Dagboek in Parijs – struinen is niet olympisch

Het is anderhalf uur reizen van ons appartement in Saint Germain en Laye naar de roeibaan. Vanochtend was al duidelijk dat het een mooie, zonnige dag zou worden. Heel anders dan vrijdag (vooral grijs) en gister (vooral nat). Onderweg passeren we drie keer de rivier de Seine: drie keer er overheen. Dat zag er prachtig uit in de ochtendzon. Wat je vanaf die afstand niet ziet: er drijft nog te veel poep in de Seine om erin te zwemmen. 

Vlak na de passages over de Seine duikt de metro onder de grond. We racen in sneltreinvaart onder het stadscentrum van Parijs door. Stap je bij halte Charles de Gaule-Étoile uit dan sta je praktisch naast de Arc de Triomphe. Een paar haltes later bij Châtelet des Halles sta je oog in oog met de Cathédrale Notre-Dame de Paris. Allemaal toeristische trekpleisters die nu het decor zijn van de olympische venues. Historische gebouwen zijn aangekleed met banners in de kleuren zachtroze en zeegroen, en rondom hangt een veelvoud aan informatieborden met pijlen in dezelfde roze kleur. 

Sfeer proeven

Vandaag besluit ik om na mijn werk op de roeibaan ‘Parijs in te gaan’. De baan ligt namelijk wel in Parijs, maar niet echt ín Parijs, snap je? De metro brengt me vanaf de roeibaan in bijna-Disneyland, door haar ondergrondse gangenstelsel, naar de binnenstad. Met de ov-kaart die ik van de olympische organisatie kreeg, kan ik deze dagen overal heen en daar maak ik graag gebruik van. Bovendien heb ik nu relatief veel vrije tijd omdat de roeiers zo goed presteren; ze hebben veelal geen herkansingsronde nodig. Dat geeft mij tijd om even te proeven aan de olympische sfeer in de stad.

Via roltrappen waar geen einde aan leek te komen bereik ik het straatniveau. Er valt weer weer zo’n heerlijke zonnestraal op mijn gezicht. Als om me heenkijk, blijk ik per ongeluk in een grote winkelstraat beland. Aan de buitenkant van de grote, rijk versierde gebouwen kun je aflezen dat de spullen binnen niet goedkoop zijn. Via nog duurdere winkels – categorie beveiliger achter de glazen deur en prachtig gestylede plantenbakken op de Franse balkonnetjes – wandel ik naar La Concorde. Voordat ik daar heen mag, moet ik eerst door een haag van gendarmerie-, politie- en defensiemensen. Die eersten willen een stukje verderop eens in m’n tas kijken. Geen probleem, niks te verbergen. 

Struinen verboden

Bij het Parc Urbain dat rondom La Concorde is opgetrokken, hebben net twee Nederlandse meiden hun skateboard tricks vertoond. Het is er druk. Een vrijwilliger vraagt of ik een kaartje heb: nee, ik wil er gewoon omheen, de sfeer proeven. Mijn plan om rondom de venue te lopen strandt al snel. Want hoewel ik geduldig met de menigte meebeweeg, houden norse gendarms me tegen: eenrichtingsverkeer, zeggen zij zonder woorden. Omlopen dus. Even lekker struinen langs olympische venues zit er niet in. 

Verderop, tussen de Hermes-winkel op de ene hoek en die van Cartier op de ander zie ik een piepklein roze bordje: Champs Élysees. Die roze pijlen besluit ik te volgen. Gewoon om er nu over te kunnen opscheppen, loop ik zelfs even over het midden van deze iconische weg. Ik voel me helemaal cool en loop verder richting de Eiffeltoren. Dom idee, want daar loop ik weer in een struinfuik. Ik maak toch maar een selfie, want wat is het gaaf om hier te mogen zijn. De olympische spelen zijn voor topsport. Niet om te struinen.