Bijlagen bij Roei! 41 | december 2020

Roei! 41 pagina 6-11

Eetstoornissen liggen op de loer

Het op pagina 10 aangehaalde artikel over RED-S vind je hier: IOC consensus statement on relative energy deficiency in sport (RED-S).


Roei! 41 pagina 49-51

Wat aten zij?

We vroegen drie olympische roeiers uit verschillende tijdvakken naar voeding en eetgewoonten in hun tijd. Hieronder hun volledige bijdragen.

Jan Op den Velde

Olympische Spelen 1952

© Merijn Soeters – www.merijnsoeters.com

Het verschil tussen “TOEN” en “NU” is dermate groot dat een beschrijving van “TOEN” nodig is om te begrijpen dat wij het “TOEN” niet moeten hebben van speciale voeding om blik te trekken.

“Supermarkt” is een onbekend begrip. Als er al koelcellen bestaan zijn die dermate klein dat ze niet geschikt zijn om voedsel voor langere tijd op te slaan. Koelkasten zijn mogelijk al uitgevonden maar dan is 99,99% van de huishoudens ervan verstoken. Import van voedsel? Misschien sinaasappels en mandarijnen uit Spanje (een dure lekkernij die rond sinterklaas hier en daar aan kinderen wordt uitgedeeld). Groenten en fruit zijn alleen te koop in de periode dat ze worden geoogst. Kassen zijn wel in gebruik. Sporadisch en klein. In het Westland in opkomst.

Sommige huishoudens zijn uitgerust met een “Weck”-ketel met bijbehorende glazen potten. Omdat er in de periode van de oogst een overvloed aan fruit op de markt komt wordt in veel huishoudens dat fruit “ingemaakt” (eerst geschild, een klus waarbij wij als kinderen worden ingeschakeld). Dat gaat in de potten die met een rubberen ring en deksel worden afgedekt. De potten gaan in de ketel, water erbij en dan koken. Na te zijn afgekoeld zijn de potten hermetisch afgesloten en klaar om (in de kelder) te worden opgeslagen. En daarna verschijnt de inhoud af en toe op het menu. Dit proces geldt ook voor groenten. Aardappelen houden het lang vol in een koele kelder.  Er zijn meerdere manieren om voedsel op te slaan. Denk bijvoorbeeld aan zuurkool.

Behalve de sinaasappels en mandarijnen in het najaar komen eigenlijk geen andere soorten fruit zoals druiven op de markt. Denk ook aan de beperkte mogelijkheden van transport. Weinig en kleine, minder snelle vrachtwagens. Wegen met niet meer dan twee rijstroken. Als er bijvoorbeeld sinaasappels uit Spanje worden gehaald doet men daar een paar dagen over. ’s Nachts rijden komt weinig voor. Weinig of schaars verlichte wegen bijvoorbeeld.

Hoewel ik meer details zou kunnen noemen neem ik aan dat het duidelijk is dat het Nederland van TOEN er totaal anders uitziet dan dat van NU.

Bij aankomst in Delft leveren we onze voedselbonnen voor boter en vlees in op de Sociëteit. We “dineren” daar dagelijks met veel aardappelen en groenten en een klein stukje vlees. Er is weinig variatie omdat de bronnen daarvoor ontbreken.

Dat er toch aan speciale voeding voor wedstrijdroeiers wordt gedacht is gebaseerd op het idee dat grotere porties van de dagelijkse gerechten krachtpatsers oplevert. Aldus wordt na de intrainingsborrel – om het roeiseizoen in te luiden – roken en alcohol verboden en de Lagatafel ingesteld. Alleen voor wedstrijdroeiers dus. Tegen een dubbeltje (10 cent) meer dan  een “gewoon” diner (ƒ1.10). Dezelfde ingrediënten, maar grotere hoeveelheden, worden op tafel gezet. Veel schalen vol. En wat nog meer opvalt is het iets grotere stukje vlees.

In ons huis ontbijten en lunchen wij. Nu we in training zijn combineren we dat niet meer.

Na 2 maanden trainen: de Head begin april als eerste wedstrijd. Speciale voeding? Nee; ”eten wat de pot schaft”.

Nico Rienks

Olympische Spelen 1988 t/m 2000

© Merijn Soeters – www.merijnsoeters.com

Uiteraard hielden wij ons in aanloop naar Atlanta ’96 bezig met voeding! Er werden bij ons bloedbepalingen gedaan om eventuele tekorten op te sporen en zo nodig aan te vullen. In aanloop naar de Spelen in Seoul 1988 ook al, trouwens. Eigenlijk werd ik gedurende mijn gehele roeicarrière wel begeleid door voedingsdeskundigen. Als jeugdroeiertje moest ik al bijhouden wat ik at. Na verloop van tijd wordt gezond eten en een goede afstemming op de dagelijkse behoefte volstrekt normaal. Volgens mij is eigenlijk vandaag de dag nog steeds zo bij ons thuis.  

In de aanloop naar Atlanta werden er voor ons roeiers na de ochtendtraining lunches bereid. In de ruimte rechts van de loodsen, waar momenteel een kantoortje zit. Roeiers van Okeanos deden dat voor ons. Met gezonde broodjes en drankjes konden we na de training de voedingsstoffen meteen weer aanvullen.

Een deel van onze progressie op het water in 1996 boekten we door gemiddeld 2 kg af te vallen. Dat hadden we zo met elkaar afgesproken. We gingen zelfs helemaal naar Maastricht om in een waterbad heel exact ieders lichaamsvetpercentage te laten bepalen. Het is rondom de Olympische Spelen bij mijn weten eigenlijk nooit echt gecontroleerd, maar ik geloof wel dat de meesten zich aan de afspraak hielden. 

