De echte verandering IV: met oude vrienden in de kerststal

Een serietje over licht en coastal

Door Feike Tibben | 26 december 2020

Feike Tibben is bestuurslid van de Koninklijke Nederlandsche Roeibond, met als portefeuille sportontwikkeling. Lees alle bijdragen van Feike hier.


Ik neem jullie mee naar de wortels van onze sport.

Wat misschien maar weinigen weten is dat roeien een van de eerste betaalde sporten was: rond 1660 waren er ongeveer 10.000 veermannen en beroepsroeiers nabij de Theems actief. Die verdienden hun geld niet alleen met loods- en transportwerk: regelmatig waren er wedstrijden, waarbij de aristocratie flink inzette met weddenschappen en de beroepsroeiers met het prijzengeld hun inkomen mooi konden aanvullen (kom daar nu nog eens om). De boten: gewoon dezelfde waar men op andere dagen mee werkte.

Maar ja, er kwamen roeiers die geen bootjes nodig hadden voor het werk. Zij konden hun bootjes smaller maken. De nieuwere boten waren sneller en vergden een andere techniek dan de traditionele boten. Met de komst van de snellere boten, met de riggers, en de rolbankjes kwam er ook een scheiding tussen broodroeiers en amateurroeiers. Exclusiviteit werd een kernwaarde. Er kwamen exclusiverende maatregelen: ballotage, contributieheffingen en kledingvoorschriften. De roeiverenigingen van de universiteiten van Cambridge en Oxford stelden hun vereniging alleen open voor mensen met een bepaalde opleiding of sociale herkomst. Toen de Amateur Rowing Association in 1882 werd opgericht kreeg deze als eerste opdracht om amateurregels te formuleren. Het was een periode van heftige klassentegenstellingen, dus die regels werden scherp: Iedereen “who is or has been by trade or employment for wages, a mechanic, artisan, or labourer, or engaged in any menial duty” werd uitgesloten om lid te worden.

In ons land was het niet veel anders. De Koninklijke Nederlandsche Yachtclub hield midden negentiende eeuw nog roeiwedstrijden volgens het oude Engelse systeem: de boten werden niet bemand door clubleden, maar door betaalde huurlingen. Verenigingen als De Maas en De Hoop gaven soms roeiles aan leerling-matrozen en stuurde hen als verenigingsafvaardiging naar wedstrijden. Geroeid werd er om geld. De matrozen mochten dan een deel van het prijzengeld houden. Vanaf ca 1880 – de grote opkomst van de Engelse sporten op het vasteland – worden in verschillende universiteitssteden eigen roeiclubs opgericht met de Engelse amateurregels en natuurlijk Engelse wedstrijdboten. Arbeiders werden uitgesloten van lidmaatschap.

Gevolg: weddenschappen verdwenen, de geldschieters trokken zich terug, het beroepsroeien dat rond het midden van de 19e eeuw – zeker in Engeland – erg populair was,  verdween al voor de eeuwwisseling van de radar. De werelden van het vlakwaterroeien en het roeien in traditionele boten (of in jargon: dakgootroeien en badkuiproeien) ontwikkelden vanaf dat moment zich in gescheiden werelden: met andere boten, ander water, andere regels, en andere omgangsvormen.    

Het vlakwaterroeien ontwikkelde zich in een klimaat dat verbonden was met het studentenleven. Het roeien in grote werkboten ontwikkelde zich vooral her en der lokaal en op de zeevaartscholen, als verplicht onderdeel van de opleiding. De groei en ontwikkeling van beide sportvormen – inmiddels is 2/3 van de KNRB-roeiers geen student en sloeproeien kan in meer plaatsen worden gedaan dan rolbankroeien – verandert daar niets aan: we roeien in gescheiden werelden.

Maar dan komt daar coastal. Coastal ontpopt zich als nieuwe sport, die ons even logisch als onvermijdelijk verbindt. De vlakwaterroeiers die een verzetje op open water zoeken, de sloeproeiers die eens wat sneller willen varen, stappen, ieder vanuit de eigen sportomgeving, in deze ontwikkeling. Bij de nieuwe coastal initiatieven in Harderwijk, Katwijk en Scheveningen zien we het: vlakwater- en vastebankroeiers treffen elkaar op ledenavonden of in de haven. Bij de deelnemers aan de Talisker Whiskey Atlantic Challenge die nu op zee zijn, zien we het ook: Mark en Kai, de Atlantic Dutchesses en Dutchess of the Sea zijn leden van verschillende verenigingen, vanuit verschillende disciplines. Het zijn sloeproeiers én rolbankroeiers en nu samen in één boot op weg om de oceaan over te steken.

Samen in één boot, als oude vrienden die elkaar weer ontmoeten: ‘waar was je zo lang.’ Toch wel een mooie verbroederingsgedachte op deze 2e kerstdag.

Coastalroeien is eigenlijk een soort kerststal-roeien.
Fijne dagen!


Hollands glorie via yellow brick

Door Kees Verweel | 19 december 2020

Kees Verweel (1963), actief sloeproeier sinds 1980. Woont met Silke aan de Oosterschelde in Kattendijke (Zeeland). Drie volwassen kinderen. Initiator en beheerder van www.sloeproeien.nl. Bij diverse verenigingen geroeid, eind 2019 medeoprichter van de nieuwe club Sloeproeien Zeeland waar we in de 6-riemer Seelandia roeien. Lees alle bijdragen van Kees Verweel hier.


