Zuidplas-polderen: sport, natuur en waterberging botsen

Door Willem van Schelven | 29 september 2020

Willem van Schelven (1948) roeit wedstrijd vanaf zijn veertiende en gaat niet van die verslaving af komen. Coachte lange tijd, zowel junioren, senioren als Masters, van beginnelingen tot WK-gangers. Is lid van Poseidon, maar roeit ook vanuit huis op de Hollandse IJssel, en op de Willem-Alexander Baan. Is mede-oprichter en secretaris van SWMN, lid van de Commissie Wedstrijden van de KNRB, initiatiefnemer van de Dutch Masters Open en adviseur bij Waterline. Hoopt als trotse opa dat hij minstens één van de drie kleinkinderen later nog een keer een wedstrijd zal zien winnen.
Lees alle bijdragen van Willem van Schelven hier.


Iedereen kent ze wel, die grappen over ‘beleid’: “Is dit beleid, of is er over nagedacht?”
Of, iets meer sophisticated: “Iedere beleidsmaatregel kent onbedoelde neveneffecten”.

Ik moet er regelmatig aan deze wijsheden denken als ik in de boot zit op mijn thuisbasis: de Willem-Alexander Baan. Oorspronkelijk een initiatief van drie enthousiaste Rotterdamse roeiers, de ‘drie musketiers’ Katgerman, Boelen en Bernard. Met volharding, kunst en vliegwerk én een ‘meedenkende’ burgemeester lukte het hun om die baan voor elkaar te krijgen. De stad Rotterdam legde eenderde van het geld bij – want [top]sport is belangrijk. Het Hoogheemraadschap legde ook eenderde deel bij – want waterberging op dit diepste punt van ons land is belangrijk. En het Recreatieschap (provincie) eveneens – want er is een nijpend tekort aan recreatieve ruimte in de regio 010.  Een roeibaan dus, tegelijk waterberging, en ook nog recreatieruimte voor de omwonenden. Een win-win-winsituatie zogezegd.

Na de oplevering in 2013 werd de exploitatie van de roeiaccommodatie – het gebouw – de eerste jaren geregeld door een stichting waarin, niet verrassend, roeiers zitten. Chronisch geldgebrek verhinderde echter goed doorpakken. Een paar jaar geleden kwam er verandering in de situatie toen het Sportbedrijf Rotterdam, de verzelfstandigde afdeling sport van die stad, het beheer op zich nam. De KNRB speelde bij die verandering een op zijn minst stimulerende rol, want de Bosbaan raakt steeds meer overbelast en de wedstrijdkalender overvol.
Het Sportbedrijf Rotterdam pakte de zaak met verve aan. Het gebouw wordt goed onderhouden, gebreken worden aangepakt. Je kunt zien dat ze ervaring hebben met sporthallen en andere gebouwde voorzieningen. Het gebouw ligt er, vergeleken met veel accommodaties in den lande, tiptop bij.

Foto Willem van Schelven

Lastiger is het verhaal voor wat betreft datgene wat we als roeiers óók nodig hebben: het water. Het hele complex is in samenwerking met de FISA ontworpen, en zou voldoen aan olympische normen, maar al vanaf het begin moesten er hier en daar flinke scheuten water in de roeiwijn. Om maar wat te noemen: het water moest voldoen aan een ‘Brusselse’ norm. Héél schoon en arm aan ‘voedingsstoffen’, helder. En het werd niet zo diep als de oorspronkelijk gedachte 3 à 3,5 meter. Dat zou niet kunnen, want een aardgasleiding ter plekke – wat niet zo is, die ligt een stuk verderop. Bij oplevering was de waterdiepte nog wel zo’n 2,5 à 3 meter, maar dat is vervolgens steeds verder verlaagd, omdat de omringende ‘wetlands’ nét boven water moesten komen, als rust- en broedplaats van bijzondere watervogels. Om te voorkomen dat waterplanten zouden gaan woekeren, werd de bodem bedekt met een laag zand. En er werden waterplanten ingezaaid die alleen in horizontale richting groeien, ‘bodembedekkers’. Alles heel erg doordacht, door waterbeheerders, biologen en andere deskundologen.

Het pakt altijd anders uit. Zoals Bert Wagendorp schrijft in zijn column in De Volkskrant (28-9-2020): Wetenschappers schetsen scenario’s, maar de werkelijkheid laat zich niet scripten, de werkelijkheid “is een valse trekhond, die je kwispelend naar de keel vliegt.”

