Nog niet uitgegroeid

Door Feike Tibben | 7 mei 2021

Feike Tibben is bestuurslid van de Koninklijke Nederlandse Roeibond, met als portefeuille sportontwikkeling. Lees alle bijdragen – op persoonlijke titel – van Feike hier.


De olympische vlam is nog niet gedoofd of de inspiratiebetogen komen weer naar boven. Sporters zouden door hun bovenmenselijke prestaties anderen inspireren om ook te gaan sporten. Ik heb niet alle huldigingen gevolgd, maar ik kan me een aantal gloedvolle toespraken voorstellen waarbij woorden van gelijke strekking zijn uitgestrooid.

Nu wil ik geen spelbederver zijn (ook ik heb genoten), maar was het maar zo simpel. De mythe van het “trickle down”, of inspiratie-effect, dat door topsport een sport groeit, is al in de jaren negentig doorgeprikt door Maarten van Bottenburg en daarna nog vaak bevestigd: het Ard en Keessie-effect, Dafne-effect, Epke-effect of Annemiek-effect, de impact van de oranjeleeuwinnen… Helaas, het is er niet. Het aantal leden van de atletiekunie daalt al bijna tien jaar en bij de wielerbond en de turnbond is het ondanks de successen niet veel beter. Soms worden na prestaties kleine effectjes gevonden, maar nooit groot of duurzaam. Het olympisch goud van Rienks en Florijn werd bijvoorbeeld gewonnen in een periode waarin onze sport groeide, maar na de titel trad geen extra groei op. Is er dan echt nooit impact? Toch wel. Een paar keer in de geschiedenis door succes een keerpunt in de sport te zien (met dank aan www.allesoversport.nl):

  • Hockey in 1928: De mannen van de Nederlandse hockeyploeg halen de olympische finale. Daarna stijgt het aantal nieuwe verenigingen in Nederland gedurende een aantal jaren met meer dan 13 per jaar.
  • Schaken in 1936: Max Euwe wint de wereldtitel. In de vijf jaar daarna groeit het aantal schaakclubs met meer dan 300.
  • Judo in de jaren zestig: Anton Geesink wint in 1961 de wereldtitel en in 1964 de olympische titel. Het aantal judoverenigingen groeit in zeven jaar tijd van 36 naar 110.
  • Darts in 1998 en 1999: Na de successen van Raymond van Barneveld verdubbelt het aantal darters in 10 jaar tijd.

De rode draad hierbij lijkt te zijn dat het plotselinge succes ervoor zorgt dat een kleine, tot dan toe weinig zichtbare sport bij het grote publiek bekend wordt en er tegelijkertijd in snel tempo een infrastructuur uit de grond wordt gestampt waardoor de sport toegankelijk en bereikbaar wordt voor een grote groep. Bij de al bekende sporten is zo’n ‘ontdekkings-effect’ er niet. Vóór Ard en Keessie kende iedereen het schaatsen, vóór Dafne zagen we al sporadische successen in de atletiek, en ook vóór Epke luisterden we al naar Hans van Zetten.

Voor de breedtesporter die nu handenwrijvend maar denkt dat we juist moeten investeren in breedtesport om topprestaties te bereiken: helaas, het “trickle-up effect” is al even beperkt. De meeste topsporters komen weliswaar voort uit de breedtesport, maar een brede basis van sportparticipatie blijkt geen garantie op sportief succes. Landen met een grote sportpopulatie zijn soms verrassend weinig succesvol zijn én andersom.

Hoe kunnen we als sport dan wel steeds succesvol zijn in aantallen en prestaties? Laat ik een poging doen: allereerst door te zorgen dat sport bereikbaar is. Goede en betaalbare voorzieningen waar je kunt sporten, dicht in de buurt. Als roeisport hebben we daarin nog wat stappen te zetten. We hebben maar 123 roeilocaties in het land.

Behalve veelheid aan accommodaties is een ook een spreiding aan aanbieders en het beschikken over meerdere sportvormen gewenst. Zorgen dat mensen een manier van sporten kunnen vinden die bij hen past. Misschien kan een commerciële sportaanbieder een uitkomst zijn voor wie een vereniging te verplichtend vindt of past bij een ander beter het iets ruigere coastal of het sloeproeien dan het aloude glijden op vlak water. Een breed aanbod draagt bij aan een grotere deelname.

Gaan we dan niet de focus op prestaties verliezen, wordt de soep dan niet te dun met al die nieuwe sportvormen, al die verschillende soorten aanbieders en ook nog eens sporten op teveel locaties?  Ik geloof het niet. Kijk bijvoorbeeld eens naar de successen van de baanwielrenners: op een paar na komen die allemaal uit de ‘Bicycle motocross’ (BMX). Wie in de jaren zeventig zou hebben gekeken naar de film On any sunday kon niet bedenken dat het raggen op kinderfietsjes vijftig jaar later zou leiden tot olympisch baansucces. Of zie eens de resultaten van onze shorttrackers of skeeleraars bij het schaatsen: beide sportvormen werden eerst vooral gezien als manier om aan je bochten te werken of de zomer te overbruggen, maar zorgen inmiddels voor interessante cross-overs en klinkende resultaten. Zomaar een paar willekeurige voorbeelden hoe sportontwikkeling bijdraagt tot prestaties. Het gaat er om dat we veel mensen aanspreken, hen de gelegenheid en plezier bieden om te sporten en tegelijkertijd een structuur hebben om de talenten die er op al die plekken zijn, te ontdekken en hen de gelegenheid geven tot rijpen. Dat is een stuk weerbarstiger en minder romantisch dan het simpele ‘inspiratie voor allen’, maar niet minder leuk en minstens zo verrassend. En hey: We zijn nog lang niet uitgegroeid.