De lockdownregels zorgen ervoor dat je redelijk aan huis gekluisterd bent, en afgelopen week heb ik gemerkt dat ik wellicht mede hierdoor nogal verslingerd ben geraakt aan Yellow Brick Tracking, en dan vooral de versie via je browser.
Hoe moet dat zo’n 40 jaar geleden zijn geweest? Oceaanroeiers hadden geen grote kortegolfzenders aan boord. Communicatie via de satelliet kon in die tijd nog niet, uitsluitend zo nu en dan een éénrichtingverkeer positie fix van SatNav wat toen al – in afwachting van het nieuwe GPS-netwerk – forse perioden van ‘no fix’ liet zien, en de fix die je ontving verscheen niet keurig op een schermpje zoals nu, dus de roei(st)ers van toen moesten dan ook nog eens op een papieren kaart hun positie plotten. Dus na vertrek was het vooral een hele lange tijd heel stil voor het thuisfront. Wekenlang wachten op een teken van leven, en je afvragen hoe ver ze zouden zijn en welk weer ze onderweg hadden.
En kijk nu! Via Yellow Brick kun je nagenoeg live de Talisker Whisky Atlantic Challenge 2020 volgen! Meerdere malen per etmaal ontvangen we een update van de posities, met automatisch de stand in het klassement en een update van de ETA (het verwachte finishtijdstip) berekening. Verder kunnen we wind, stroming, luchtdruk, bewolking, regen en golven zien, echt prachtig hoe de huidige technieken alles op je scherm toveren! Je kunt zelfs de afstanden tussen de verschillende boten plotten. En als je niet achter een tablet of pc zit is er nog de YB Race app waar – met iets minder informatie over stroming, luchtdruk etc – de challenge ook uitstekend is te volgen. En als je dan ook nog de diverse socialmediakanalen volgt, zie je regelmatig foto’s of filmpjes binnenrollen rechtstreeks vanaf de oceaan. Foto’s van de roei(st)ers en de machtige oceaan, maar ook filmpjes van een school dolfijnen onder een roeiboot, echt schitterend! Dus ik kom deze vreemde kerstdagen en laatste week van 2020 wel door, no problem!

Onze Nederlandse teams doen het overigens heel erg goed op de oceaan. De 2 mannen van Row4Cancer liggen na bijna 8 dagen sinds de start vanaf dag één op kop, zowel overall als 1e van de duo’s en 1e van de open klasse, echt een prachtprestatie! Ze hebben er inmiddels bijna 700 zeemijlen (bijna 1.300 km) opzitten in een week tijd. Ze liggen bijna 50 zeemijlen voor op nummer 2. En dan de Atlantic Dutchesses: deze 4 dames liggen al dagen op een prachtige 6e positie overall, zijn 5e in de ‘fours’ en 5e in de race klasse, met alleen maar herenteams voor zich, oftewel ze liggen van de damesboten in de 1e positie, een topprestatie! Het derde Nederlandse team, de Dutchess of the Sea, liggen momenteel 12e overal en 9e in de ‘fours’. Ze zijn de afgelopen week vanaf een 17e plek overall opgeklommen naar deze 12e positie. Van de dames liggen ze 3e en kruipen ze langzaam naar voren. Wat een Hollands Glorie! Via sloeproeienNL geef ik regelmatig een update!

Rest mij om iedereen via deze weg alvast fijne Kerstdagen en een gezond nieuwjaar toe te wensen! Mijn volgende blog volgt op 2 januari 2021…


De echte verandering III: een complete sport

Een serietje over licht en coastal

Door Feike Tibben | 19 december 2020

Feike Tibben is bestuurslid van de Koninklijke Nederlandsche Roeibond, met als portefeuille sportontwikkeling. Lees alle bijdragen van Feike hier.


Onder roeiers maar al te populair: ‘Licht roeien is als basketballen voor kleine mensen’. Oftewel: ‘We kijken er wat ginnegappend naar, maar je moet het niet al te serieus nemen. Het échte roeien is een sport van grote, zware mannen en vrouwen. De rest: Spielerei.’

Natuurlijk zit er een zekere lichtheid in die spot en moeten we dat niet al te serieus nemen. Maar toch… het stoort me toch ook. We zeggen toch ook niet dat Usain Bolt, king of sprint, een marathonloper is zonder uithoudingsvermogen. Of dat Eliud Kipchoge, wereldrecordhouder op de marathon, een lousy atleet is omdat ‘ie maar niet op gang komt. Of dat Roy van de Berg met z’n 75 cm om die reden een betere wielrenner is dan skinny Tadej Pogačar.
De compleetheid van het roeien toont zich in het grote aantal nummers. Skiff, dubbel, quadrupel, octet, boord, scull. (‘Waar kijk ik naar’, vroeg een bekende hockeyster me op de Holland Beker, ‘de heren waren toch net al?’) Behalve het grote aantal nummers is het voor de rest eenheid wat de klok slaat: iedereen vaart de standaard 2000 meter. Allemaal 2000 meter, met als enige verschil het type boot.

Als een schaatstoernooi voor schaatsers die allemaal 1500 m schaatsen: een groep op houtjes, een andere op vaste noren, een derde groep op klapschaatsen, en een vierde keer in een groepje kop-over-kop. Of de atletiek met maar één afstand: een keer voor iedereen op blote voeten, een keer voor mensen met gympen, en één voor trotse vaporfly-eigenaren.
Kijkend naar bijvoorbeeld atletiek, wielrennen en schaatsen in vergelijking tot roeien, dan hebben die andere prestatiesporten een grotere variatie: van sprint tot marathon, van 200 meter met vliegende start tot Tour de France of van 500 meter tot 10 km of 50 rondjes massastart. Dezelfde sport, maar met variëteiten die een ander fysiek vragen. Daar hebben we geen discussie of lang, kort of licht, zwaar: je zoekt het nummer waar je fysiek het best tot z’n recht komt en gaat excelleren.