De beoogde bijzondere (en gewone) watervogels zijn er gekomen, op de wetlands van de WAB. Een paar honderdduizend. En vogelpoep – zo leerde ik op de middelbare school bij aardrijkskunde – is zo ongeveer de beste mest die je je denken kunt: ‘Ze schrapen het in Zuid-Amerika van de rotsen en verkopen het aan de boeren’. Het water van de WAB is allang niet meer ‘arm’ aan voedingsstoffen. Op dagen met weinig wind ligt er een stevige laag smurrie op de oppervlakte. En de waterplanten gedijen wél bij de ondiepte, want zonlicht tot op de bodem, en bij de meststoffen. Op verzoek van Sportbedrijf Rotterdam maait Staatsbosbeheer, na opdracht van het Recreatieschap, drie keer per jaar alle waterplanten uit. Grote bergen ‘compost’. Vier tot zes weken na het maaien groeit de zaak alweer tot aan de waterspiegel. Meer budget dan voor drie knipbeurten is er echter niet. Van half mei tot en met onze ‘Indian Summer’ ergens ver in oktober is het hommeles.

Een hoger waterpeil, inlaten van troebel ‘veenwater’ uit de Rottemeren, zo zijn nog wel een paar maatregelen te bedenken om het probleem aan te pakken. Maar de roeisport zit klem tussen een Brusselse norm (helder water), plus het idee dat de WAB óók een ‘natuurgebied’ moet zijn met ondiep water en wetlands en een mooie diverse fauna, plus de matige interesse van het Hoogheemraadschap als het gaat om de hoogte van het waterpeil. Beleid en ontwerpscenario’s leveren onbedoelde neveneffecten op, conflicterende beleidsdoelstellingen maken het nog een graadje erger in ‘de polder’.

Misschien tijd dat Rotterdam bij dat ‘polderen’ met de betrokken beheerpartners eens wat steviger met de sportvuist op de tafel slaat.

Vruchtbare compost na een maaibeurt | Foto Evelien Korving


‘Eerst Napels zien, en dan sterven’

Door Willem van Schelven | 8 september 2020

Parafraserend op Goethe’s uitspraak zouden we thans kunnen zeggen: eerst Duisburg en Hilversum zien, en dan rustig in de winterslaap. Want beide zijn prachtige roei-evenementen; aan het ene kon een beperkt aantal van ons meedoen en de rest kon er via livestream en verslaggeving van genieten, aan het andere mogen we zelfs meedoen! Maar dát is het dan wel, voor dit jaar.

Verder bijna niks meer. Groot en klein, alle wedstrijdorganisaties leken en lijken het af te laten weten. Misschien ergens nog wat onderling gespetter, een enkele marathon, een beetje coastal, wellicht de Hel nog. Als je naar de actuele stand van de roeikalender kijkt, zie je dat tot en met de eerste week van oktober vrijwel alles ‘gecanceld’ is.

Behoefte aan wedstrijden is er wel degelijk: de inschrijving van de Tromp Boat Races ging afgelopen zaterdag om 08.00 uur open. De gretigheid bij het roeivolk leverde een vergelijkbare situatie op als de jaarlijkse run op de Masterswedstrijden in Henley: ergens rond 15.30 u diezelfde dag was het maximum aantal inschrijvingen bereikt dat de organisatie had bedacht, gezien de capaciteit van het terrein: zeven blokken, 100 ploegen per blok. Rond dat tijdstip stond de teller op 709 inschrijvingen en werd de zaak op slot gegooid.

Daarmee waren we getuige van een onwaarschijnlijke cultuuromslag. Gezien het gebruikelijke patroon ligt de hausse van de inschrijvingen voor Nederlandse wedstrijden altijd pas op de laatste twee dagen voor de sluiting. Want eerst even loeren wat de anderen doen, schrijven die in de vier in of doen ze toch tweeën? Maar ook: bij veteranen valt het vaak niet mee om het schip ‘vol’ te krijgen, soms lukt dat pas vlak voor sluiting van de inschrijvingen. In Hilversum tonen ze lef, hebben ze een geolied organisatieteam en (mede daardoor?) kennelijk een goede relatie met de lokale autoriteiten.

Ik ben benieuwd welke van dergelijke factoren ontbreken in Amsterdam. Want daar hebben ze nú al besloten dat het niet kan: de Novembervieren. Verbazend. Want die wedstrijd is op veel punten toch vergelijkbaar met de Tromp. Een tijdrace, met blokken. De Amsterdamse situatie lijkt zelfs nog gunstiger voor zo’n opzet: want moet langs het Hilversums Kanaal alles op één locatie geperst worden, aan de Amstel kun je de botenwagens en roeiers kwijt bij Willem III, Skøll, Poseidon, RIC én de organiserende club De Hoop. Dat is toch een veel grotere ‘verdunning’ van materiaal en mensen dan in Hilversum, en dus meer in overeenstemming met alle vermaningen en richtlijnen vanwege Mark & Hugo, het RIVM en NOC*NSF.
Konden ze het onderling wellicht niet eens worden, daar aan de Jan Vroegopsingel, Korte Ouderkerkerdijk en Weesperzijde?
Nou, 1 november is nog ver weg. Misschien kunnen ze daarginds – in die ‘roeistad’ bij uitstek –  de koppen nog eens bij elkaar steken?