Het jaar voorbij

Door Feike Tibben | 7 mei 2021

Feike Tibben is bestuurslid van de Koninklijke Nederlandse Roeibond, met als portefeuille sportontwikkeling. Lees alle bijdragen – op persoonlijke titel – van Feike hier.


Het afgelopen jaar heb ik wekelijks een column geleverd aan Roei.nu. Ik heb hierin geprobeerd jullie mee te nemen in wat er zoal omgaat in dat KNRB-bestuur en de diverse commissies en heb inzichten en ontwikkelingen op sportgebied met jullie gedeeld. Mijn insteek was daarbij om sporters, sportkader en sportbestuurders te motiveren en uit te dagen om nieuwe wegen in te slaan, de sport te blijven innoveren en nieuwe groepen aan te laten haken. Mijn bestuursportefeuille heet immers niet voor niets ‘sportontwikkeling’.  Soms ben ik daarbij op wat tenen gaan staan of heb ik tegen schenen aangeschopt, dat moeten jullie me maar vergeven. Alles voor de goede zaak.

We zijn nu het jaar voorbij, een periode van wekelijkse stukjes sluit ik vandaag af. Het is weer tijd om ruimte te maken voor andere roeibestuurszaken.

In deze laatste bijdrage wil ik eens een blik geven op mijn portefeuille: hoe innovatief zijn we nu eigenlijk als roeisport. Ik krijg nogal eens het verwijt – zowel van binnen als van buiten de roeisport: ‘die roeisport, jullie houden maar vast aan tradities ontwikkelen totaal niet mee’ of het wat meer gevatte ‘jullie missen de boot’. 

Nu wil ik niet zeggen dat ik helemaal tevreden ben over de ontwikkeling van de sport, ‘dat mag wel een stukje sneller, breder, innovatiever ’ zegt mijn ongedurige inborst.  Ik zie nog veel verenigingen focussen op het afdraaien van jaarlijkse riten. Verenigingen die moeilijk uit de corona-stand komen en blijven focussen op wat niet kan. Ik zie ook hoe lastig het is om nieuwe groepen te binden aan de club. Ik maak me echt zorgen om het aantal junioren. Dat gaat nog steeds niet goed. Daar moeten echt 1, 2, nou doe maar 7, tandjes bij.

Maar gelukkig zie ik ook veel verenigingen die nieuwe dingen doen, ontwikkelen, leren, samenwerken. Zo maar wat voorbeelden (en excuus voor iedereen die niet genoemd is):

Bij roeivereniging Breda lenen ze SUP-boards uit aan ouders van roei-junioren, waardoor deze actief de tijd kunnen doden en langzaam ook verbonden worden aan de vereniging. Mooie service! Bij roeivereniging Gouda gaan ze nog een stap verder met die sup’s. Daar hadden ze al edonskiffs (check ‘t filmpje, zo heb je nog nooit iemand in een roeiboot zien stappen!) maar nu gaan ze naast roeien en zeilen ook suppen aanbieden. Kijk maar!

Nieuwe verenigingen als RV Harder en Dutch Coastal Rowing introduceren nieuwe lidmaatschapsvormen, waarbij mensen die maar af en toe bij deze clubs willen roeien makkelijk kunnen instappen. Iets vergelijkbaars biedt ook RV De Waal uit Nijmegen. Zij bieden sporters van andere verenigingen indoorfaciliteiten. Die andere sporters hoeven zo niet naar een dure sportschool, RV De Waal krijgt extra inkomsten. Een win-winst-situatie.

De Amsterdamse algemene verenigingen De Hoop, Willem III, RIC en De Amstel gaan samen met steun van NOC*NSF de website ikwilroeien.amsterdam.nl opzetten. Alle verenigingen bieden via die weg junioren een maand intro aan. Wat een mooi samenwerkingsinitiatief!

Samenwerken met anderen doen ze ook in Eindhoven. Daar bieden roeivereniging Beatrix en Theta.  Beta-roeien aan: junioren worden begeleid door studenten. Zo kan de algemene vereniging héél veel nieuwe leden opvangen.

Roeiverenigingen De Laak en Pelargos, nu nog geen buren, hebben samen het initiatief genomen om Roeicentrum De Binckhorst op te zetten en zo het roeien in de Haag een sprong voorwaarts bieden. En wat te denken aan al die initiatieven van verenigingen om maatschappelijk actief te zijn en zo de vereniging op de kaart zetten. Bijvoorbeeld roeiverenigingen De Grift, CornelisTromp, Hemus, Aeneas, TOR en Aross   die jaarlijks het zwerfvuil rond hun vaarwater opruimen.