En ik weet niet hoe het jullie vergaat, maar het meest interessant vind ik de afstanden waar specialisten uit verschillende disciplines de degens kruisen: de 200 meter waar sprinters en 400 meter-lopers elkaar treffen of de 1000 meter schaatsen waar een snelstartende sprinter stervend vooruit probeert te blijven voor de sluipend naderende 1500 meterspecialist. De Giro met klimmers versus tijdrijders.

Het bruggetje naar het roeien is snel gemaakt: met het coastal roeien voegen we meer toe dan alleen ander water, meer dan alleen een mixed nummer. ‘Als de afstand langer wordt, heb je minder aan lengte en kracht. Dan gaan andere fysiologische variabelen een rol spelen. Als het op uithoudingsvermogen aankomt, zijn kleinere, lichtere mensen in het voordeel’, stelt Hessel Evertse in de Roei! van oktober 2020. Kijk aan!

Met coastalroeien wordt het echte roeien, het gewone roeien uitgebreid. We gaan op weg naar het complete roeien. De lichte roeiers: de klimgeiten van de roeisport. Dansend op de golven.


Beter opletten

OProeien toen – 20

Door Jan Op | 16 december 2020

Ik, Jan Op den Velde, 89 jaar, roeide voor Laga in de periode 1950-1954. De omstandigheden uit die jaren schets ik graag.
Vanaf OProeien toen – 1 is het een doorlopend verhaal. Via deze link vind je ze allemaal.


Niet dat het roeien van de Head onbelangrijk is maar eigenlijk begint het “echte” roeien erna.

Ik noemde het al “slavenarbeid”. Maar, in tegenstelling tot het thans gangbare, vinden wij het aanvaardbaar. Of eigenlijk zien we uit naar de volgende inspanning en alles wat we te leren krijgen. Voor de afstammelingen van de Jonge Acht is al een bodem gelegd die aardig in de buurt komt van Jo’s ideeën. Voor de andere vier maten is het omschakelen. Toch vormen we al snel een eenheid, hongerig naar het opvreten van tegenstanders.

Nog wat achtergrond. De dagelijkse inspanning: bakken, tubben en varen maakt enige ontspanning nodig. En daar komt het studeren nauwelijks voor in aanmerking. Toch is dat een onderwerp waar elke coach op let. Als studieresultaten uitblijven is de kans groot dat de Minister van Oorlog je inlijft. En is de ploeg een man kwijt.

De ontspanning vindt dan ook in de avond plaats. Na het nuttigen van extra versterkend voedsel bestaande uit veel aardappels of rijst, een wat groter stukje vlees van matige afmetingen en groenten uit de kassen van de buren: (Westland). De beroemde “Lagatafel”.

De “ploeggeest” speelt een grote rol. De tweede voorstelling in de bioscoop versterkt deze. De voorste rij is favoriet. De benen kunnen gestrekt steunen op het podium waarop het doek staat. Die tweede voorstelling is even na elven afgelopen. Dat is te laat om nog op tijd in bed te liggen. Enige heren met een dikke das om vertrekken zonder te weten of “het wel goed afloopt”.

Behalve in de 8 roeien we ook in twee vieren: De Oude Vier en de Jonge Vier. De Varsity nadert. Op Oud-ledendag: voorroeien van de Ouderen. Deze keer zijn wij de tegenstanders.

Start bij de Hoornbrug in Rijswijk. De president is de starter. Ik zit op slag in de Jonge Vier. Voor het eerst aan een start. Even voor het commando “start” klinkt vertrekt de Oude Vier. Dat verrast mij. Onmiddellijk er achteraan. We lopen een beetje in, maar we komen toch te laat. Zij hebben de eer gered. Ik zal voortaan beter opletten.


Bijlagen bij Roei! 41 | december 2020

Roei! 41 pagina 6-11

Eetstoornissen liggen op de loer

Het op pagina 10 aangehaalde artikel over RED-S vind je hier: IOC consensus statement on relative energy deficiency in sport (RED-S).


Roei! 41 pagina 49-51

Wat aten zij?

We vroegen drie olympische roeiers uit verschillende tijdvakken naar voeding en eetgewoonten in hun tijd. Hieronder hun volledige bijdragen.

Jan Op den Velde

Olympische Spelen 1952

© Merijn Soeters – www.merijnsoeters.com

Het verschil tussen “TOEN” en “NU” is dermate groot dat een beschrijving van “TOEN” nodig is om te begrijpen dat wij het “TOEN” niet moeten hebben van speciale voeding om blik te trekken.

“Supermarkt” is een onbekend begrip. Als er al koelcellen bestaan zijn die dermate klein dat ze niet geschikt zijn om voedsel voor langere tijd op te slaan. Koelkasten zijn mogelijk al uitgevonden maar dan is 99,99% van de huishoudens ervan verstoken. Import van voedsel? Misschien sinaasappels en mandarijnen uit Spanje (een dure lekkernij die rond sinterklaas hier en daar aan kinderen wordt uitgedeeld). Groenten en fruit zijn alleen te koop in de periode dat ze worden geoogst. Kassen zijn wel in gebruik. Sporadisch en klein. In het Westland in opkomst.

