Mijn schip? Mienskip!

Door Feike Tibben | 10 juli 2020

Nu we langzaam van het voorjaar de zomer in duiken en we het nieuwe normaal, normaal gaan beschouwen, merk ik pas hoe schraal ik deze tijd vind. Eigenlijk had het voorjaar – in het noorden, ver van corona – ook wel iets knussigs. M’n kinderen waren bij mij in huis, we hadden aandacht en tijd voor elkaar, 24/7 een soort communityritme van opstaan, werken, eten, praten met elkaar. Op elkaar aangewezen zijn, beetje cocoonen. En het werk: op afstand. Dagenlang zoomen en teamsen, ook het bestuurswerk voor de bond was digitaal. Soms wel drie vergaderingen op een avond: klik er in, klik er uit, en hup weer in een andere. Vervreemdend ook, aan de ene kant heel close met je dierbaren en aan de andere kant werken in een soort virtuele wereld.. weird.

Nu we weer normaal kunnen roeien valt het abnormale me des te meer op. We reserveren boten, komen aangekleed en wel op de roeivereniging, stappen in, roeien, en gaan daarna weer weg. Focus op de sport. Geen geouwehoer onder de douche, geen nazit aan de bar, of hangen in de hoek..

Wat mis ik dat. En volgens mij ben ik niet de enige. Een roeivereniging is meer dan alleen een plaats om te sporten, ‘dan waren we wel een sportschool’, het is ook een plek waar je elkaar treft, waar je belang aan hecht dat t er is, waar je je voor inzet. Ik betrap me er op dat als je alleen maar roeit en niet elkaar treft, consumentisme op de loer ligt. ‘ze hebben het gras niet gemaaid, mijn boot is niet schoon.’

Voor de vernieuwde ‘Handleiding voor het oprichten van een roeivereniging’ – verschijnt in het najaar – hebben we een aantal oprichters van roeiverenigingen gesproken. Niet degenen die nu aan het roer staan, maar degenen die ooit het vuurtje hebben aangestoken. De durfals die zo maar uit het niets beginnen. Geen boten, geen leden, geen locatie en dan gewoon roepen: ‘Ik begin een sportvereniging’. Dan ben je een held. Vaak beginnen de gesprekken met die starters wat schuchter ‘waarom bel je me’, maar al snel komen herinneringen weer boven en worden ze onstuitbaar enthousiast. Alsof je het vuurtje van toen weer even aanblaast. Wat opvalt bij die pioniers? Het begint dat ze zelf willen sporten op het water. Sommigen komen helemaal niet uit de roeisport, maar het water trekt. Het begint met focus op de sport, de hardware: accommodatie, boten, roeiwater, etc.. Maar wat zie je ook? Al heel snel wordt er gebouwd aan de vereniging, aan de cultuur, het samenzijn, het besef dat je samen verder komt. ‘Koop zo snel mogelijk een koelkast en zet die helemaal vol’, zei één. Zo praktisch kan dat zijn.

Het woord vereniging komt natuurlijk van verenigen. ‘Samenvoegen’, volgens Van Dale. Een vereniging is geen bedrijf of instituut waar je klant bent, maar een gemeenschap van mensen met een gezamenlijk belang. Gemeenschap. In het fries: mienskip. Die mienskip, daar moet je aan werken. Dat is meer dan in een bootje stappen afdrogen en weer weg. Best lastig in deze tijd dus. Misschien vind ik het daarom extra leuk dat bijvoorbeeld Martin Paasman op de faceboekpagina marathonroeien iedere week herinneringen ophaalt aan een marathon die niet doorgaat, de Noordhollandtocht, de 24 uur van de Rotte, de IJsselmondetocht, elke week zijn we er toch een beetje bij. En wat geniet ik ook bijvoorbeeld van Gorinchemse roei-junioren die elke week maar weer in aanstekelijke beelden laten zien hoe ze op het water en met elkaar plezier hebben. Ik hoor van verenigingen met virtuele borrels,van spelletje, uitdagingen. Allemaal zaken om de mienskip actief en levend te houden. Trots ben ik op al die initiatieven die laten zien dat mienskip in de roeiwereld veel meer is dan ‘mijn schip’. Koester dat en hou vol. Roeien doe je samen.


Feike Tibben is bestuurslid van de Koninklijke Nederlandsche Roeibond, met als portefeuille sportontwikkeling. Zit in z’n derde sportleven, na atletiek en wielrennen. Roeide eerst bij Hemus in Amersfoort, nu bij ‘t Diep in Steenwijk. Praat meer over sport dan dat ie zelf op het water is.

Lees alle bijdragen van FeikeTibben hier.