Of verenigingen als Pelargos die een flink deel van de inkomsten van de Hofvijverregatta aan goede doelen schenkt, Theta dat op dit moment hartjes fietst voor de Hartstichting.

En meer voor verenigingen zelf: niet nieuw, maar wel vernieuwend: opleidingen openstellen voor andere verenigingen zoals Nautilus doet met de cursus roeien op stromend water. Misschien zijn er wel meer service-initiatieven te bedenken.

Roeivereniging De Hunze uit Groningen servicet de eigen leden door ketencoaching, iedereen leert beter roeien, en roeiers van verschillende niveaus worden aan elkaar verbonden. Een mooi initiatief om leden te verenigen. Kan zó elders worden opgepakt!

De Nederlandse sportraad roept ons op te innoveren. Andere vormen van binding te verkennen. De sporter meer centraal stellen en de sport minder’ schreef ik twee weken geleden. Een collega-bestuurslid mopperde eerder daarover ‘mag de sport ook alsjeblieft sport blijven?’
Zeker!

Ik verwacht ook niet dat we ons als sportverenigingen en masse inschrijven op het ‘steunpakket sociaal en mentaal welzijn ten behoeve van de jeugd, ontmoeting en begeleiding van kwetsbare groepen en bevordering gezonde leefstijl’. Dat is inderdaad een flinke stap te ver. Schoenmaker blijf bij je leest. Tegelijkertijd zien we echter dat behoeften van sporters veranderen en ook de positie van sport verandert. Er zijn bovendien meer aanbieders, meer sporters. Dat maakt onze omgeving anders. Het is óók aan ons om daarop in te spelen.

De tijd staat niet stil. We mogen meebewegen. We zijn een sport, geen museum.

Hoewel zo’n museum… Afgelopen week bracht ik een bezoekje aan het digitale roeimuseum.nl, en kijk: sommige zaken komen gewoon weer terug. Neem nou deze uit 1917, het oprichtingsjaar van de KNRB: er wordt gesproken gecombineerde wedstrijden voor boten met vaste bank en boten met slidings: daar praten we nu óók weer over om de werelden van het sloeproeien en van het coastalroeien wat meer bij elkaar te brengen. Dat idee is helemaal niet nieuw, maar hartstikke ouderwets.

Of dan deze: het beeld van de allereerste(!) roeiwedstrijd in Nederland in Rotterdam in 1846: dat beeld verschilt toch niet wezenlijk van een plaatjes van de worldcup beachsprint in 2019 (meer dan 150 jaar later) of wedstrijden in een heel nieuwe klasse boten: de St Ayles skiffs. Ik heb ze maar even bij elkaar gezet. Je ziet: dat beeld is niet ouderwets, maar juist hartstikke nieuw!

Sportontwikkeling is eigenlijk net als roeien: je kijkt strak achteruit, houdt in de gaten wat links en rechts van je gebeurt en ondertussen ga je doelgericht en efficiënt vooruit.

Allemaal meedoen hoor!


Babylon in de boot

Door Feike Tibben | 30 april 2021

Feike Tibben is bestuurslid van de Koninklijke Nederlandse Roeibond, met als portefeuille sportontwikkeling. Lees alle bijdragen – op persoonlijke titel – van Feike hier.


Zoals jullie wellicht weten voeren we als KNRB gesprekkken met de FSN, de Federatie Sloeproeien Nederland, om te zien waar en hoe we kunnen samenwerken. Die verkennende gesprekken zijn een direct uitvloeisel van de breedtesportvisie ‘een bond voor alle roeiers’ [waar hebben ze die titel toch vandaan? Red.] die de leden van de roeibond in 2020 hebben omarmd. De reden dat we willen samenwerken is omdat we dan bij de sportkoepels met één gezicht naar voren kunnen treden en dat we efficiënt belangen kunnen behartigen. De afgelopen twee jaar hebben Helène (secretaris KNRB) en ik al veel gesprekken gevoerd met Dick en Nanette, voorzitter en secretaris van de FSN. Opvallend hoeveel zaken we delen: coronamaatregelen, roeiwater, veiligheid, jurering, tijdmeten, ploegvorming, warmweerprotocol, slechtweerprotocol… allemaal gelijk. Zó gelijk!  Ook het botenjargon komt goed overeen.We hebben het over riemen en niet over peddels. We hebben bladen, een boeg, een kiel en natuurlijk zijn stuurboord en bakboord ook hetzelfde.

Het moment nadert dat we die verkenning een stapje verder brengen en een keer bij elkaar in de boot kruipen.  Daarom me maar eens verdiept in de roeicommando’s van het sloeproeien. Die staan netjes bij de FSN op de website.

Maar hemeltjelief! Wat een abracadabra! Ze praten in de boot heel anders als wij!  Andere boten (slaan niet om, liggen altijd al in het water en niet in de loods) en een andere geschiedenis (ik schreef daar eerder over) zorgen voor een heel andere taal: Babylon in de boot!

Daarom deze week: de vertaaltabel sloeproeien – rolbankroeien. Begrip begint met begrijpen niewaar? 

Commando’s staan onderstreept. Daar waar commando’s niet te vertalen zijn, domweg omdat deze uitvoering bij de andere groep niet bestaat (de sloeproeiers tillen bijv geen boten, de rolbankroeiers laten altijd de riemen buiten boord), heb ik dat wat vrijelijk ingevuld met ‘commentaar’. De vertaaltabel is er ook als pdf.