Sommige huishoudens zijn uitgerust met een “Weck”-ketel met bijbehorende glazen potten. Omdat er in de periode van de oogst een overvloed aan fruit op de markt komt wordt in veel huishoudens dat fruit “ingemaakt” (eerst geschild, een klus waarbij wij als kinderen worden ingeschakeld). Dat gaat in de potten die met een rubberen ring en deksel worden afgedekt. De potten gaan in de ketel, water erbij en dan koken. Na te zijn afgekoeld zijn de potten hermetisch afgesloten en klaar om (in de kelder) te worden opgeslagen. En daarna verschijnt de inhoud af en toe op het menu. Dit proces geldt ook voor groenten. Aardappelen houden het lang vol in een koele kelder.  Er zijn meerdere manieren om voedsel op te slaan. Denk bijvoorbeeld aan zuurkool.

Behalve de sinaasappels en mandarijnen in het najaar komen eigenlijk geen andere soorten fruit zoals druiven op de markt. Denk ook aan de beperkte mogelijkheden van transport. Weinig en kleine, minder snelle vrachtwagens. Wegen met niet meer dan twee rijstroken. Als er bijvoorbeeld sinaasappels uit Spanje worden gehaald doet men daar een paar dagen over. ’s Nachts rijden komt weinig voor. Weinig of schaars verlichte wegen bijvoorbeeld.

Hoewel ik meer details zou kunnen noemen neem ik aan dat het duidelijk is dat het Nederland van TOEN er totaal anders uitziet dan dat van NU.

Bij aankomst in Delft leveren we onze voedselbonnen voor boter en vlees in op de Sociëteit. We “dineren” daar dagelijks met veel aardappelen en groenten en een klein stukje vlees. Er is weinig variatie omdat de bronnen daarvoor ontbreken.

Dat er toch aan speciale voeding voor wedstrijdroeiers wordt gedacht is gebaseerd op het idee dat grotere porties van de dagelijkse gerechten krachtpatsers oplevert. Aldus wordt na de intrainingsborrel – om het roeiseizoen in te luiden – roken en alcohol verboden en de Lagatafel ingesteld. Alleen voor wedstrijdroeiers dus. Tegen een dubbeltje (10 cent) meer dan  een “gewoon” diner (ƒ1.10). Dezelfde ingrediënten, maar grotere hoeveelheden, worden op tafel gezet. Veel schalen vol. En wat nog meer opvalt is het iets grotere stukje vlees.

In ons huis ontbijten en lunchen wij. Nu we in training zijn combineren we dat niet meer.

Na 2 maanden trainen: de Head begin april als eerste wedstrijd. Speciale voeding? Nee; ”eten wat de pot schaft”.

Nico Rienks

Olympische Spelen 1988 t/m 2000

© Merijn Soeters – www.merijnsoeters.com

Uiteraard hielden wij ons in aanloop naar Atlanta ’96 bezig met voeding! Er werden bij ons bloedbepalingen gedaan om eventuele tekorten op te sporen en zo nodig aan te vullen. In aanloop naar de Spelen in Seoul 1988 ook al, trouwens. Eigenlijk werd ik gedurende mijn gehele roeicarrière wel begeleid door voedingsdeskundigen. Als jeugdroeiertje moest ik al bijhouden wat ik at. Na verloop van tijd wordt gezond eten en een goede afstemming op de dagelijkse behoefte volstrekt normaal. Volgens mij is eigenlijk vandaag de dag nog steeds zo bij ons thuis.  

In de aanloop naar Atlanta werden er voor ons roeiers na de ochtendtraining lunches bereid. In de ruimte rechts van de loodsen, waar momenteel een kantoortje zit. Roeiers van Okeanos deden dat voor ons. Met gezonde broodjes en drankjes konden we na de training de voedingsstoffen meteen weer aanvullen.

Een deel van onze progressie op het water in 1996 boekten we door gemiddeld 2 kg af te vallen. Dat hadden we zo met elkaar afgesproken. We gingen zelfs helemaal naar Maastricht om in een waterbad heel exact ieders lichaamsvetpercentage te laten bepalen. Het is rondom de Olympische Spelen bij mijn weten eigenlijk nooit echt gecontroleerd, maar ik geloof wel dat de meesten zich aan de afspraak hielden. 

Voor mezelf had ik redelijk uitgedokterd op welke maaltijd ik naar mijn idee het beste kon presteren. Een dergelijke maaltijd probeerde ik ook altijd ’s avonds voor alle belangrijke finales in elkaar te flansen. Ook in Seoul 1988 al. En in het hotel in Atlanta waar we tijdens het roeitoernooi zaten. Eigenlijk at ik altijd stamppot op de avond voorafgaand aan deze wedstrijden. Gestampte aardappels met andijvie of iets wat daar op leek. Zo veel als ik op kon. Dan had ik het idee dat ik de dag van de wedstrijd zelf niet veel meer hoefde te eten. Omdat op de dag van de finale het eten vanwege de zenuwen altijd moeizaam ging. Noem het bijgeloof, maar voor mij werkte het zeker!

Inge Janssen

Olympische Spelen 2012 t/m nu

© Merijn Soeters – www.merijnsoeters.com

Voeding is iets waar je als topsporter elke dag mee bezig bent, en wat van grote invloed kan zijn op je trainingen, herstel en voortgang. Door de jaren heen heb ik hierover steeds meer geleerd en is er veel routine geworden in mijn dagelijkse leven. Daardoor ben je gelukkig niet bij elke maaltijd of bij elke hap bezig met wat je eet, daar zou ik echt ongelukkig van worden. Wat het de afgelopen jaren heel veel makkelijker maakt is de komst van de topsportkeuken op het OTC. Hierdoor staat er altijd eten klaar na je trainingen en leer je als (beginnende) roeier wat voor soort eten goed voor je is en niet. 

