De beweegvriendelijke stad

Door Feike Tibben | 19 februari 2021

Feike Tibben is bestuurslid van de Koninklijke Nederlandse Roeibond, met als portefeuille innovatie en infrastructuur. Lees alle bijdragen – op persoonlijke titel – van Feike hier.


Foto: Hollandse Hoogte / Spaarnestadfoto

In de tijd dat ik puberde, in de jaren zeventig, kwamen ze op: trimparcoursen. Rondjes van een paar kilometer in bos of park met om de paar honderd meter lompe houten objecten en een paal met een plaatje waarop stond welke oefening men geacht werd te doen. Er moeten er honderden zijn aangelegd. Eerlijk gezegd: echt druk was het er nooit. De populariteit nam ook snel af na achterstallig onderhoud en een flink aantal ongelukken (bij zo’n oefening als op de foto ga je natuurlijk niet suf bokje springen, maar wedstrijdje doen wie het snelst staand op palen van paal naar paal kon… veel spannender).

Tegenwoordig doen we dat anders. De trimspullen zijn niet meer lomp en van hout maar hip en gekleurd, vaak voorzien van interactieve gadgets. Ze staan ook niet meer ver weg, achter wat struiken, maar vormen een prominent deel van het stedelijke landschap. De trimparcoursen van vroeger zijn heuse streetworkouts geworden en vormen een dankbaar onderdeel van het sportaanbod door bootcampers. Google maar eens op ‘workout / openbare ruimte’.

Maar met het plaatsen van een paar van die workoutstations zijn we er niet. In de strijd tegen beweegarmoede is dat ene uurtje sporten in de week echt niet voldoende. ‘Bewegen hoort een onderdeel te zijn van ons dagelijkse doen en laten’, laat prof. Erik Scherder niet na ons steeds maar weer in te prenten. In steden en dorpen wordt er daarom hard nagedacht hoe we onze woon- en werkomgeving beweegvriendelijker kunnen maken. Dat gaat inderdaad verder dan het plaatsen van een streetworkoutstation. Dat gaat er ook om hoe je bereikbaarheid per auto iets moeilijker maakt en de bereikbaarheid op de fiets beter, of hoe je leuke ommetjes maakt. Misschien zijn in jullie stad ook wel van dit soort initiatieven. Allemaal heel sympathiek en goedbedoeld. Vanuit onze sport vallen me paar dingen op:

Land boven water

Het gaat bijna altijd over sportvoorzieningen op het land, bijna nooit wordt het water benut. Zelfs in een stad als Amsterdam, met al z’n grachten, komt het sportief gebruik van water er bekaaid vanaf en worden nauwelijks extra watervoorzieningen gepland. Kijk maar eens hier: Mooie plaatjes, maar wat het concreet oplevert voor onze sport..? Ik zie het nog niet. Dat doet Utrecht toch anders. In het convenant dat de roeiverenigingen vorige maand met de gemeente hebben gesloten erkent de gemeente dat óók watersport hoort bij een beweegvriendelijke stad. Via een Visie stadswater wil de gemeente zich inzetten voor het behoud van het roeien voor zoveel mogelijk roeiers op het Merwedekanaal. Die actieve opstelling van de gemeente is zeker te danken aan de Utrechtse verenigingen die al jaren zichtbaar en constructief vechten voor hun plek op het gemeentelijke sporttableau. Dat gaat de goede kant op.

De Utrechters zijn niet de enigen met zo’n actieve benadering. Roeivereniging De Dragt in Drachten heeft er bijvoorbeeld voor gezorgd dat in hun regio kanosteigers geschikt worden gemaakt voor roeiers. Kleine moeite, veel plezier. Nu kunnen ze langere tochten maken. Amenophis in Zeewolde gaat nog een stapje verder en heeft met de gemeente flink meegedacht over extra verbindingen. Het schijnt dat die actieve opstelling ze ook nog eens geld oplevert. Dat doen ze handig daar. Roeivereniging Aquarius in Bergen op Zoom gaat nóg een stapje verder. Zij willen bij hun roeivereniging een steiger bouwen die ook gebruikt gaat worden door dagrecreanten. Een steiger voor dagrecreanten, de meeste roeiverenigingen zouden ervan gruwen, maar Aquarius ziet het als manier om meer in the picture te komen en de vereniging te laten groeien. En jawel: de gemeente ziet dat wel zitten..