Willem van Schelven (1948) roeit wedstrijd vanaf zijn veertiende en gaat niet van die verslaving af komen. Coachte lange tijd, zowel junioren, senioren als Masters, van beginnelingen tot WK-gangers. Is lid van Poseidon, maar roeit ook vanuit huis op de Hollandse IJssel, en op de Willem-Alexander Baan.  Is mede-oprichter en secretaris van SWMN, lid van de Commissie Wedstrijden van de KNRB, initiatiefnemer van de Dutch Masters Open  en adviseur bij Waterline. Hoopt als trotse opa dat hij minstens één van de drie kleinkinderen later nog een keer een wedstrijd zal zien winnen.
Lees alle bijdragen van Willem van Schelven hier.



Roeistad Rijnenburg

Door Willem van Schelven | 25 augustus 2020

Hoe heter het werd, hoe vroeger we in de boot zaten. Maar om 8 uur was het alweer 27 graden. Zweethanden en extra blaren.

De ‘watersporters’ in hun motorjachten dreven ook al vroeg hun kooi uit, en gingen dan maar varen: golven. Om half tien ’s morgens liggen de eerste zwemmers alweer op hun luchtbed te dobberen. De waterplanten gingen nóg harder groeien. Alléén maar nadelen dus voor ons roeivolk, die hittegolf? Misschien toch niet, misschien wordt Cruijffs levenswijsheid straks opnieuw bewezen.
Dat zal nog wel even duren, maar in de kranten en overige media vlogen de afgelopen weken de al dan niet doorwrochte artikelen en verhandelingen over watertekort je om de oren. Algemene strekking: Dat we van een water-afvoerland met zijn molens en gemalen moeten gaan omdenken naar een water-vasthoudland. Met de bever in een Drentse beek als bufferheld. Voelt u hem al aankomen ? Ik neem u even mee naar Utrecht.
Want die stad – althans haar bestuur – heeft gekozen voor ‘inbreiding’. Dat houdt o.a. in een toenemende binnenstedelijke bebouwing, en daarmee steeds meer economische en recreatieve activiteiten rond en op het huidige trainingswater, het Merwedekanaal. Uiteindelijk – binnen 5 à 10 jaar – zal dat kanaal volledig ongeschikt worden voor serieuze training voor wedstrijden. Alleen de eerste introductie in het roeien en wat recreatief gepeddel in C-boten zal er dan nog mogelijk zijn.

Deze verslechtering van de trainingsmogelijkheden is al een paar decennia aan de gang, reden waarom de Stichting Watersportbaan Midden-Nederland (SWMN) al 25 jaar probeert om aanvullend roeiwater in de regio te verwezenlijken. Echt opschieten doet dat niet, Utrecht is wat minder sportminnend dan bijvoorbeeld Rotterdam of Amsterdam. Meerdere plannen voor extra roeiwater, soms zelfs vergevorderde, zijn uiteindelijk daardoor gesneuveld.

Artist’s mpression Rijnenburg


Maar wellicht schept deze laatste hittegolf nieuwe perspectieven: er moeten waterbuffers komen! Voorraden voor de waterleidingbedrijven, voor de landbouw, voor koeling van de stedelijke atmosfeer, etc. Zal GroenLinks, de smaakmakende fractie in Utrecht, nu eindelijk gaan inzien dat waterbekkens in de polder Rijnenburg, vlakbij de exploderende woon-agglomeratie Utrecht / Nieuwegein, onontbeerlijk zijn? En dat je ook dáármee energie kunt opwekken, net als met windmolens of zonnepanelen? En dat die waterbekkens bovendien veel minder maatschappelijke weerstand zullen opleveren dan die windmolens? En dat je met die waterbekkens óók nog eens recreatieve en sportieve doeleinden kunt verwezenlijken?

Misschien ga ik het dan toch nog meemaken, zoals eerder twee van de initiatiefnemers van de Willem-Alexander Baan: zodra de cutterzuiger zijn werk heeft gedaan, stiekem alvast een keer met je skiff naar die nét gegraven baan gaan, om daar als allereerste te kunnen roeien…
Ik hoop dat ik oud genoeg word!

‘And now, for something completely different’

Door Willem van Schelven | 29 juni 2020

…om nog maar eens een gevleugeld woord uit het ongeëvenaarde vliegende circus van Monty Python aan te halen.

Want we hadden het zo mooi bedacht, met de nieuw opgetuigde en uitgebreide Commissie Masters Wedstrijden. Dit jaar zouden we van start gaan met een ‘Leeftijdscategorie X’ : de 22- tot 27-jarigen, die steeds buiten de boot vallen bij alle Masterswedstrijden: afgestudeerd, met een baan begonnen, geen tijd meer om tweemaal per dag te trainen. Waardoor je de ‘echte’ toppers niet meer bij kunt houden in het seniorenveld, en ook nog niet mee mag doen bij de ‘ouwetjes’.