Verdere begeleiding is vanuit de bond, CTO Amsterdam en NOC*NSF altijd beschikbaar, en je kunt hier zelf of op advies van je arts of coach altijd terecht. Maar je moet uiteindelijk zelf deze stappen ondernemen. 

Toen ik begon met studeren at ik heel onregelmatig en had ik niet een hele gezonde relatie met voeding. Roeien heeft mij meteen geholpen om regelmatiger te gaan eten, maar ik ben mij pas gaan verdiepen in voeding toen ik vegetariër werd, zo’n 10 jaar geleden. Ik kreeg zo vaak te horen dat het onmogelijk is om hard te roeien zonder vlees te eten, dat ik me er extra goed in heb verdiept. Intussen is een vegetarisch dieet meer geaccepteerd, maar alsnog denk ik dat een hoop vegetarische topsporters bewuster omgaan met hun voeding dan sporters die vlees eten.

In de jaren daarop kwam ik bij het nationaal team en heb ik die zoektocht stapje voor stapje doorgevoerd. Je krijgt ook steeds meer houvast om te checken of wat je doet goed is. Zo laten we tweemaal per jaar het bloedbeeld bepalen, meten we af en toe vetpercentages en houdt je je gewicht beter bij. Daarbij zoek je zelf dingen uit, maar krijg je soms ook hulp van voedingsdeskundigen. Het effect hiervan was soms wisselend, omdat niet elke voedingsdeskundige echt snapt hoe wij trainen en wat we verbranden. Zo schrikken zij zelfs soms van hoeveel calorieën wij op een dag eten. Pas drie jaar terug heb ik echt met een expert kunnen kijken op basis van trainingsdata, VO2max, vetpercentage en voedingspatronen hoeveel ik nou echt verbruik op verschillende trainingsdagen. Toen hoorde ik voor het eerst dat ik sommige dagen eerder te weinig at dan teveel.

Soms is veel eten wel een uitdaging, maar over het algemeen is het heerlijk dat het weinig kwaad kan om nu en dan appeltaart te eten, sterker nog, soms moet het wel om aan je calorieën en vetten te komen. Deze reserves heb ik bepaalde zware trainingsperiodes nodig om met voldoende energie en blessurevrij door te komen. Maar dit soort processen zijn per atleet en lichaamssamenstelling heel erg verschillend.

Rondom wedstrijddagen is het met name een kwestie van niet teveel of te weinig eten. De races zijn vaak op onhandige tijden, waardoor je niet af moet gaan op normale ontbijt- of lunchtijden. Zelf zorg ik dat ik rondom wedstrijden altijd zelf eten bij me heb voor het geval het eten in het hotel of de baan niet geschikt of beschikbaar is. Als vegetariër is dit van extra belang. Zo heb ik altijd kwark, Hüttenkäse en havermout bij me. Op de dag van een wedstrijd eet ik in de uren ervoor vaak alleen maar havermout met banaan, een goede bodem, maar wel licht verteerbaar. Dat bakje neem ik dan de hele dag mee, heb ik vlak voor een race honger, dan kan ik altijd nog wat happen nemen. En dan ben je meteen verzekerd van voeding na je race.

Op trainingsdagen ontbijt ik met havermout, banaan, noten en pindakaas. Na de trainingen drink ik een eitwitshake of chocolademelk en eten we de herstelproducten van de keuken. Maar vaak eet ik dan later ook nog een lunch, dit is vaak brood met ei, huttenkase of pindakaas. Of eten wat over is van de dag ervoor. ’s Avonds kan het van alles zijn, als er maar genoeg koolhydraten in zitten, veel groenten en eiwitbron. Als vega ben ik dol op tofu en tempeh, maar eet ik ook veel linzen, bonen of de meer kant en klare vleesvervangers. Vlak voordat ik ga slapen eet ik vaak nog kwark met muesli, pindakaas en chocoladevlokken. De hoeveelheden koolhydraten pas je aan aan de trainingsomvang van de volgende dag.

Daarnaast eet ik ook geregeld een taart, chocola of chips. Maar ik probeer dit niet standaard in huis te hebben, want ik heb een behoorlijke bodemdrang.


Harlingen – Terschelling alleen voor mannen

Door Kees Verweel | 12 december 2020

Kees Verweel (1963), actief sloeproeier sinds 1980. Woont met Silke aan de Oosterschelde in Kattendijke (Zeeland). Drie volwassen kinderen. Initiator en beheerder van www.sloeproeien.nl. Bij diverse verenigingen geroeid, eind 2019 medeoprichter van de nieuwe club Sloeproeien Zeeland waar we in de 6-riemer Seelandia roeien. Lees alle bijdragen van Kees Verweel hier.