Een kontje voor de klup? …Tss!

Door Feike Tibben | 23 april 2021

Feike Tibben is bestuurslid van de Koninklijke Nederlandse Roeibond, met als portefeuille sportontwikkeling. Lees alle bijdragen – op persoonlijke titel – van Feike hier.


In mijn stukje vorige week schreef ik over de klubkadercoach en dat het binnenhalen van zo ’n professional bij een vereniging goed zou kunnen zijn om trainers meer bagage te geven.  ‘Plezier en professionaliteit als hét fundament voor prestatie’, schreef ik: ‘hoe leuk is dat.’ Dat was een gevoelig puntje blijkbaar want een aantal verenigingen en trainers voelden zich aangesproken en reageerden gepikeerd: Niet professioneel? Wij? Echt wel? Geen plezier? Wij? Zeker! Je zou er bang van worden.

Mijn betoog was vooral erop gericht te wijzen op het belang van, zoals dat zo mooi heet, het pedagogisch klimaat op verenigingen. Trainers ervaren meer plezier in hun trainerschap als ze zelfverzekerder zijn, beter de boodschap over kunnen brengen of meer contact hebben met de groep. Het effect: sporters hebben meer plezier, blijven langer sporten, trainers blijven langer actief trainer. Dat levert niet alleen gezonde sporters, de hele vereniging wordt zo een tikkie meer gezond. Dat vraagt om trainers die iets meer weten dan álles van roeien en iets meer kunnen dan het geven van technisch advies.

Ja maar, zal de doorgewinterde zuurpruim dan zeggen, ‘So what? Waarom zouden we? Het gaat toch goed met de roeisport? We halen medailles. We groeien nog steeds. We hebben wachtlijsten (oh ja wachtlijsten, de gelukzalige slaappil van menige vereniging). Blijkbaar doen we dan toch iets goed. Never change a winning team.

Zeker doen we iets goed. We staan als roeisport – nog net – in de top tien van snelstgroeiende sporten en doen het stukken beter dan bijvoorbeeld tennis of schaatsen. Maar laten we ons niet rijk rekenen: we blijven flink achter bij de echte stijgers als bijvoorbeeld fietsen of triatlon. En ‘t gaat zeker niet goed in de breedte: Het aantal roei-junioren blijft tot op de dag van vandaag afnemen. Dat maakt ons kwetsbaar.

En wat meer uitgezoomd: Het aantal sporters blijft bij de gezamenlijke sportverenigingen grosso modo gelijk, maar het aandeel verenigingssporters neemt af. Het aantal sporters groeit en dat kan nagenoeg volledig toegeschreven worden aan sportscholen en al die mensen die ‘s avonds een blokje om lopen, rennen of fietsen. Vergis je niet: de hoeveelheid geld die hierin omgaat is inmiddels al bijna 2x zo groot als was verenigingssporters besteden. En hoewel de sportscholen het nu even moeilijk hebben is er geen aanleiding om te denken dat dat tij keert.

De Nederlandse sportraad wil dat in 2030 het aantal sporters in Nederland is gegroeid van 50 naar 75%, oftewel 4 miljoen sporters erbij in 10 jaar tijd. Ze vragen daarvoor om 1 miljard euro om te investeren in accommodaties én in trainers.. PER JAAR.  Er wordt zwaar ingezet: een Sportwet die overheden verplicht om te investeren in sport. De reden is even simpel als zwaarwegend: bestrijden van beweegarmoede en investeren in preventieve gezondheidszorg. De lobby is stevig. Die drukken wel door. Nog meer sporters dus.

Vier miljoen sporters… het is nogal een opgave. Gaan we die nieuwe sporters allemaal naar de sportscholen sturen, vragen we ze om een eigen blokje om te lopen, te rennen of te fietsen? Of maken we ons klaar als sportverenigingen om een deel van deze nieuwe sporters welkom te heten. Er wordt ook naar ons sportverenigingen gekeken om meer sporters van buiten binnen te halen.

De sportraad roept ons op te innoveren. Andere vormen van binding te verkennen. De sporter meer centraal stellen en minder de sport.

Verenigingen krijgen de vraag of ze accommodatie openstellen voor niet-leden. Zaken om over na te denken als bond en als vereniging. Doen we mee of niet? En als we meedoen: wat betekent dat dan, waarin moeten we investeren? En hoe doen we dat?

Best veel dingen om over na te denken. Daarbij vallen een beetje aandacht voor plezier en professionaliteit van trainers in het niet. Daar maar snel mee beginnen dan? Dan is dat klaar.

 


Een kontje voor de klup

Door Feike Tibben | 16 april 2021

Feike Tibben is bestuurslid van de Koninklijke Nederlandse Roeibond, met als portefeuille sportontwikkeling. Lees alle bijdragen – op persoonlijke titel – van Feike hier.


Afgelopen twee weken ging mijn aandacht op aan kwesties over veiligheid. Was effe nodig. Niet dat ‘t nu  daarmee klaar is, maar de verenigingen en de commissie veiligheid van de Roeibond pakken het weer op. Wordt vervolgd.