We hadden een workshop georganiseerd op het roeibondsymposium in januari, alle [on]mogelijkheden en uitdagingen op een rij gezet. Zelfs – als pilot – die piepjonge Masters in de programmering van de Dutch Masters Open – rond deze tijd – al een plek in het programma gegeven.

Het gáát gebeuren, die ‘Categorie X’, dat staat vast.

Maar tijdens onze eerste weer ‘fysieke’ vergadering, een paar weken terug, kwamen we tot de vaststelling dat we nu toch eerst maar eens naar ‘iets totaal anders’ moeten kijken: hoe kunnen we van het lopende seizoen nog iets redden? Hoe kunnen we onze doelgroep, de Masters die wedstrijden willen varen, een perspectief bieden? Een horizon die íéts dichterbij ligt dan de – gelukkig weer naar achteren verschoven! – Head 2021 ?

Een perspectief dat óók rekening houdt met de RIVM-motto’s en met het tweede golf-risico:

  1. niet te veel volk op één plek
  2. organiseer het zo, dat mensen niet uit het hele land bij elkaar komen <de Veiligheidsregio’s willen reizen voorkomen>
  3. beperk voor de organisatie het risico van hoge kosten, mocht die tweede golf alsnog je wedstrijd onmogelijk maken.

Kortom: laten we, samen met de wedstrijdorganisaties, kijken of we de zaken kleiner en regionaal kunnen aanpakken. Met als streven: elke maand in iedere regio een evenement. Voorbeelden voor de maand september :

  • Cottwich-Almelo regatta (regio Oost)
  • Abeelenrace (Middelburg / Zuidwest)
  • AA-race (Alkmaar / Noordwest)
  • Amstelbeker (Amsterdam) (ook skiffs en tweeën?)

Bij dat laatste voorbeeld: misschien bij sommige wedstrijden wat meer / óók kleine nummers uitschrijven? Want hoewel collega Pien van der Hoeven in de jongste editie van Roei! schreef “Niet iedereen stapt met plezier in een skiff”, zie je inmiddels óók ontluikende scull-liefde bij meerdere voorheen verstokte boordroeiers, die de ergo zó zat waren dat ze tóch dat ‘breien’ maar eens gingen proberen…

In mijn vorige bijdrage schreef ik : ‘Op naar de Goudse Mijl’. Blijkt dat de organisatie in Reeuwijk inmiddels besloten heeft 2020 af te gelasten, o.a. vanwege “…de beperkingen om in tweetjes, viertjes of een acht te kunnen trainen” en de onmogelijkheid om “…iets van ploegritme, laat staan wedstrijdritme op te bouwen.”

Maar wedstrijdritme hebben we toch geen van allen? En vanaf overmorgen mogen we weer in die vier, want het verbod op ploegroeien is onverwacht vroeg opgeheven! Dus we hebben nog bijna drie maanden om te trainen, en velen doen een vakantie in eigen land, of gaan zelfs helemaal niet weg. Als we de inschrijvingen voor de Goudse Mijl nu eens beperken tot de roeiers uit de regio, alleen Zuid-Holland ?

Ik ga maar eens bellen met wedstrijdleider Tjeerd Meij !

Dutch Masters Open 2019

Willem van Schelven (1948) roeit wedstrijd vanaf zijn veertiende en gaat niet van die verslaving af komen. Coachte lange tijd, zowel junioren, senioren als Masters, van beginnelingen tot WK-gangers. Is lid van Poseidon, maar roeit ook vanuit huis op de Hollandse IJssel, en op de Willem-Alexander Baan.  Is mede-oprichter en secretaris van SWMN, lid van de Commissie Wedstrijden van de KNRB, initiatiefnemer van de Dutch Masters Open  en adviseur bij Waterline. Hoopt als trotse opa dat hij minstens één van de drie kleinkinderen later nog een keer een wedstrijd zal zien winnen.

Lees alle bijdragen van Willem van Schelven hier.



Covidfasering

Door Willem van Schelven | 15 juni 2020

Ik herinner het mij nog goed: eindeloos gepeuter om het trainingsschema van de boys nóg iets beter te maken, van de ene naar de andere twee- of driewekelijkse cyclus, en uiteindelijk dat belangrijke kwalificerende toernooi, om de gang naar de WK nóg een keer te kunnen maken. En dan tenslotte daar niet alleen een finaleplaats, maar nu ook eens een blik!

Bij – alweer – een opruimactie kwam ik die klapper uit mijn coachperiode 1985-1989 tegen. Met de periodisering van een jaar, van de maanden. Met testresultaten. En de veranderingen in de schema’s als de testen niet optimaal waren: toch net iets meer KUV, of RITE, of ID, tussen de geplande snelheids- en intervaltraining door; of in die éne week toch wat meer rust, een hersteltraining extra.