Vandaag is de start van de Talisker Whisky Atlantic Challenge 2020. En acht Nederlandse dames staan op het punt om Hollandse geschiedenis te schrijven.
Op de Wall of Fame van Nederlandse oceaanroeiers prijken nog geen dames. Terwijl er in de jaren ’70 en ’80 al regelmatig dames oceaanroeitochten volbrachten liepen wij op onze school begin jaren ’80 nog tegen seksediscriminatie aan op Terschelling. Tijdens mijn eerste studiejaar – in 1982 – wilden de dames van school zich inschrijven voor de Harlingen-Terschelling race, en een ploeg dames uit Harlingen had hetzelfde bedacht en ook al wekenlang getraind voor deze uitdaging. Er waren in die tijd nog geen inschrijfvoorwaarden, iedereen kon zich dus opgeven.
Maar helaas voor de dames…. De organisatie vond het alles behalve verantwoord om dames toe te laten tot deze race, en voerde diverse argumenten aan om dit te onderbouwen; de kans op moeilijkheden onderweg zou voor dames te groot zijn. Er mocht geen tijdverschil met de heren ontstaan. De (6-riems) damesploegen roeiden in een onverantwoord kleine sloep en de deelnemers moesten de tocht kunnen volbrengen. Dus men nam aan dat een damesploeg de tocht niet zou kunnen volbrengen. Bij ons in de klas kwam dokter Smid van Terschelling uitleggen waarom onze dames echt niet mee mochten doen. Kortom, de HT was alleen voor mannen!
Onze zeevaartschooldames hadden geen keuze en moesten van de plannen afzien. De dames in Harlingen namen hier geen genoegen mee, en besloten buiten mededinging mee te gaan doen, niemand kon ze verbieden om een half uurtje voor de eerste start zelf in hun sloep naar Terschelling te gaan roeien. Ze volbrachten deze HT in 4,5 uur en bewezen hiermee dat de tocht wel degelijk door dames geroeid kon worden!
Gezien deze mooie prestatie werden de Harlinger dames ‘buiten mededinging’ opgenomen in de officiële uitslag. De organisatie kon nu geen damesploegen meer weigeren, dus in 1983 deden drie damesploegen officieel mee, allemaal in zesriems sloepen. Tijdens de HT van 2019 waren van de 140 deelnemende sloep maar liefst 39 damesteams! Je kunt je toch nauwelijks meer voorstellen dat bovenstaande nog zo kort geleden de praktijk was! En zo blijkt gelukkig dat roeien echt voor iedereen – jong / oud / dames / heren – geschikt is, ongeacht hoe lang of hoe zwaar een race is! Terwijl ik dit schrijf tikken de laatste drie uurtjes voor de start weg, en beginnen straks acht Nederlandse dames aan hun 4800 km lange roeitocht, hoe gaaf is dat!
En hoe gaaf is het dat dankzij alle moderne middelen deze oversteek live is te volgen. Ik ga ervan genieten.


Koning bezoekt Willem III

11 december – Koning Willem-Alexander heeft vanmiddag de roeivereniging Willem III bezocht. Het bezoek was vooral gericht op het sporten binnen de coronabeperkingen. Roei! was erbij.

KNRB-voorzitter Rutger Arisz en Willem III-voorzitter Gerrit Blom traden op als gastheren. De anderhalvemeterproblematiek demonstreerden ze aan de hand van de vier Amalia: 1 meter 35 is minder dan 1 meter 50. Dus geen ploegen op het water.

© Merijn Soeters – www.merijnsoeters.com

Daarom zitten de roeiers hooguit – in het geval van uit één huishouden – in een tweetje. Dat skiffs lastig zijn voor veel roeiers en bij het koude winterwater zelfs gevaarlijk kunnen zijn, vertelden zowel de rondleiders als Fien van Westreenen bij haar skiff.

© Merijn Soeters – www.merijnsoeters.com

Willem III heeft een bloeiende groep wherryroeiers. Rogier Klop roeide in zijn single scheehouten wherrry Ral met negentiger Kortlever op stuur naar het vlot en zij bevestigden dat het prettig is in een stabiele boot te varen.

© Merijn Soeters – www.merijnsoeters.com

Afsluiting van het bezoek was een sport-breed rondetafelgesprek met naast Arisz en Blom de voorzitters Jannemieke ter Horst van De Hoop, Lucas Bollen van Nereus, Fleur Kleiburg van de studentenroeifederatie NSRF, Anneke van Zanen van NOC*NSF en een vertegenwoordiger van de Federatie voor Gezondheid NPHF.
De drie roeivoorzitters waren eensluidend. De jeugd kan gelukkig nog roeien, maar vanaf 18 jaar niet of nauwelijks. ‘De studenten beginnen het perspectief te missen’ aldus Bollen. Ter Horst: ‘Het sociale aspect ontbreekt nu, de gezelligheid achteraf is belangrijk voor de leden, bij de koffie’. Bollen voegde toe dat er nu een honderd procent opkomst is voor de schoonmaak, iets wat pre corona ondenkbaar was: het is een sociaal moment.
Van Zanen benadrukte dat het niet goed gaat met het bewegen. Door de beperkingen is 35% van de bevolking minder gaan sporten – vooral in de leeftijd 30-50. Daardoor zijn de Nederlanders in totaal 50 miljoen kilo aangekomen, dat moet er weer allemaal vanaf. En het leidt allicht tot meer hart- en vaatziekten en diabetes. Ook is er een groep juist meer gaan sporten, dat zijn vooral ouderen.
Het regenachtige bezoek verliep vlekkeloos, en was ondanks het relaxte rondetafelgesprek op schema afgelopen.

© Merijn Soeters – www.merijnsoeters.com

De echte verandering II: mixed-feelings

Door Feike Tibben | 11 december 2020

Feike Tibben is bestuurslid van de Koninklijke Nederlandsche Roeibond, met als portefeuille sportontwikkeling. Lees alle bijdragen van Feike hier.