Ik pak daarom mijn voornemen weer op om een aantal bespiegelingen te geven over verenigingen.  Na een bijdrage over activering, over verenigingscultuur en over vrijwilligersbeleid, deze week een stuk over de clubkadercoach.

De wat?  De clubkadercoach. Het fijne van een brede bestuursportefeuille is dat je wordt doodgegooid met allerlei studies, rapportages, documenten. Zo kreeg ik van de Vereniging Sport en Gemeenten de ‘Rapportage over de eerste tranche proeftuinen clubkadercoach toegezonden. Nou niet echt een titel waarvan je gaat watertanden, maar toch: interessant leesvoer. Eerlijk gezegd had ik het hele instrument gemist, en ik was niet de enige roeier. In de hele rapportage geen woord over watersport.

Maar goed. Interessant dus, want waar gaat het om: de clubkadercoach is een professional die het kader, dus bestuur, trainers, coaches van een sportvereniging te hulp kan schieten. En dat past wel in een bredere ontwikkeling van professionalisering. Want of je je nu verdiept in het NOC-NSF of de adviezen van de Nederlandse Sportraad leest, overal komt professionalisering om de hoek kijken als het gaat om opleidingen, kwalificaties en om governance en integriteit. En die professionalisering gaat verder dan alleen de sport zelf. Voor de sport hebben we een hele batterij opleidingen. Het is ook iets breder dan de bekende (toch?) coach-de-coach-aanpak.  De Clubkadercoach biedt trainers een aanvulling op het niet-sportspecifieke. Niet op het WAT van de sport zelf, maar op HOE breng je het over. Als ik bij mezelf naga: tja die sport, dat vond ik al moeilijk zat en als ik daarin vastloop dan pakken we een of andere manual er nog maar weer eens bij. Maar het HOE?

Ja hoor eens: ik ben geen juf of meester, ook geen opvoeder. Ze komen hier om te sporten. Ik doe het één keer voor en dan moeten ze het snappen. Zo werkt ‘t!’

Zou het? Zou het zo werken? Een studie van het Mulierinstituut laat zien dat een goed pedagogisch klimaat belangrijk is, ook en misschien wel vooral op de club. En zij staan zeker niet alleen in het onderkennen van het belang van een goed sportklimaat. Nicolette Schipper, lector aan Windesheim, liet ons in november 2020 op een KNRB-webinar (de link is van de gymnastiekbond, maar de onze was vergelijkbaar) ook al zien hoezeer plezier en prestatie met elkaar samenhangen.

Professionaliteit & plezier als hét fundament voor de prestatie, hoe leuk is dat. En wat vergeten we dat gemakkelijk. De resultaten van de proeftuinen Clubkadercoaching laten zien dat plezier vóór prestatie ook geldt voor trainers: Trainers ervaren meer plezier in hun trainerschap als ze zich zelfverzekerder voelen, als ze de boodschap beter kunnen overbrengen, als ze meer contact hebben met de groep. Ze zien dan dat sporters meer plezier hebben en langer blijven sporten. En daardoor blijven zij op hun beurt ook langer actief trainer. In de proeftuinen had 30% van de trainers na begeleiding meer plezier dan ervoor. Dat levert niet alleen gezondere sporters, de hele vereniging wordt zo een tikkie meer gezond. 

Ik zei dat ik in mijn zoektocht naar ‘hoe werkt dat nu, die clubkadercoaching’ het woord watersport niet was tegengekomen. Grumpy als ik soms ben, beklaagde ik mij daarover bij een van de leden van de juniorencommissie: ‘We worden weer eens over het hoofd gezien, grr’.

Ik werd er fijntjes op gewezen het bij het verkeerde eind te hebben: ‘Maar Feike wist je niet dat we een clubkadercoach in eigen gelederen hebben, die heeft dan wel een hockeyclub begeleid, maar toch. En wat denk je: Wij met z’n tweeën ontwikkelen met die ervaringen nu een juniorcoach I-opleiding’. Lekker dan. Sta ik weer in mijn hemd. Ik krijg de opzet om mijn oren geslingerd: eenvoudig, praktisch, onderbouwd, buddy, certificaten, goud/zilver/brons, junioren zijn eigenaar. Prachtig. Hier ligt goud!

Het leek of ‘t gras bij de proeftuin van de buren groener was, maar ik zag niet dat onze eigen roeituin al langzaam ontkiemt en straks prachtig gaat bloeien. Dat wordt straks dubbel genieten. En ook dat is plezier.

PS: wil jij als vereniging ook hulp van een clubkadercoach (of vergelijkbaar)? Meld je dan bij je gemeente. Onder de vlag van het Sportakkoord kan er veel! 

Zorgen om veiligheid II

Door Feike Tibben | 12 april 2021

Feike Tibben is bestuurslid van de Koninklijke Nederlandse Roeibond, met als portefeuille sportontwikkeling. Lees alle bijdragen van Feike hier.


Vorige week schreef ik al dat ik zorgen heb om de veiligheid van roeiers. Het aantal incidenten is dit jaar ongemeen hoog en helaas vaak te herleiden tot een gebrek aan ervaring, inzicht en kennis.

