Een kontje voor de klup? …Tss!

Door Feike Tibben | 23 april 2021

Feike Tibben is bestuurslid van de Koninklijke Nederlandse Roeibond, met als portefeuille sportontwikkeling. Lees alle bijdragen – op persoonlijke titel – van Feike hier.


In mijn stukje vorige week schreef ik over de klubkadercoach en dat het binnenhalen van zo ’n professional bij een vereniging goed zou kunnen zijn om trainers meer bagage te geven.  ‘Plezier en professionaliteit als hét fundament voor prestatie’, schreef ik: ‘hoe leuk is dat.’ Dat was een gevoelig puntje blijkbaar want een aantal verenigingen en trainers voelden zich aangesproken en reageerden gepikeerd: Niet professioneel? Wij? Echt wel? Geen plezier? Wij? Zeker! Je zou er bang van worden.

Mijn betoog was vooral erop gericht te wijzen op het belang van, zoals dat zo mooi heet, het pedagogisch klimaat op verenigingen. Trainers ervaren meer plezier in hun trainerschap als ze zelfverzekerder zijn, beter de boodschap over kunnen brengen of meer contact hebben met de groep. Het effect: sporters hebben meer plezier, blijven langer sporten, trainers blijven langer actief trainer. Dat levert niet alleen gezonde sporters, de hele vereniging wordt zo een tikkie meer gezond. Dat vraagt om trainers die iets meer weten dan álles van roeien en iets meer kunnen dan het geven van technisch advies.

Ja maar, zal de doorgewinterde zuurpruim dan zeggen, ‘So what? Waarom zouden we? Het gaat toch goed met de roeisport? We halen medailles. We groeien nog steeds. We hebben wachtlijsten (oh ja wachtlijsten, de gelukzalige slaappil van menige vereniging). Blijkbaar doen we dan toch iets goed. Never change a winning team.

Zeker doen we iets goed. We staan als roeisport – nog net – in de top tien van snelstgroeiende sporten en doen het stukken beter dan bijvoorbeeld tennis of schaatsen. Maar laten we ons niet rijk rekenen: we blijven flink achter bij de echte stijgers als bijvoorbeeld fietsen of triatlon. En ‘t gaat zeker niet goed in de breedte: Het aantal roei-junioren blijft tot op de dag van vandaag afnemen. Dat maakt ons kwetsbaar.

En wat meer uitgezoomd: Het aantal sporters blijft bij de gezamenlijke sportverenigingen grosso modo gelijk, maar het aandeel verenigingssporters neemt af. Het aantal sporters groeit en dat kan nagenoeg volledig toegeschreven worden aan sportscholen en al die mensen die ‘s avonds een blokje om lopen, rennen of fietsen. Vergis je niet: de hoeveelheid geld die hierin omgaat is inmiddels al bijna 2x zo groot als was verenigingssporters besteden. En hoewel de sportscholen het nu even moeilijk hebben is er geen aanleiding om te denken dat dat tij keert.

De Nederlandse sportraad wil dat in 2030 het aantal sporters in Nederland is gegroeid van 50 naar 75%, oftewel 4 miljoen sporters erbij in 10 jaar tijd. Ze vragen daarvoor om 1 miljard euro om te investeren in accommodaties én in trainers.. PER JAAR.  Er wordt zwaar ingezet: een Sportwet die overheden verplicht om te investeren in sport. De reden is even simpel als zwaarwegend: bestrijden van beweegarmoede en investeren in preventieve gezondheidszorg. De lobby is stevig. Die drukken wel door. Nog meer sporters dus.

Vier miljoen sporters… het is nogal een opgave. Gaan we die nieuwe sporters allemaal naar de sportscholen sturen, vragen we ze om een eigen blokje om te lopen, te rennen of te fietsen? Of maken we ons klaar als sportverenigingen om een deel van deze nieuwe sporters welkom te heten. Er wordt ook naar ons sportverenigingen gekeken om meer sporters van buiten binnen te halen.

De sportraad roept ons op te innoveren. Andere vormen van binding te verkennen. De sporter meer centraal stellen en minder de sport.

Verenigingen krijgen de vraag of ze accommodatie openstellen voor niet-leden. Zaken om over na te denken als bond en als vereniging. Doen we mee of niet? En als we meedoen: wat betekent dat dan, waarin moeten we investeren? En hoe doen we dat?

Best veel dingen om over na te denken. Daarbij vallen een beetje aandacht voor plezier en professionaliteit van trainers in het niet. Daar maar snel mee beginnen dan? Dan is dat klaar.