Ken je die mop van die twee die naar <vul  maar in> gingen? Die gingen niet. Zo’n week was het voor de olympiërs: de veranderingen van Parijs 2024, jaren besproken, zorgvuldig voorbereid… ze kwamen er niet. Het IOC nam geen van de 41(!) door de sectorale bonden voorgestelde wijzigingen over, maar veegde ze allemaal van tafel. De reden: kostenbeheersing.

Minder events, minder atleten. Parijs 2024 wordt een beetje Olympics light. Zij we daarmee terug bij af?  Is de vernieuwing voorbij? Zeker niet. Het IOC ziet als focus: reduce cost & complexity, promote sustainability, innovation with a youth focus and gender balance.

Tekst gaat door onder de afbeelding

Gender balance. ‘Makkie’ zul je zeggen, ‘met een ongeveer 50/50-man/vrouw-verdeling in ledenaantallen, met een exacte 50/50-verdeling in sportnummers, scoren we met onze roeisport bijzonder goed. Nog even zorgen dat er vaker een vrouwennummer het slot-event vormt van het toernooi en we zijn klaar met die balance.’

Ik denk niet dat we wegkomen met zulke zelfgenoegzaamheid. Wie goed leest ziet dat IOC ook steeds meer inzet op mixed sporten. In Parijs zijn er al 22 mixed-events, 4 meer dan in Tokio en 4 jaar later in LA zal het aantal weer meer gegroeid zijn. Je mag aannemen dat wij er dan ook bij zijn met het nummer mixed-coastal. De beslissing die voorlag voor Parijs 2024 wordt immers verschoven naar LA 2028.
Mixed-sporten: je ziet het pas als je het doorhebt. Skiën, biathlon, curling, kunstschaatsen, rodelen, en natuurlijk de mixed dubbels in badminton en tennis. Ook het schaatsen kent sinds kort mixed sporten: de mixed gender relay op shorttrack en lange baan.

Ik weet niet hoe het jullie vergaat, ik zie best wel veel gemixte teams op verenigingen, maar nooit als het om het eggie gaat. Dan vinden we het al heel vernieuwend als er een vrouw een mannenploeg stuurt. Bijzonder dat dat nog zo gesegregeerd is. Het zal iets met traditie of gewoonte zijn. Bij de nieuwere roeivormen wordt er volop gemixt: in het sloeproeien, bij de roeimarathons, en ook dus op coastal wedstrijden.

Bijzonder dat de discussies over coastal roeien in vergelijking met het gewone roeien nooit ingaan op het mixed, terwijl dat toch écht ook een vernieuwing is. Vinden we het al heel gewoon of zien we het als een niche die we maar moeten negeren? Ik hoop het eerste. Het is een mooie ontwikkeling op weg naar gender equality & gender balance.

Meer mixen: prima. En om ‘m helemaal af te maken: laten we ook gelijk de term ‘knuffeldubbel’ overboord gooien voor het mixed roeien. Je snapt wel waarom.. Het is niet voor niets vandaag paarse vrijdag.


Uit en in de Acht

OProeien toen – 19

Door Jan Op | 8 december 2020

Ik, Jan Op den Velde, 89 jaar, roeide voor Laga in de periode 1950-1954. De omstandigheden uit die jaren schets ik graag.
Vanaf OProeien toen – 1 is het een doorlopend verhaal. Via deze link vind je ze allemaal.


De slidings worden verlengd. Meer “been”. Dat kan best want de gemiddelde lengte van de bemanningen is ettelijke centimeters gestegen. Hoewel dat niet staat vermeld bij de inschrijving (de individuele gewichten wel) is dit nu naar schatting ongeveer 1,78 m. Het gewicht is gemiddeld per persoon 78 tot 81 kilo.

De roeiwereld van 1951 begint voor mij met een enorme klap. De eerste bijeenkomst in het nieuwe jaar kom ik niet meer voor in de Oude Acht. Ik blijk op slag te zitten in een 8 met onverbeterbare enthousiaste mannen die zich wederom hebben aangemeld. Het Bestuur en de Verenigde Coaches voelen zich gedwongen deze mannen nog eens een stukje (Head) te laten roeien. Ik word aan het hoofd gezet om deze ploeg naar de overwinning te leiden.

Zo gaat dat. Zonder enige melding vooraf worden ploegen gevormd en dat heb je maar te slikken. Alleen beter halen-maken levert promotie op. Kan mijn vervanger dat beter? Mijn ego is tot in mijn sokken gedaald. Slechts een overwinning op de Head kan mij misschien nog redden. Dat zal een onmogelijke opgave zijn.

Een recordaantal ploegen van 24 neemt deel, met 5 ploegen in de eerste divisie. De herinnering aan de zwarte periode tot de Head 1951 is geheel verdrongen en uit mijn geheugen gewist.

Behalve een speciale gebeurtenis tijdens onze opleiding: commando’s van de coach gaan via de “stuur” naar de roeiers. “Ogen dicht, stuurman”. Ik zit op slag en tot mijn grote verbazing doet de neef van een bekende schilder met één oor braaf zijn ogen dicht. Vlak voor de bocht. Ik moet deze veel-oudere-jaars onmiddellijk tot de orde roepen.

 We staan weer voor het altaar de maandag erna. De hogepriester voert het woord en spreekt zijn vervloeking uit over de resultaten. Het noemen van de namen begint.
Moet ik mijn oren geloven? Ik blijk terug op 4 in de Acht te zitten. Plotseling komt mijn ego opgelucht terug. Vele jaren later hoor ik dat is was “uitgeleend” om een zevental “aardige jongens” een leuke dag te bezorgen. ” Zo, nu ben je weer terug” zegt Jo na afloop. Terwijl mijn hart een ongekend hoog tempo slaat.