Het webinar begint hier bij het roei-deel, maar bekijk de hele webinar een keer!

Die veiligheidszorgen zijn er niet alleen bij mij, maar worden breed gedeeld in het bestuur. Niet voor niets deed Rutger Arisz op de KNRB-ALV deze week een klemmend beroep op de verenigingen om hieraan meer aandacht te besteden.

Een klemmend beroep kwam er ook van BLN-Schuttevaer (de bond van beroepsschippers)-bestuurslid Andries de Weerd op het webinar ‘vaar mee met de binnenvaart’. Hij geeft hij een aantal concrete adviezen aan roeiers. Kijk die hele webinar eens na.
Een van de concrete zaken die hij aangeeft is: probeer niet een binnenvaartschip in te halen en blijf er zeker niet vóór hangen. Om in te halen moet je door de zuiging van het schip heen roeien en lukt je dat dan moet je nog helemaal voorbij de dode hoek om weer te kunnen invoegen. Een binnenvaartschip heeft een dode hoek van max 350 meter… dat is een heel eind om in te halen. Daar doe je zomaar 2 à 3 km over. Weet je zeker dat je zoveel vrij water hebt?

Ik snap het wel hoor, die behoefte om ervoor te blijven. Ook ik vaar liever vóór een schip dan erachter in het vuile water. Maar kijk eens op onderstaande foto’s, genomen afgelopen week. Een boordviertje krijgt van de coach de opdracht om snel nog even te vertrekken vóór het aankomende schip. De boot blijft echter hangen in de dode hoek. Op een waarschuwingssignaal wordt niet gereageerd. De eerste foto laat zien wat de schipper ziet vanuit de stuurhut.. helemaal niets. Geen roeiboot te zien. De tweede foto toont het beeld van de boegcamera aan boord van de binnenvaarder. Hierop is de roeiploeg wél te zien. Moet de schipper dan vooral niet zeuren en maar op de camera kijken? Nee. Denk je eens in hoe onveilig dit voelt te weten dat er een boot voor je vaart die je wél op camera maar niet met eigen ogen ziet. Denk daarbij ook aan de remweg – stopweg heet dat in schipperstermen – van zo’n schip. Zo’n boot leg je niet zomaar stil.

Helaas bleef het ook deze week niet bij onoverzichtelijke situaties zoals hierboven of op knrb.nl gemelde near-misses.  
Helaas ging het deze week bij Saurus in Maastricht écht mis.
Helaas zien we ook te vaak onveilige situaties. Bij werkzaamheden wordt maar al te vaak te weinig rekening gehouden met veiligheid op het water en al helemaal met de belangen van de kleine watersport: We zien gemeenten die graag huizen met ligplaatsen willen verkopen en zo roeiers in de knel brengen zoals in Lisse. We zien provincies die bruggen aanpassen om het wegverkeer veiliger te maken zoals bij Cruquius.
Dat soort ingrepen noodzaken de roeiverenigingen om alleen of samen met de KNRB in het geweer te komen. Soms op tijd, maar al te vaak te laat en moeten we achteraf zaken proberen te repareren..

Deze week was er op initiatief van de KNRB overleg met provincie Zuid-Holland, BLN-Schuttevaer en de Federatie Sloeproeien Nederland over de onveilige situatie van de Joop van der Reijdenbrug in Katwijk. Daar was vorig jaar een fataal ongeval tussen een sloep van roeivereniging Ferox en een binnenvaarder <>.

Als je leest hoe de brug is ontworpen: ‘Een sculptuur. Letterlijk goed gebalanceerd, rank en slank. De architectuur is zowel helder als enigmatisch. De rijzige pyloon en de remmingwerken in de rivier tonen onmiskenbaar dat het hier een beweegbare brug betreft. Tegelijk is de horizontale draaiing verrassend, in gesloten situatie vrijwel onzichtbaar’, dan leest dat als een klok maar lees ik niets over veiligheid. 
Terwijl ‘m daar nu wel de kneep zit. Want wie legt er nu een brug aan midden in een scherpe bocht, met een pyloon aan de binnenkant waardoor het doorzicht wordt ontnomen en wie plant er nu ook nog eens een keer een jachthaven (het witte vlekje op de foto) direct bij de brug… Dit lijkt vragen om ellende.

Het oplossen van deze onveilige situatie lijkt nu niet eenvoudig: er is weinig ruimte en afhankelijkheid van borden, toeters, lichtsignalen of camera’s is te kwetsbaar. De mogelijkheden voor intrinsieke veiligheid lijken beperkt. Het toont maar weer aan hoe belangrijk het is om in een vroeg stadium aan tafel te zitten om mee te denken met een ontwerp.

Gelukkig zijn steeds meer roeiverenigingen alert. Bij de Cruquius lijkt het Spaarne bediend te worden en wordt de vaarsituatie aangepast. Roeivereniging Iris moet nog even vechten. Ze maken stampij via de gemeenteraad en eisen dat stukken openbaar worden gemaakt. Goedzo, laat van je horen!

Als verenigingen en als bond zetten we ons in voor een veiliger vaarwater. Maar dat is niet genoeg. Het is belangrijk dat iedere roeier zich veilig gedraagt. Ik zei vorige week al dat ik me zorgen maak om onze veiligheid. Ik zie teveel filmpjes, krijg teveel signalen en teveel berichten van onhandige en ondeskundige acties van roeiers. Helaas was het deze week weer raak. Zie het verhaal van Saurus.

