier-met en goud voor de twee-met.
De roeiwedstrijden waren destijds lang niet zo gereguleerd als nu. Zo kon het gebeuren het dat het duo Brandt/Klein met een onbekende stuurman hun finale won. Bij de vier-met werden uiteindelijk twee olympische finales geroeid: er werden dat jaar dus aan zes ploegen medailles uitgedeeld voor die discipline.