Deze Olympische Spelen gaan nu al de boeken in als de meest succesvolle voor het Nederlandse roeien. En we hebben nog twee finaledagen te gaan. Zilveren Twellaar en Broenink vertellen kort na hun race over hun olympische avontuur.
“Het is allemaal best beladen en stressvol om hier te zijn en dit te doen. Misschien moeten jullie allemaal zelf een keer ervaren hoe het is om een laatste 250 meter te varen in een olympische tweekilometerrace. Dan gaat er echt van alles door je heen”, zegt Twellaar met een grijns op zijn gezicht. “Aan het einde van de race kun je niet meer goed nadenken”, vult Broenink hem aan. “Je hartslag en lactaatniveau gaan omhoog en je IQ juist naar beneden. Je gedachten zijn dan heel primitief: doorroeien en overleven.”
Raceplan
Het raceplan was om een bom te droppen, legt Twellaar uit. “We wilden snel paniek zaaien bij de rest. Maar ja, het is een olympische finale dus alles werkt net even anders dan anders. Iedereen gaat mee en vecht voor wat ‘ie waard is. Je merkt ook dat iedereen nu weer net een beetje beter is dan in de halve finale.”
Tekst gaat verder onder de foto.
“We hebben vandaag goed uitgevoerd wat we gister hadden afgesproken”, vult Broenink aan. “Wat dan tegenvalt is dat de concurrenten blijven plakken wanneer je een push plaatst. De rest gaat hard mee. Het is niet voor niks een olympische finale. We zeiden het eerder in de week ook al: hier worden geen cadeautjes weggegeven.” Na de race hebben de mannen wel even samen zitten huilen. Broenink: “Alle emoties kwamen eruit. Het was ook echt een heel zware periode.”
Weer zilver
Ondanks dat de kleur hetzelfde is, is het gevoel bij deze zilveren medaille anders dan het zilver van Tokio. Broenink: “Het zilver in Tokio was op een bepaalde manier best een verrassing. We wisten wel dat we een medaille zouden kunnen halen, maar hadden toen niet verwacht dat we het zo goed zouden doen. Nu waren de verwachtingen, vooral van buitenaf, heel hoog. Ik heb niet het idee dat we daar aan af hebben gedaan.” Zijn ploeggenoot denkt daar hetzelfde over. “Je racet natuurlijk voor goud. Dat het dan zilver wordt, moet natuurlijk even landen. Al snel komt het besef dat dit ook gewoon best wel vet is.”
De sfeer die nu bij deze medaille hoort is wel anders. Broenink: “Tokio was bijna dystopisch. We stonden op een leeg haventerrein met allemaal lege tribunes om ons heen.” Twellaar vult aan: “Volgens mij stonden er vijf mensen om ons heen – Pieter van den Hoogenband, onze masseur en coaches.”
Broers
De druk van buitenaf was groot, erkennen beide jongens. Twellaar: “Ons doel was om hier het maximale uit te halen. Dat hebben we gedaan, maar de Roemenen waren gewoon beter. Wij hebben er alles uit gehaald en kunnen terugkijken op een heel mooi proces van de afgelopen jaren.”
De mannen zijn inmiddels als broers voor elkaar. Twellaar: “Ik heb echt het geluk gehad dat ik als 21 jarige jongen bij Stef in de boot mocht zitten. Hij heeft me echt veel geleerd. Wat ik vandaag op het water kan leggen, heb ik aan Stef te danken. Ik ben heel blij dat ik dit met hem heb mogen beleven. Onze band gaat voorbij vriendschap en dat zal zo blijven, ook als we hierna niet meer samen roeien.”
Vrouwendubbel
Over het resultaat van de vrouwen dubbeltwee, met daarin zijn vriendin Martine Veldhuis, zegt Twellaar: “Ontzettend knap. Natuurlijk ook een beetje zuur, maar van tevoren had niemand ze dit gegeven. Dat ze hier konden meestrijden om de medailles laat zien hoe sterk ze zijn.” De Nederlandse vrouwen finishten als vierde, op een seconde van brons.
Tekst gaat verder onder de foto.
“Het was bijzonder om haar al even te kunnen knuffelen na de finish. Ik zag haar bij de start en wist natuurlijk niet wat er in de tussentijd gebeurde. Toen ik hier kwam, zag ik een aantal boten aan het erevlot liggen, maar niet de Nederlandse. Je hebt dan natuurlijk geen idee hoe die race is verlopen. Ik hoorde al wel dat ze dichtbij lagen.”
Eiffeltoren
De mannen hebben nu beide een zware, olympische roeimedaille om hun nek hangen, met ieder achttien gram Eiffeltoren. “Ik vind het wel zonde”, zegt Broenink met een lach op zijn gezicht. “Ik wil dat de Eiffeltoren blijft staan, dus ik hoop niet dat ze er te veel vanaf hebben gehaald.”