Roeien was/is slavenarbeid. Zonder morren doe je wat je wordt gezegd. Allemaal om niet te worden “uitgekotst” en om te voorkomen “het volgend jaar nog eens te mogen proberen”.


Aftellen voor 5000 km roeien

Door Kees Verweel | 5 december 2020

Kees Verweel (1963), actief sloeproeier sinds 1980. Woont met Silke aan de Oosterschelde in Kattendijke (Zeeland). Drie volwassen kinderen. Initiator en beheerder van www.sloeproeien.nl. Bij diverse verenigingen geroeid, eind 2019 medeoprichter van de nieuwe club Sloeproeien Zeeland waar we in de 6-riemer Seelandia roeien. Lees alle bijdragen van Kees Verweel hier.


Nu het sloeproeiseizoen echt in winterslaap is, verleg ik mijn focus naar La Gomera. Over precies een week start daar de 5000 km lange en zware Talisker Whisky Atlantic Challenge 2020. De 21 oceaanroeiboten met bijbehorende 55 deelnemers zijn inmiddels gearriveerd op het Canarische eiland, en iedereen is druk met de laatste voorbereidingen en vele controles en briefings.

  • Acht deelnemers gaan starten voor een solo oversteek.
  • Dan zijn er twee duo’s, waaronder het Nederlandse duo Mark Slats en Kai Wiedmer. Mark roeide in 2018 solo deze challenge, in een recordtijd van 30 dagen en 7 uren!
  • Er start één damestrio uit Engeland,
  • en er starten 10 ‘fours’ waaronder twee Nederlandse damesteams! De ‘Atlantic Dutchesses’ Iris Noordzij, Melissa Vooren, Renate de Backere en Marieke le Duc storten zich voor de eerste keer in dit ultieme roeiavontuur, evenals de ‘Dutchess of the Sea’  Astrid Janse, Bela Evers, Desiree Kranenburg en Remke van Kleij.

Van de in totaal 11 dames die meedoen aan deze editie dus maar liefst 8 uit Nederland, en van de 55 deelnemers totaal maar liefst 10 uit Nederland. Genoeg redenen dus om deze editie met extra belangstelling op de voet te gaan volgen. En voor sloeproeienNL heeft deze editie bovendien een extra tintje, want de helft van de Nederlandse deelneemsters is sloeproeister of heeft sloeproei-roots! Ik vraag me af hoe men zich daar nu voelt op La Gomera. De climax nadert na een 1-2 jaar lange en zware voorbereiding, na de onzekerheid of het allemaal wel door zou gaan in deze coronatijden, na de opluchting dat ondanks deze coronatijden de reis naar La Gomera is gelukt, voor boot en bemanning. Om dan nog zo’n twee weken af te tellen naar de start en kennis te maken met de andere deelnemers. Met dit kleine clubje van 55 personen aftellen tot het startschot. De spanning stijgt iedere dag!
Ik heb geen enkele referentie. De HT-race is ‘slechts’ 3-4 uren roeien van Harlingen naar Terschelling. Maar bij alle keren dat ik deze sloeproeirace roeide had ik een week voor de start al de nodige zenuwen. Vat ik geen kou komende week? En 300 keer per dag alle vindbare weersverwachtingen lezen! M’n roeispullen tig keer checken en de laatste nacht voor de HT slecht slapen omdat m’n lijf strak staat van de spanning, zeker bij edities waar de weersvoorspelling niet al te goed was. Allemaal voor een paar uurtjes roeien op de Waddenzee. Hoe moet dat dan voelen als je aftelt voor 5000 km roeien over de Atlantische oceaan!
Je weet vooraf dat je waarschijnlijk alle soorten weersomstandigheden voor je kiezen zult krijgen. Ik heb respect en bewondering voor de dames en heren die over een week het ruime sop kiezen, ongetwijfeld vol vragen over wat ze allemaal gaan meemaken, zeker voor de deelnemers die voor de eerste keer meedoen. De eerste dagen in het ritme komen van onafgebroken een aantal uren roeien afgewisseld met een aantal uren rust, iedere dag weer, 30-40 dagen lang. Je eigen fysieke en mentale grenzen verleggen, in een klein bootje op de oneindig grote en onvoorspelbare oceaan. Je onderweg gaan afvragen waarom je hier eigenlijk aan begonnen bent, en vechten tegen dat stemmetje dat om opgeven roept (daar heb ik tijdens diverse HT’s al last van gehad…) Je afvragen hoe lang het nog zal duren voordat er eindelijk land in zicht komt, om dan met nieuwe adrenaline het laatste stuk naar Antigua en Barbuda in de Caraïbische Zee te volbrengen. Om dan eindelijk, eindelijk over de finish te roeien, de ultieme climax! Ik zou denk ik rondstuiteren op La Gomera een week voor de start! Via sloeproeienNL gaan we de race, met name onze Nederlandse heldinnen en helden, op de voet volgen.

We wensen ze vanaf hier succes toe met de laatste voorbereidingen komende week, en zitten volgend weekend klaar om online de start te zien! Oja, onze sticker ‘IK ROEI SLOEP!’ reist mee met de Atlantic Dutchesses ?

Foto’s: Erik Baalbergen, Atlantic Dutchesses, Mark Slats