Zuidplas-polderen: sport, natuur en waterberging botsen

Door Willem van Schelven | 29 september 2020

Willem van Schelven (1948) roeit wedstrijd vanaf zijn veertiende en gaat niet van die verslaving af komen. Coachte lange tijd, zowel junioren, senioren als Masters, van beginnelingen tot WK-gangers. Is lid van Poseidon, maar roeit ook vanuit huis op de Hollandse IJssel, en op de Willem-Alexander Baan. Is mede-oprichter en secretaris van SWMN, lid van de Commissie Wedstrijden van de KNRB, initiatiefnemer van de Dutch Masters Open en adviseur bij Waterline. Hoopt als trotse opa dat hij minstens één van de drie kleinkinderen later nog een keer een wedstrijd zal zien winnen.
Lees alle bijdragen van Willem van Schelven hier.


Iedereen kent ze wel, die grappen over ‘beleid’: “Is dit beleid, of is er over nagedacht?”
Of, iets meer sophisticated: “Iedere beleidsmaatregel kent onbedoelde neveneffecten”.

Ik moet er regelmatig aan deze wijsheden denken als ik in de boot zit op mijn thuisbasis: de Willem-Alexander Baan. Oorspronkelijk een initiatief van drie enthousiaste Rotterdamse roeiers, de ‘drie musketiers’ Katgerman, Boelen en Bernard. Met volharding, kunst en vliegwerk én een ‘meedenkende’ burgemeester lukte het hun om die baan voor elkaar te krijgen. De stad Rotterdam legde eenderde van het geld bij – want [top]sport is belangrijk. Het Hoogheemraadschap legde ook eenderde deel bij – want waterberging op dit diepste punt van ons land is belangrijk. En het Recreatieschap (provincie) eveneens – want er is een nijpend tekort aan recreatieve ruimte in de regio 010.  Een roeibaan dus, tegelijk waterberging, en ook nog recreatieruimte voor de omwonenden. Een win-win-winsituatie zogezegd.

Na de oplevering in 2013 werd de exploitatie van de roeiaccommodatie – het gebouw – de eerste jaren geregeld door een stichting waarin, niet verrassend, roeiers zitten. Chronisch geldgebrek verhinderde echter goed doorpakken. Een paar jaar geleden kwam er verandering in de situatie toen het Sportbedrijf Rotterdam, de verzelfstandigde afdeling sport van die stad, het beheer op zich nam. De KNRB speelde bij die verandering een op zijn minst stimulerende rol, want de Bosbaan raakt steeds meer overbelast en de wedstrijdkalender overvol.
Het Sportbedrijf Rotterdam pakte de zaak met verve aan. Het gebouw wordt goed onderhouden, gebreken worden aangepakt. Je kunt zien dat ze ervaring hebben met sporthallen en andere gebouwde voorzieningen. Het gebouw ligt er, vergeleken met veel accommodaties in den lande, tiptop bij.

Foto Willem van Schelven

Lastiger is het verhaal voor wat betreft datgene wat we als roeiers óók nodig hebben: het water. Het hele complex is in samenwerking met de FISA ontworpen, en zou voldoen aan olympische normen, maar al vanaf het begin moesten er hier en daar flinke scheuten water in de roeiwijn. Om maar wat te noemen: het water moest voldoen aan een ‘Brusselse’ norm. Héél schoon en arm aan ‘voedingsstoffen’, helder. En het werd niet zo diep als de oorspronkelijk gedachte 3 à 3,5 meter. Dat zou niet kunnen, want een aardgasleiding ter plekke – wat niet zo is, die ligt een stuk verderop. Bij oplevering was de waterdiepte nog wel zo’n 2,5 à 3 meter, maar dat is vervolgens steeds verder verlaagd, omdat de omringende ‘wetlands’ nét boven water moesten komen, als rust- en broedplaats van bijzondere watervogels. Om te voorkomen dat waterplanten zouden gaan woekeren, werd de bodem bedekt met een laag zand. En er werden waterplanten ingezaaid die alleen in horizontale richting groeien, ‘bodembedekkers’. Alles heel erg doordacht, door waterbeheerders, biologen en andere deskundologen.

Het pakt altijd anders uit. Zoals Bert Wagendorp schrijft in zijn column in De Volkskrant (28-9-2020): Wetenschappers schetsen scenario’s, maar de werkelijkheid laat zich niet scripten, de werkelijkheid “is een valse trekhond, die je kwispelend naar de keel vliegt.”

De beoogde bijzondere (en gewone) watervogels zijn er gekomen, op de wetlands van de WAB. Een paar honderdduizend. En vogelpoep – zo leerde ik op de middelbare school bij aardrijkskunde – is zo ongeveer de beste mest die je je denken kunt: ‘Ze schrapen het in Zuid-Amerika van de rotsen en verkopen het aan de boeren’. Het water van de WAB is allang niet meer ‘arm’ aan voedingsstoffen. Op dagen met weinig wind ligt er een stevige laag smurrie op de oppervlakte. En de waterplanten gedijen wél bij de ondiepte, want zonlicht tot op de bodem, en bij de meststoffen. Op verzoek van Sportbedrijf Rotterdam maait Staatsbosbeheer, na opdracht van het Recreatieschap, drie keer per jaar alle waterplanten uit. Grote bergen ‘compost’. Vier tot zes weken na het maaien groeit de zaak alweer tot aan de waterspiegel. Meer budget dan voor drie knipbeurten is er echter niet. Van half mei tot en met onze ‘Indian Summer’ ergens ver in oktober is het hommeles.

Een hoger waterpeil, inlaten van troebel ‘veenwater’ uit de Rottemeren, zo zijn nog wel een paar maatregelen te bedenken om het probleem aan te pakken. Maar de roeisport zit klem tussen een Brusselse norm (helder water), plus het idee dat de WAB óók een ‘natuurgebied’ moet zijn met ondiep water en wetlands en een mooie diverse fauna, plus de matige interesse van het Hoogheemraadschap als het gaat om de hoogte van het waterpeil. Beleid en ontwerpscenario’s leveren onbedoelde neveneffecten op, conflicterende beleidsdoelstellingen maken het nog een graadje erger in ‘de polder’.

Misschien tijd dat Rotterdam bij dat ‘polderen’ met de betrokken beheerpartners eens wat steviger met de sportvuist op de tafel slaat.

Vruchtbare compost na een maaibeurt | Foto Evelien Korving