Coachen heb ik voor het eerst gedaan op mijn 18e, bij de Goudse: een lichte skiffeur, die op zijn beurt ons in de dubbeltwee onder handen nam. Wat ik zelf vanaf mijn 13e qua begeleiding heb meegemaakt was in die eerste periode, zo tot eind jaren ’70, te vatten onder de term ‘behelpen’. Geen of te weinig coaches, deels een mager niveau. Trial and error. Uiteindelijk meestal zónder coach, alleen een schrift waarin je de zaak bijhoudt. Werkt je aanpak niet, dan volgend jaar anders doen !

Die aanpak gold aanvankelijk net zo goed bij het coachen van anderen. Dat alles kreeg pas duidelijk meer basis toen – rond 1980 – de professionalisering op gang kwam, bijv. met de artikelenreeks in het bondsorgaan ‘Roeien’, onder de titel ‘Coach-technisch bijvoegsel’, later ‘Macolinologica’. Kennis, door coaches als Jan Klerks en Guus van der Werff, en later de kakelverse bondscoach René Mijnders, opgedaan op diverse studiebijeenkomsten zoals in het Zwitserse oord Macolin (Magglingen). O.a. fasering van de trainingsopbouw kwam daar aan de orde: per seizoen, per maand, per wedstrijdcyclus. Léérzaam.

Al die kennis, later aangevuld met nog meer artikelen, congressen, overleg met andere coaches, het hielp: eerst bij het coachen van een Triton tweezonder, die onverhoopt uiteenviel. Later bij skiffeur Jan van Bekkum: eerst alleen in zijn skiff; later ook in een senioren-B dubbelvier, uiteindelijk in de dubbeltwee, met Theo Nieuweboer, waar tenslotte (1988) ook die WK-medaille er kwam.

Véle jaren later mocht ik nog eens dunnetjes op coach-herhaling: bij allerlei dames-Mastersploegen. De ‘belegen’ kennis bleek voor dat gremium nog steeds genoeg; af en toe was er een overwinning op een FISA-Masters toernooi .

Enige basiskennis is aanwezig, dus je zou zeggen: ook met zo’n corona-intermezzo moet je wel weten hoe de zaak aan te pakken. Maar nee: niks van geleerd. Een tijdje terug schreef ik nog dat deze periode van géén wedstrijden en géén verplichtingen enigszins voelde als een ‘soort bevrijding’. Lekker op de racefiets. Lekker lange stukken roeien, één keer per week een ID, om hart en longen op peil te houden. Mijn sportschool – waar ik iedere winter probeer om niet méér te verliezen dan die jaarlijkse 3% achteruitgang van de spierkracht die je boven de 60 sowieso hebt – die sportschool nu hield er een tijdje terug mee op. Nieuwe uitgezocht, die meteen al weer dicht ging vanwege corona. ‘Ach, doen we in het najaar wel weer krachttraining’. In de boot: geen KUV, geen RITE, geen sprint- en snelheidstraining.

Sinds en paar weken mogen we weer op de WAB. Roeien zonder Rotte-bochten en rottige bootjes. Home-sweet-home. Lekker rechtuit rammen. Dus – gewoon voor de lol – een aantal keren een sprintje. Opgeteld niet eens meer dan 100 vollekrachthalen.

Die avond, én de volgende dag: enórme spierpijn. Harde les: aftakeling!

Conclusie: we gaan weer gewoon een doel stellen. We gaan weer een fasering maken, een schema volgen. Eind september: de Goudse Mijl!!

Foto Evelien Korving

Willem van Schelven (1948) roeit wedstrijd vanaf zijn veertiende en gaat niet van die verslaving af komen. Coachte lange tijd, zowel junioren, senioren als Masters, van beginnelingen tot WK-gangers. Is lid van Poseidon, maar roeit ook vanuit huis op de Hollandse IJssel, en op de Willem-Alexander Baan.  Is mede-oprichter en secretaris van SWMN, lid van de Commissie Wedstrijden van de KNRB, initiatiefnemer van de Dutch Masters Open  en adviseur bij Waterline. Hoopt als trotse opa dat hij minstens één van de drie kleinkinderen later nog een keer een wedstrijd zal zien winnen.

Lees alle bijdragen van Willem van Schelven hier.



Vooruitblik

Door Willem van Schelven | 1 juni 2020

Een van de eerdere columns hier droeg de titel Retrovision. Letterlijk dus : ‘achterom kijken’. Maar in het roeien is het dus eigenlijk: vóóruitkijken.
Ik doe het nu allebei.

Eerst vóóruit, naar het volgend jaar. Want dit wedstrijdseizoen is voorbij; misschien nog een Goudse Mijl, de Tromp, Nov-4. Misschien. Want misschien is er straks toch die ‘tweede golf’ die ons in 2021 dwars zit.
De KNRB houdt echter goede moed: het concept wedstrijdprogramma 2021 is al beschikbaar!