Voor mezelf had ik redelijk uitgedokterd op welke maaltijd ik naar mijn idee het beste kon presteren. Een dergelijke maaltijd probeerde ik ook altijd ’s avonds voor alle belangrijke finales in elkaar te flansen. Ook in Seoul 1988 al. En in het hotel in Atlanta waar we tijdens het roeitoernooi zaten. Eigenlijk at ik altijd stamppot op de avond voorafgaand aan deze wedstrijden. Gestampte aardappels met andijvie of iets wat daar op leek. Zo veel als ik op kon. Dan had ik het idee dat ik de dag van de wedstrijd zelf niet veel meer hoefde te eten. Omdat op de dag van de finale het eten vanwege de zenuwen altijd moeizaam ging. Noem het bijgeloof, maar voor mij werkte het zeker!

Inge Janssen

Olympische Spelen 2012 t/m nu

© Merijn Soeters – www.merijnsoeters.com

Voeding is iets waar je als topsporter elke dag mee bezig bent, en wat van grote invloed kan zijn op je trainingen, herstel en voortgang. Door de jaren heen heb ik hierover steeds meer geleerd en is er veel routine geworden in mijn dagelijkse leven. Daardoor ben je gelukkig niet bij elke maaltijd of bij elke hap bezig met wat je eet, daar zou ik echt ongelukkig van worden. Wat het de afgelopen jaren heel veel makkelijker maakt is de komst van de topsportkeuken op het OTC. Hierdoor staat er altijd eten klaar na je trainingen en leer je als (beginnende) roeier wat voor soort eten goed voor je is en niet. 

Verdere begeleiding is vanuit de bond, CTO Amsterdam en NOC*NSF altijd beschikbaar, en je kunt hier zelf of op advies van je arts of coach altijd terecht. Maar je moet uiteindelijk zelf deze stappen ondernemen. 

Toen ik begon met studeren at ik heel onregelmatig en had ik niet een hele gezonde relatie met voeding. Roeien heeft mij meteen geholpen om regelmatiger te gaan eten, maar ik ben mij pas gaan verdiepen in voeding toen ik vegetariër werd, zo’n 10 jaar geleden. Ik kreeg zo vaak te horen dat het onmogelijk is om hard te roeien zonder vlees te eten, dat ik me er extra goed in heb verdiept. Intussen is een vegetarisch dieet meer geaccepteerd, maar alsnog denk ik dat een hoop vegetarische topsporters bewuster omgaan met hun voeding dan sporters die vlees eten.

In de jaren daarop kwam ik bij het nationaal team en heb ik die zoektocht stapje voor stapje doorgevoerd. Je krijgt ook steeds meer houvast om te checken of wat je doet goed is. Zo laten we tweemaal per jaar het bloedbeeld bepalen, meten we af en toe vetpercentages en houdt je je gewicht beter bij. Daarbij zoek je zelf dingen uit, maar krijg je soms ook hulp van voedingsdeskundigen. Het effect hiervan was soms wisselend, omdat niet elke voedingsdeskundige echt snapt hoe wij trainen en wat we verbranden. Zo schrikken zij zelfs soms van hoeveel calorieën wij op een dag eten. Pas drie jaar terug heb ik echt met een expert kunnen kijken op basis van trainingsdata, VO2max, vetpercentage en voedingspatronen hoeveel ik nou echt verbruik op verschillende trainingsdagen. Toen hoorde ik voor het eerst dat ik sommige dagen eerder te weinig at dan teveel.

Soms is veel eten wel een uitdaging, maar over het algemeen is het heerlijk dat het weinig kwaad kan om nu en dan appeltaart te eten, sterker nog, soms moet het wel om aan je calorieën en vetten te komen. Deze reserves heb ik bepaalde zware trainingsperiodes nodig om met voldoende energie en blessurevrij door te komen. Maar dit soort processen zijn per atleet en lichaamssamenstelling heel erg verschillend.

Rondom wedstrijddagen is het met name een kwestie van niet teveel of te weinig eten. De races zijn vaak op onhandige tijden, waardoor je niet af moet gaan op normale ontbijt- of lunchtijden. Zelf zorg ik dat ik rondom wedstrijden altijd zelf eten bij me heb voor het geval het eten in het hotel of de baan niet geschikt of beschikbaar is. Als vegetariër is dit van extra belang. Zo heb ik altijd kwark, Hüttenkäse en havermout bij me. Op de dag van een wedstrijd eet ik in de uren ervoor vaak alleen maar havermout met banaan, een goede bodem, maar wel licht verteerbaar. Dat bakje neem ik dan de hele dag mee, heb ik vlak voor een race honger, dan kan ik altijd nog wat happen nemen. En dan ben je meteen verzekerd van voeding na je race.

Op trainingsdagen ontbijt ik met havermout, banaan, noten en pindakaas. Na de trainingen drink ik een eitwitshake of chocolademelk en eten we de herstelproducten van de keuken. Maar vaak eet ik dan later ook nog een lunch, dit is vaak brood met ei, huttenkase of pindakaas. Of eten wat over is van de dag ervoor. ’s Avonds kan het van alles zijn, als er maar genoeg koolhydraten in zitten, veel groenten en eiwitbron. Als vega ben ik dol op tofu en tempeh, maar eet ik ook veel linzen, bonen of de meer kant en klare vleesvervangers. Vlak voordat ik ga slapen eet ik vaak nog kwark met muesli, pindakaas en chocoladevlokken. De hoeveelheden koolhydraten pas je aan aan de trainingsomvang van de volgende dag.

Daarnaast eet ik ook geregeld een taart, chocola of chips. Maar ik probeer dit niet standaard in huis te hebben, want ik heb een behoorlijke bodemdrang.