“Ik ben gesloopt en heel blij. Bij mij is nu alle spanning eraf”, zegt Karolien Florijn direct na haar race. Ze staat nog in haar roeipak en heeft nog geen medaille om haar nek. Alle emoties en ontlading komen los bij de anders zo timide Florijn. Ze praat honderduit, terwijl op de tribune heel hard ‘Sweet Caroline’ wordt gedraaid. Het publiek zingt mee: “So good! So good!”
“Je houdt je de hele week een beetje kalm. Het regent gouden medailles in het team en het is ongelofelijk hoe goed we presteren. Ondertussen moest ik rustig aan blijven doen en op bad blijven liggen.” Dat vond de skiffeuse niet gemakkelijk. “Ik probeerde me een beetje af te zonderen, maar nu kan ik er ook van genieten en een feestje vieren.”
Dankbaar voor concurrentie
Tijdens de race probeerde ik het voor mezelf heel simpel te houden, vertelt Florijn over haar gouden race. “Ik heb al heel vaak wedstrijden gevaren, ook tegen deze mensen. Ik moest niks bijzonders doen. Gewoon ontspannen, niet moe worden, blad uit het water halen. Dat elke haal en zo hard mogelijk varen. Emma Twigg en Tara Rigney zijn supersterke vrouwen, de beste roeisters ter wereld. Ik ben heel dankbaar voor het feit dat ze mij het vuur aan de schenen leggen zodat ik vanochtend mijn maximale prestatie hier kon laten zien.”
Emma Twigg wilde graag haar Olympische titel prolongeren, merkte Florijn al gauw. “Ze bleef ook best wel lang dichtbij, terwijl Tara best snel wegzakte. Emma had ook heel lang hetzelfde tempo als ik. Halverwege dacht ik: ik doe er even een tempootje erbij, want ik wil jou voorblijven. In dat middelste deel is zij heel sterk en dat wist ik. Het laatste stuk moest ik vooral geen fouten meer maken en gewoon blijven roeien. Het was wel op mijn tandvlees. Het was taai en nu ben ik moe. Nu komt de ontlading.”
Dat het op de streep spannender was dan Florijn vooraf had gewild, deert haar nu niks. “Ik was als eerst bij de finish. Of het nu met tien seconden is of met één interesseert me nu geen bal”, roept ze. “Ik ben olympisch kampioen. Ik heb als eerste Nederlandse een olympische medaille in de vrouwenskiff!”
Olympische zenuwen
Op haar hand heeft Florijn met pen allemaal tijden op haar hand gekrabbeld. “Hoe laat mijn bus gaat, hoe laat ik aan mijn warming-up moet beginnen, wanneer ik mijn paracetamol moet innemen. Dat zijn dingen die ik vergeet van de zenuwen. Anders pak ik elke minuut drie keer mijn telefoon om naar de tijden te kijken. Het geeft me rust dat het op mijn hand staat.” Desondanks vergat ze bijna haar speedcoach mee de boot in te nemen. “Dat is echt de olympische stress. Ik was nog even terug gerend.” De paracetamol was ze ondanks de herinnering op haar hand toch vergeten. “Maar ja, het doet toch wel pijn.”
“Ik hou van vastigheid en routines. Dat maakt zo’n Olympische finale ook minder spannend. Eigenlijk is het hier precies hetzelfde als een wedstrijd thuis op de Bosbaan of de Willem-Alexanderbaan. Alles is hetzelfde, behalve dat ik hier zometeen een gouden plak om mijn nek gehangen krijg. Die kan je in Nederland niet winnen. Sterker nog. Die kun je maar één keer in de vier jaar winnen. Dat hier alles op zijn plek valt is heel bijzonder.”
Familie en vrienden
Florijn heeft geprobeerd zich zo min mogelijk te laten beïnvloeden door de druk van buitenaf. “Ik kan natuurlijk alles opzoeken online maar als ik de NOS-app open en een fotootje zie van mezelf denk ik: daar ga ik vandaag even niet naar kijken. Ik heb natuurlijk wel contact met de mensen dichtbij me. Familie en vrienden die me altijd steunen.”
Karolien Florijn heeft op dat moment haar ouders nog niet gesproken. “Finn had wel net mijn moeder aan de lijn via FaceTime. Hij gaf me haar aan de telefoon maar ik kon niks zien vanwege de zon.” Finn staat als een trotse jongere broer naast zijn gouden grote zus. Beide Florijns nemen een gouden medaille mee naar huis. “Heel bijzonder”, noemt Finn dat terwijl hij met twee flesjes water in zijn handen richting de tribune loopt. “Shit, deze waren eigenlijk voor Karolien.” Hij gaat daar de huldiging van zijn zus kijken. De race zelf heeft hij nauwelijks gezien “alleen de laatste vijftig meter, maar mijn vriendin stond hoger op de tribune en stak af en toe een duimpje naar me op.”