Wat valt op? Vanaf eind april twee nieuwe dingen:

  1. Een nieuwe wedstrijd op de Spiegelwaal, waar Phocas en De Waal hun domicilie hebben gekregen, nu tenslotte ook met fatsoenlijke vooruitzichten op passende en betaalbare huisvesting. Zie ook deze column van Feike Tibben.
  2. Nieuw ook is DIYR, de Dutch International Youth Regatta op de Bosbaan. Zou dit jaar juli al plaatsvinden, maar… corona. De nieuwe regatta past in het streven van de KNRB om het juniorenroeien te stimuleren, en daarmee het verhoudingsgewijs erg lage aantal jeugdleden in onze sport op te vijzelen. Het eerste weekend van juli. Mooi!

Iets minder mooi, wat mij betreft, is de maand maart 2021. Ik citeer uit het concept van de KNRB:

  • 6 & 7 maart                Head of the River
  • 13 & 14 maart            Heineken Roeivierkamp  (H4K)
  • 20 & 21 maart            Tweehead & Skiffhead
  • 27 & 28 maart            Nieuwe 2km wedstrijd Bosbaan

U leest het goed: éérst Head, een week later de H4K, en nog een week later de Twee- en Skiffhead.  Bovendien, in dan inmiddels het laatste weekend van maart: een ‘nieuwe 2 km wedstrijd’, op de Bosbaan.

Ik word daar niet blij van. Maar ja, zult u denken: die man is al wat ouder, die is wat ‘innovatieschuw’. Oud wel, maar bang voor vernieuwing niet. Ik heb ook zelf de afgelopen jaren – met andere ‘roei-gekken’ – een tweetal nieuwe wedstrijden op poten gezet. Eén heeft het niet gered – Rotterdam Head First, één wel, de Dutch Masters Open.

Vanwaar dan mijn treurnis? Daarvoor eerst een blik via de ‘retrovision’.
Tot 1973 was de Head of the River de eerste grote wedstrijd van het nieuwe seizoen: laatste weekend van maart. Twee weekenden later: de Skiffhead, zo tussen 8 en 14 april. Eerste zondag van mei: de Varsity. In 1973 kwam de H4K er bij, een week vóór de Head. Aan al die wedstrijden deed iedereen mee: van eerstejaars tot en met de nationale toppers.

In de laatste jaren van de vorige eeuw veranderde dat. In 1997 organiseerde de FISA voor het eerst de World Cup wedstrijden. Dat had gevolgen voor de trainingsopbouw van de nationale toproeiers, want de eerste World Cup viel zó kort na de Head, dat de overgang van training op duurvermogen naar snelheidstraining te weinig tijd kreeg. De deelname van de toppers aan H4K, Head en de Skiffhead liep terug, en in sommige jaren kreeg de nationale selectie zelfs een verbod van de bondstrainer om aan deze wedstrijden deel te nemen.

Om die terugloop tegen te gaan werd de ‘oplossing’ gevonden door de voorjaarsklassiekers wat éérder op de kalender te zetten. Een ander argument daarvoor was dat er steeds meer ‘vroege’ 2-kilometerwedstrijden bij kwamen in april en mei.

Probleem opgelost. Ja, maar een nieuw probleem gecreëerd. Want

  1. De toproeiers kwamen niet echt terug naar Head en Skiffhead. Je hoeft maar te kijken naar de aantallen én de namen. Neem alleen al de Telegraafbeker: daarop – onder véél meer – de namen van de olympische medaillewinnaars Harry Droog (Skiffhead 1966; tevens baanrecord), Ronald Florijn (1982), en uiteraard meervoudig wereldkampioen Frans Göbel (huidig baanrecordhouder). De enorme armada op de Skiffhead is – afgezien van de junioren – tegenwoordig bijna volledig ‘Masters’. Toppers: nauwelijks of niet.
  2. De opwarming van de planeet gaat niet zó snel dat we nu onbezorgd de hele winter kunnen trainen. Tot begin maart is het zo vroeg donker, dat de werkende roeier alleen op zaterdag en zondag in de boot komt. En veel van die weekenden vallen uit: het vriest weliswaar minder dan in 1980/1990, maar wind/storm maakten veel weekenden ‘onroeibaar’, de afgelopen jaren. En de kans dat een Head op 6 maart wordt afgelast is meteorologisch gezien duidelijk groter dan op 30 maart(*)

De analogie met een liberaal dilemma – vrijheid voor de één is onvrijheid voor de ander – dringt zich op. Ook doelgroepenbeleid blijkt minder makkelijk dan je op eerste gezicht denkt. Want waar je de toppers faciliteert (lange-afstandswedstrijden naar vóren) en de subtoppers / het studentenroeien / de junioren tegemoetkomt (meer 2k wedstrijden), daar wordt de ‘doelgroep’ Masters/veteranen (het leeuwendeel van de KNRB-leden!) beknot: een korter winter-voorbereidingsseizoen & minder weekend-boottrainingen & een groter risico op uitvallen van wedstrijden.