In essentie is het zorgen voor je eigen veiligheid en die van je ploeg zo simpel. je hoeft maar tot tien te te kunnen tellen. Doe dat.

Zorgen om veiligheid

Door Feike Tibben | 5 april 2021

Feike Tibben is bestuurslid van de Koninklijke Nederlandse Roeibond, met als portefeuille sportontwikkeling. Lees alle bijdragen van Feike hier.


Ik had me deze week voorgenomen om door te gaan op een aantal bespiegelingen over verenigingen.  Na een serietje over activering, cultuur en vrijwilligers zou deze week een stuk volgen over de clubkadercoach. Die houden jullie nog te goed.

Het ongeval op de Schie had prio. Achten van Laga en Proteus-Eretes knalden tussen Delft en Rotterdam bovenop elkaar, met de nodige schade, letsel en gedoe tot gevolg. Net als Kees Verweel een week had die in het teken stond van veiligheid, werd dat bij mij ongewild niet anders.

De afgelopen jaren is op papier de aandacht voor veiligheid toegenomen: Er is een KNRB-Commissie Veiligheid, in Zuid-Holland en oost-Nederland hebben roeiverenigingen veiligheidsconvenanten getekend, er is een mooie folder met regels voor veilig varen (vorig jaar nog maar weer eens uitgedeeld aan alle abonnementshouders van Roei!). Rijkswaterstaat heeft 10 gouden tips en de Stichting Waterrecreatie richt een landelijke werkgroep ‘gedrag en veiligheid’ op en nodigen ons uit eraan deel te nemen. Zoveel aandacht, zoveel organisatiekracht, zoveel goede tips, zoveel afspraken met handtekeningen er onder, dat moet wel goed gaan denk je… Helaas is de werkelijkheid weerbarstiger..  Het uitvoeren van elementaire veiligheidshandelingen lijkt voor roeiers soms ver weg.

We krijgen best veel meldingen van overheden en van beroepsschippers over roeiers die onhandige acties doen. Het aantal meldingen lijkt toe te nemen. En dat komt niet alleen omdat het drukker wordt op het water of omdat boten stomme dingen uithalen doen. Maar al te vaak wijst de beschuldigende vinger naar ons, roeiers. Deze week bijvoorbeeld een mail van Schipper Jan (hij wil niet in het nieuws, dus ik laat zijn achternaam achterwege). Hij schrijft ons:

’Het valt mij op dat roeiers zich vaak niet aan de regels houden. Bij bruggen wordt het onderdoorvaartlicht vaak genegeerd wat erg gevaarlijk kan zijn wanneer er een groot schip van de andere zijde een vrije doorvaart verwacht. Grote schepen zijn erg lastig snel tot stoppen te brengen.
Ook wanneer een brug bijna dicht is gaan roeiers al door de brug wat bij lage bruggen natuurlijk gevaarlijk is. Ook dan is het onderdoorvaartlicht nog gedoofd.
Hierbij is vaak ook de verlichting door de roeiers in de avond behoorlijk slecht verzorgd.
Ik verzoek u als KNRB hier aandacht aan te besteden zodat de roeiers niet alleen aan hun techniek werken maar zeker ook ALLE vaarregels kennen en hanteren. Snel thuiskomen is immers minder belangrijk dan  heelhuids thuiskomen. Ik hoop dat u mijn mail niet beledigend opvat want dat zorgt meestal voor weerstand in plaats van begrip. Mijn bedoeling is echt om alleen maar om aandacht te vragen voor de matige wijze waar roeiers zich aan de regels houden.


Wat er kan gebeuren laat dit filmpje van een situatie bij de Euvelgunnerbrug in Groningen zien (uit 2017, maar is nog net zo actueel)… het gaat net goed.

Bijschrift van Provincie Groningen: “De Inspectie Scheepvaart van de provincie Groningen is al geruime tijd bezig met voorlichting aan gebruikers van de provinciale vaarwegen, waaronder de roeiers. Toch gaat het soms bijna mis. Hier zien roeiers een groot containerschip over het hoofd. De schipper van het containerschip voorkomt een aanvaring.”

Een ander voorbeeld is deze inhaalactie op de Schie, drie weken geleden: een viertje denkt optimistisch het vrachtschip Shalom van schipper Rick in te halen. Een staaltje overschatting van eigen kunnen en schromelijke onderschatting van de risico’s (hoe groot is de dode hoek vóór het schip denk je..). Gelukkig breken ze op tijd de onbesuisde actie af.


Is dit om angst aan te jagen of dreigt dat we übervoorzichtig worden als roeibond? Wat mij betreft niet. Wat mij betreft dient het vooral om aan te geven dat het veiligheidsbewustzijn en het veilig handelen onder roeiers écht beter moet. Dat vind ik niet te veel gevraagd: Een beetje roeier kan tot 10 tellen, nou, dan kun je ook de tien tips van varen doe je samen en van Rijkswaterstaat uit je hoofd leren lijkt me.  En als je als fietser of wandelaar zorgt dat je goed zichtbaar ben in het verkeer, dan doe je dat als roeier natuurlijk ook, zeker als je behoort tot de verenigingen die dat  plechtig beloofd hebben.