Meer dan huppelunits

Veel gemeenten lijken in hun plannen voor een beweegvriendelijke stad de nadruk te leggen op de inrichting van de openbare ruimte. Ik begrijp dat wel: de openbare ruimte is hét speelterrein van plannenmakers en hier valt snel en zichtbaar te scoren. Maar een beweegvriendelijke omgeving vraagt meer dan het plaatsen van huppel- en hangunits. Om te zorgen dat die beweegvriendelijke omgeving gebruikt wordt is ook een beweegvriendelijke sociale omgeving nodig. Als jij de enige in je omgeving bent die gebruik maakt van die spullen, hoe flashy ook, hou je het niet lang vol. Een snerende opmerking of nog weer een druilerige dag zijn genoeg om je goede voornemens te breken.

Sportverenigingen bieden zo’n sociale structuur: je sport met elkaar, je jut elkaar op, maakt plannen en belt met elkaar als een ander opeens niet meer verschijnt, ‘hé waar blijf je’. Door met elkaar te sporten, blijf je sporten. De populariteit van ons studentenroeien bewijst het ieder jaar weer en ook in andere cijfers kun je een patroon zien: van een sportschool zijn mensen zijn gemiddeld maar twee jaar lid. Voor sportverenigingen is dat bijna tien jaar. Vijf keer zo lang. En dat zie je terug: wie door de oogharen kijkt naar de kaarten hieronder over beweegnorm en verenigingslidmaatschappen dan valt op dat in gebieden met veel sportbondleden (= mensen die lid zijn van een sportvereniging) vaak beter voldaan wordt aan de beweegrichtlijn. Vergelijk bijvoorbeeld Overijssel, Gooi/noordelijke Randstad en Zuidoost Brabant maar eens met Noordoost Groningen, Zuid Limburg en de Zeeland/zuidelijke Randstad: lid zijn van een vereniging zou zomaar een factor van belang kunnen zijn voor het bereiken van een beweegrijke samenleving.

Bron: https://www.sportenbewegenincijfers.nl/kaarten

Investeren in een beweegvriendelijke omgeving vraagt dus om meer dan investeren in spullen. Het vraagt om investeren in de hele sportinfrastructuur, dus ook in verenigingen. Het is belangrijk dat onze verenigingen, de verenigingsgebouwen, maar ook de verenigingen op zich zichtbaar en uitnodigend naar nieuwe sporters zijn. Zo worden verenigingen onderdeel van de totale sportieve ruimte. Helaas zie ik in de beweeginvesteringen nog maar weinig het woord verenigingen terugkomen.

En wat voor verenigingen geldt, geldt ook voor sportroutes: het is belangrijk dat er goede routes zijn waar veilig en comfortabel gesport kan worden, dus zonder al te veel kruisingen, overstekend verkeer etc. en waar sport zichtbaar en beleefbaar is. Voor ons roeiers geldt dat de Amstel, de Rotte, de Eem, het Zwarte Water of de Vecht niet alleen mooi zijn om langs te fietsen of te wandelen: ze zijn ook dé openluchtetalage voor de roeisport. Iedere roeier kent wel de ervaring dat mensen langs de kant even samen op gaan met de ploeg. Meer dan eens zei een lid dat zich aanmeldde: ‘Ja ik zie jullie altijd roeien, dat ziet er zo mooi uit. Ik dacht, dat moet ik ook maar eens gaan doen.’ Wij roeiers zijn het uithangbord van de sport: zien roeien, doet roeien!

Dus verenigingen, dus roeiers:

De aandacht (en geld!) die er is voor een beweegvriendelijke stad lijkt nog maar weinig te landen bij de watersport en bij de sportverenigingen. Als watersport zitten we op een eiland. Water is niet top of mind bij de overheden. Een mooie kans voor verenigingen om zich in de kijker te roeien! Neem de gemeentelijke beweegdenkers een beetje op sleeptouw. De beweegcijfers laten de meerwaarde zien & de goede voorbeelden van Utrecht, Zeewolde etc tonen dat het loont: in spullen, in geld én in leden. Aan de slag!