Hoe zou het anders / beter kunnen?
Dat is niet simpel. Zeker omdat een aantal van de oplossingen ingrijpend zou zijn én pas op de lange termijn te verwezenlijken is (if ever). O.a. zou je kunnen denken aan méér wedstrijden die op onderscheiden doelgroepen gericht zijn. Bijvoorbeeld een aparte Head-datum voor Masters en junioren, c.q. één voor subtop en top. Daarnaast meer roeibanen, om meerdere wedstrijden te kunnen houden op eenzelfde weekend. (Spiegelwaal, Rijnenburg/Utrecht, …)
Op kortere termijn zou het aan te bevelen zijn dat de KNRB goed peilt wat de behoeften van de verschillende doelgroepen zijn. Dat lijkt nog erg ver weg: de bond heeft de mogelijkheid om te reageren op het concept wedstrijdprogramma ingeperkt tot een week of twee.

Bovendien kunnen alléén wedstrijdorganisaties reageren. ‘Konden’, moet ik zeggen. Want gisteren was de deadline. Dat is ‘innovatie’ wel érg kort door de bocht. En ook tamelijk centralistisch vorm gegeven.

(*)  Voor een volgende keer staat een aflevering over dit onderwerp op de rol, i.s.m. ex-Argo lid Peter Kuipers Munneke en Poseidon-lid Diana Woei .

De opwarming van de planeet gaat niet zó snel dat we nu onbezorgd de hele winter kunnen trainen | Archieffoto Roei!

Willem van Schelven (1948) roeit wedstrijd vanaf zijn veertiende en gaat niet van die verslaving af komen. Coachte lange tijd, zowel junioren, senioren als Masters, van beginnelingen tot WK-gangers. Is lid van Poseidon, maar roeit ook vanuit huis op de Hollandse IJssel, en op de Willem-Alexander Baan.  Is mede-oprichter en secretaris van SWMN, lid van de Commissie Wedstrijden van de KNRB, initiatiefnemer van de Dutch Masters Open  en adviseur bij Waterline. Hoopt als trotse opa dat hij minstens één van de drie kleinkinderen later nog een keer een wedstrijd zal zien winnen.

Lees alle bijdragen van Willem van Schelven hier.



Sabattical?

Door Willem van Schelven | 18 mei 2020

De huidige crisis heeft vele gezichten, zelfs als je het beperkt tot het roeien.
Het brengt mensen tot twijfel; lees erover op NLroei.nl.  Wat deed de Lock Down met topsporters als Inge Janssen, en zeer recent nu ook met Holland-8 roeier Mechiel Versluis? Wat ga je doen als het zicht op de bekroning van je lange carrière opeens minimaal een jaar wordt opgeschoven ?

Maar het treft niet alleen de topsporters in roeiland; denk ook bijvoorbeeld aan het van de ene op de andere dag wegvallen van álle werk van de grootste botentransporteur in Nederland, die onze vloot al jarenlang versleept naar wedstrijden en trainingskampen. Als die toko de riem in de wilgen moet hangen, hoe krijgen we de enorme berg schepen dan straks vervoerd naar al die wedstrijden, als we weer tegen elkaar kunnen racen ?

Dilemma’s en drama’s die hopelijk binnen de perken blijven.
Toch heeft het hele pandemie-gedoe soms ook een onverwacht positieve kant. Voor mijzelf.
Op mijn 15e roeide ik mijn eerste roeiwedstrijd. Nadat ik als senior was gestopt, volgden er een jaar of 10 met vooral veel wielerkoersen en af en toe een roeiwedstrijd bij de veteranen. Maar het cowboykarakter tussen twee wielen in de rondjes om de kerk, met dranghekken en valpartijen, werd me te link. Opnieuw werd het wedstrijdroeien de hoofdmoot, aangevuld met coachen van wedstrijdploegen.

In feite stond vanaf 1963 het leven in het teken van wedstrijden. Zoals ik de vorige keer al schreef: een verslaving. Zeker géén straf, een leuke verslaving!
En toen opeens… toen waren er géén wedstrijden meer. Een zwart gat?  Geestelijke nood achter de geraniums? Vertwijfeling vanwege een gebrek aan zingeving?

Nou, nee.  En eerlijk gezegd: ook wel tot mijn eigen verwondering. Want weliswaar had ik enige ervaringen met forse ommezwaaien – in mijn werkzame leven heb ik een paar keer een behoorlijke ‘wending’ gemaakt, en ook op sportgebied waren er een paar flinke switches – maar een vast element was toch altijd wel: competitie.

