Door Feike Tibben | 25 september 2020 | Foto’s Marloes Miltenburg: start van de nieuwe juniorencompetitie in Breda
Feike Tibben is bestuurslid van de Koninklijke Nederlandsche Roeibond, met als portefeuille sportontwikkeling. Lees alle bijdragen van Feike hier.
‘Ik wil alleen maar wedstrijden aan meedoen die ik win’ antwoordde drie jaar geleden jeugdlid Max van mijn vereniging. Ik vroeg hem waarom ik zijn naam niet bij de deelnemers van een roei-event zag. ‘Als ik niet ga winnen, schrijf ik me ook niet in,’ vervolgde hij. Nu was hij een fijne sporter, maar niet buitengewoon getalenteerd en ook niet bovengemiddeld gemotiveerd, winst was dus niet gegarandeerd. Zijn keuze om alleen bij winst te starten resulteerde dan ook in steeds minder deelnames en – bij gebrek aan competitie – ook steeds mindere prestaties. Het was voor mij de eerste keer dat ik winnen als dominante sportmotivatie zag.
Het was in die tijd ook dat ik las van een hockeycoach die twee van zijn pupillen die na een verloren wedstrijd met z’n tweeën geinend het veld afliepen een veeg uit de pan gaf: ‘Bij verlies wil ik geen lachende gezichten zien.’ Deze coach had die focus op winnen al eerder herkend, zich volledig eigen gemaakt en droeg dat actief over op zijn sporters. Deze week nog gaf de Volkskrant een beschrijving van Ajax-voetballer Perr Schuurs, met daarbij het volgende citaat: ‘Onder vrienden en familie is hij bekend als een sociale, gezellige jongeman. Beleefd en opgeruimd ook. Toch zie je de 20-jarige Ajax-verdediger op het veld niet lachen. Dat mag niet van de assistent-coach.’ (..) Perr: ’Ik moet nu continu gefocust zijn, meedogenloos. Ik heb daar afspraken over gemaakt. Niet lachen is een van de afspraken.‘
Winst en meedogenloosheid als basis voor sportieve inzet? Ik zie nog steeds trainers, ouders, sporters voor wie winst dé sportbeleving is. Een verloren wedstrijd is in hun ogen een verloren weekend, verloren jaar of verloren sportcarrière.
Het woord sport zou afgeleid zijn van het Latijnse woord desporto, ‘in vervoering raken’ of ‘laten meeslepen’. Mensen die opgaan in een activiteit of door een activiteit worden meegevoerd, zoals bij flow of het runner’s high. Anderen stellen weer dat het woord komt van de Latijnse term disportare, zich verstrooien, zich vermaken of zich ontspannen. Het erop lijkende Engelse werkwoord ’to disport’ heeft de betekenis van het zichzelf afleiding geven. De oorspronkelijke bijbedoeling was om de aandacht af te leiden van de hardheid en de druk van het dagelijkse leven door het deelnemen aan speelse, fysieke activiteiten. Sport had in het kostschool-Engeland als primair doel om jongeren te leren samenwerken, incasseren en respect te ontwikkelen langs de rituelen van het sportspel.
En al lijkt het door Max, door Perr en de hockeycoach in dit verhaal wel anders, díe functie van sport is niet veranderd. Het gros van de kinderen die gaan sporten doet niet om de Olympus te bedwingen – dat komt veel later en maar bij enkelen – maar om plezier te hebben, omdat hun vriendjes of vriendinnen ook op die sport zitten, omdat het gezellig is of om iets nieuws te leren. Laten we dat niet vergeten.
Afgelopen week is de nieuwe juniorencompetitie roeien van start gegaan. Vier regio’s doen mee: Noord-Holland, Zuid-Holland, Zuid-Nederland en Midden-Nederland. De inzet: veel deelnemers, lol hebben met elkaar, plezier op het water, elkaar leren kennen. Winnen? Zeker! Maar niet ván elkaar: mét elkaar! Mooi om op zondagavond foto’s en filmpjes te zien binnenkomen van pleziermakende peddelaars. Ik vind het top dat aan een initiatief dat pas net vóór de zomer ontstond nu al zoveel verenigingen en junioren meedoen. Daarvan raak ík weer vrolijk en in vervoering. En dat is dubbelwinst.
En mijn jeugdroeier Max? Max ging steeds minder roeien en voer uiteindelijk alleen nog maar af en toe bij de vereniging heen en weer. Twee jaar geleden is hij gestopt. Ik kwam ‘m deze zomer nog tegen. ‘Ik mis het roeien wel hoor’, vertrouwde hij me toe. We hebben dus allebei allebei verloren: Ik een pupil, hij z’n sport. En dat is pas echt verliezen.
PS: Max heet in het echt natuurlijk niet Max