Nieuwe leden zijn geen probleem, ze zijn de bron

Door Feike Tibben | 26 september 2021

Feike Tibben is bestuurslid van de Koninklijke Nederlandse Roeibond, met als portefeuille sportontwikkeling. Lees alle bijdragen – op persoonlijke titel – van Feike hier.


Afgelopen week was ik op de Driewerf, op bezoek bij de drie Utrechtse roeiverenigingen, Orca, Triton en Viking. Ik was daar nog niet zo vaak door de week en zeker niet in september. Wat een potje met pieren! In de gym, de kantines, de kleedkamers, de botenloodsen en op het water: overal roeiers! ‘blijft volle bak hè, tweeduizend roeiers bergen op één locatie’, legde ik één van de verenigingsmensen voor. ‘’Tweeduizend? Tsss, dit zijn de drukste weken. Ik denk dat we tegen de drieduizend roeiers zitten op dit moment’, overklaste hij me. Ik had ’t kunnen weten. De landelijke media schreven het al: ‘Studentenverenigingen zij ongekend populair’.

Waarom het studentenroeien zo populair is weten we wel: de combinatie van sporten en verenigingsleven, van indoor en outdoor (dat scheelt weer een sportschoolabonnement), de mogelijkheid om je de sport snel eigen te maken en succes te hebben.

Maar minstens zo interessant is: hoe doen ze dat? Hoe krijgen ze die giga-instroom ieder jaar weggezet? Want waar het de studentenverenigingen lukt om de instroommassa soepel te stroomlijnen zien we bij algemene verenigingen toch te vaak een ander beeld: een beeld van wachtlijsten, van een tekort aan coaches en tekort aan instructeurs. ‘We hebben over het algemeen een wachtlijst van zo’n 100 personen, tegen de tijd dat we die gaan bellen voor een nieuwe instructieronde blijken er 75 inmiddels een andere sport te hebben gekozen’, zei laatst een clubbestuurder tegen me. Het klonk wat beschuldigend naar de wachtlijstmensen. Alsof zij onvoldoende trouw waren aan de club waarvoor zij zich hadden aangemeld. Maar ja, wat kun je verwachten als de vereniging belangstellenden zo lang laat wachten. Als je in de winkel te lang moet wachten voor je aan de beurt bent, verkas je toch ook naar een andere rij?

Zouden we dat mechanisme kunnen doorbreken? Zouden algemene verenigingen kunnen leren van studentenroeiclubs?  Saskia Grootens van het Mulierinstituut heeft dit voor haar studie Sportbeleid en Management onderzocht[1]. En als ik haar onderzoek in mijn eigen woorden samenvat dan stelt ze dat het de kracht van de studentenverenigingen is dat nieuwe leden worden ontvangen als vertegenwoordigers van de vereniging van morgen, niet als bezoekers van de vereniging van vandaag. Of nog iets scherper: hoe beter nieuwe leden de rol van nieuwe cultuurdragers, kartrekkers en ambassadeurs van de vereniging krijgen, hoe meer ze blijven hangen en hoe beter de vereniging wordt.  Een interessante conclusie. Natuurlijk is het zo dat bij een studentenroeivereniging de omloopsnelheid veel hoger is dan bij een algemene vereniging en dus ook het belang van een tijdige opvolging veel groter is, maar ook bij een algemene vereniging is steeds meer sprake van een grotere dynamiek. Het gemiddelde verenigingslid is vandaag de dag echt korter verbonden aan de vereniging dan vroeger. 

Maar hoe doe je dat terwijl je tegelijkertijd de tradities, kwaliteit en cultuur óók wilt behouden zodat ook de bestaande leden zich thuis blijven voelen. Saskia geeft er in haar onderzoek vijf ingrediënten voor:

  1. Zorg dat nieuwe leden groepservaringen opdoen. Organiseer nieuwkomerswedstrijden, -borrels en gezamenlijke trainingsmomenten op de vereniging.
  2. Wijs een vaste mentor aan die nieuwelingen wegwijs maakt en op sleeptouw neemt.
  3. Leer nieuwkomers ook hoe de club werkt. Vertel over vrijwilligerswerk, botenonderhoud, afstellen, bestuur, of instructie en geef de nieuwelingen ook een plek hierin (geef ze ook snel positie en verantwoordelijkheid).  
  4. Neem 1 t/m 3 op in een vast nieuwkomersprogramma.
  5. Vraag feedback en evalueer.

Eerlijk gezegd weet ik niet of we het daarmee redden, of we daarmee bijvoorbeeld een tekort aan instructeurs in één keer kunnen oplossen. Maar het zien van nieuwe leden als ‘de nieuwe generatie’, of ‘de vereniging van morgen’ die zouden kunnen helpen met de uitdagingen van vandaag vind ik een interessante gedachte.

Hans Maarten van de Brink maakte in ‘Over het water’ ooit de vergelijking dat je een vereniging zou kunnen zien als een rivier: de loop verandert mondjesmaat en blijft vertrouwd en herkenbaar. Maar het water (de leden) ververst continu. Precies: nieuwe leden zijn geen probleem, ze zijn de bron.  


[1] ‘Organisatiesocialisatie in studentensportverenigingen. Een onderzoek naar bewuste en onbewuste inzet van socialisatietactieken binnen de studentensportverenigingen’, masterscriptie, Universiteit Utrecht.