En nu dus even niet. Even helemaal géén jaarplanning, géén fasering, per maand, per week. Even geen rekening houden met om-zo-laat-moet-ik-eten want om zo laat ga ik die-en-die zware training doen.  Al naar gelang lust en luim een lange roeitocht van Rotterdam naar Moerkapelle en terug, als het niet waait. En waait het wel, dan op de fiets een rondje Krimpenerwaard – waarbij je uiteraard ook weer Roei!-volk op de fiets tegenkomt!
Aanvankelijk voelde het even als een sabbatical. Maar dan moet er ook altijd wat: een boek geschreven. Misschien beter: een soort vakantie. Maar ook dan heb je toch weer het gevoel dat er wat móét: de Gran Paradiso beklommen, of de Ventoux opgezwoegd. Maar ook dát kan nu niet, we kunnen de grens niet eens over. Verfrissend! Er hoeft nu écht niets.

En dat levert dan, mei 2020, stiekem een béétje een gevoel op van…. bevrijding.

Zicht op Schoonhoven | Foto Evelien Korving

Willem van Schelven (1948) roeit wedstrijd vanaf zijn veertiende en gaat niet van die verslaving af komen. Coachte lange tijd, zowel junioren, senioren als Masters, van beginnelingen tot WK-gangers. Is lid van Poseidon, maar roeit ook vanuit huis op de Hollandse IJssel, en op de Willem-Alexander Baan.  Is mede-oprichter en secretaris van SWMN, lid van de Commissie Wedstrijden van de KNRB, initiatiefnemer van de Dutch Masters Open  en adviseur bij Waterline. Hoopt als trotse opa dat hij minstens één van de drie kleinkinderen later nog een keer een wedstrijd zal zien winnen.

Lees alle bijdragen van Willem va Schelven hier.



Jaloezie

Door Willem van Schelven | 4 mei 2020


Willem van Schelven (1948) roeit wedstrijd vanaf zijn veertiende en gaat niet van die verslaving af komen. Coachte lange tijd, zowel junioren, senioren als Masters, van beginnelingen tot WK-gangers. Is lid van Poseidon, maar roeit ook vanuit huis op de Hollandse IJssel, en op de Willem-Alexander Baan.  Is mede-oprichter en secretaris van SWMN, lid van de Commissie Wedstrijden van de KNRB, initiatiefnemer van de Dutch Masters Open  en adviseur bij Waterline. Hoopt als trotse opa dat hij minstens één van de drie kleinkinderen later nog een keer een wedstrijd zal zien winnen.


Ik was een jaar of 8 à 9. En ik was jaloers. Jaloers op vriendjes die rolschaatsen hadden. Hudora’s, dat waren de beste.

Arm waren we niet, maar het Hollandse Wirtschaftswunder was in 1956 nog niet aangebroken; Hudora’s zaten er niet in. Maar sport vonden Pa en Ma wel belangrijk. Voor mijn eerstvolgende verjaardag kreeg ik rolschaatsen, van een onbekend merk. Na twee maanden waren ze kapot.

Toen het later steeds beter ging in Nederland, kregen mijn zus, mijn broer en ik een piepklein zeilbootje, later een iets groter. Zeilen zat in de familie, van vaderskant. Mijn moeder roeide, dus ook dat ging ik doen. Met roeien won ik vaker dan met wedstrijdzeilen, en toen ik naar Utrecht ging voor de studie ging ik dus door met roeien. Ik won véél ‘blikken’, en dat gaf scheve ogen bij sommige clubgenoten die daar niet in slaagden.

Niet veel later selecteerde Triton mij uit de Oude Vier ‘omdat ik ook kon scullen, en die andere vent niet’. Stikjaloers was ik, op die ‘andere vent’. Scullend verder, dat seizoen, in een geleende skiff – want die had Triton zelf niet. Uiteindelijk die zomer zelfs naar de WK, en dat leverde ‘als voorschot op mijn erfenis’ een eigen skiff op. Destijds was ik daarmee een van de eersten – oh-oh !

Vandaag-de-dag zijn we met zijn allen aanmerkelijk rijker dan in 1956 of 1970. Veel mensen hebben nu een privé skiff. Zóveel, dat vrijwel geen vereniging daarvoor nog ruimte heeft. Skiffeurs zijn jaloers op je als jij ergens een plek hebt! Inmiddels schuiven de panelen opnieuw. Al die mooie boten liggen nu achter slot en grendel. Die materiële rijkdom, wat moet je er nog mee? Cruijffiaans voordeel: ook geen aanleiding meer voor jaloezie. Toch ?

Als je een woonstee met een vlotje aan openbaar water hebt, dan kun je roeien. Net zo goed als je de openbare weg op kunt met je racefiets. En wat krijg je dan te horen van sommige roeikennissen ? ‘Jij bent niet solidair, jij bent niet loyaal’. Pas dus op dat je je kop nooit te ver boven het Hollandse roei-maaiveld uitsteekt!