Verenigingen zouden meer op het weten en toepassen van deze basale kennis moeten toezien. En dat is niet alleen vanwege mogelijke schade of letsel. In het begin van dit artikel heb ik het over schade, letsel en gedoe. Dat gedoe moeten we niet onderschatten. Werd vroeger een ongeluk misschien nog gezien als een kwestie tussen twee partijen die dat maar onderling moest oplossen, tegenwoordig worden dergelijke situaties steeds meer beoordeeld vanuit de verkeerswetgeving en komen politie en Openbaar Ministerie eraan te pas om de verwijtbaarheid en strafbaarheid te beoordelen. En tja… dergelijke juridische consequenties had je misschien nou net niet overzien toen je je clubgenoten een dienst wilde bewijzen door de stuurtouwtjes in handen te nemen.

Want wees eerlijk: welke roeier is zich ervan bewust dat de stuurman volgens het BPR:

  • voor de hele boot verantwoordelijk is dat de verkeersregels worden nageleefd (artikel 1.02)
  • en dat hij/zij ook ervoor moet zorgen dat ie écht de baas is in de boot (artikel 1.03)
  • en hij/zij (artikel 1.04) alle noodzakelijke voorzorgsmaatregelen moet nemen om te voorkomen dat personen in gevaar komen, schade ontstaat of de veiligheid of het vlotte verloop van de scheepvaart in het geding komt?

Als je hier als stuurman niet aan voldoet kan het worden gezien als overtreding of erger, met alle consequenties die daaraan vastzitten. Om het maar wat concreter te maken: Wie checkt buienradar, of windy voor actueel weer. Wie kijkt op www.marinetraffic.com of er nog vrachtschepen onderweg zijn vóór ie gaat roeien?  Wie kan het lijstje voorzorgsmaatregelen opdreunen? Wie oefent met de ploeg regelmatig de ‘bijzondere verrichtingen’?

Ik maak me zorgen om onze veiligheid. Op papier lijkt veel geregeld, maar ik zie teveel filmpjes, teveel signalen en teveel berichten van onhandige en ondeskundige acties van roeiers. Misschien is dit artikel een aanzet om je meer bewust te laten zijn van onze verantwoordelijkheid op het water.

Het is zo simpel: je hoeft maar tot tien te kunnen tellen, maar het is oh zo belangrijk om dat dan ook echt te dóen. Steeds weer, iedere keer. Voor de zekerheid. Voor je veiligheid.
Wordt vervolgd


Álles voor een glimlach?

Door Feike Tibben | 27 maart 2021

Feike Tibben is bestuurslid van de Koninklijke Nederlandsche Roeibond, met als portefeuille sportontwikkeling. Lees alle bijdragen van Feike hier.


Wie de KNRB, roei.nu of nlroei volgt, heeft gemerkt dat er afgelopen weken flink gesteggeld is over licenties. In essentie: mag je eisen stellen aan instructeurs, coaches, en wie mag dan die eisen stellen en wie betaalt de opleiding. Op nlroei wordt voormalig bondscoach Kris Korzeniowski erbij gehaald die ooit gezegd zou hebben: “Als je een oude fiets en een toeter hebt, ben je in Nederland een roeicoach”. Mocht hij dat al hebben gemeend – ik denk het niet – dan is-ie later zeker tot inkeer gekomen: in 2018 verscheen van hem bij US Rowing het kloeke candidate’s manual level 2, 197 pagina’s stevige roeikost. Ietsie meer dan een fiets en een toeter.

Een vergelijkbare discussie als bij licenties zie we op andere vlakken van sport. In brede zin zien we in de sport een groeiende behoefte aan meer kwaliteit. Sporters willen betere spullen, beter begeleid worden, meer waar voor hun geld. Dat er een structureel tekort aan vrijwilligers is komt niet doordat het aantal vrijwilligers afneemt. Het lijkt er op dat we als sport steeds méér vrijwilligers vragen en ook steeds meer ván vrijwilligers vragen. Ze moeten steeds meer kunnen en de verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid die we neerleggen bij vrijwilligers wordt steeds meer ‘een dingetje’. Toen ik een paar jaar geleden bij een van de regiobijeenkomsten dit onderwerp eens aan de orde sneed, beet een verenigingsvertegenwoordiger me toe: “Als vereniging hebben we leden, en als lid hoor je je in te zetten voor de vereniging. Daar krijg je geen geld voor, dat doe je gewoon, en anders ga je maar weg!” Duidelijke taal.
Het deed me een beetje denken aan een bestuurder van mijn oude vereniging die reageerde op mijn voorstel of we niet eens maar een wat moderne outfit zouden moeten: ‘Feike, roeien dat doe je in je oudste katoenen slobbershirt met gaten en in een broek die van je kont afzakt. Zo hoort het.’
Maar net als we de tijd van uniform slobberkatoen kwijt zijn en we best wel kekke roeikleding zien, zie je ook op verenigingen heus niet alleen verenigingen met het klassieke verenigingsmodel van onbetaalde – en vaak niet opgeleide – vrijwilligers.

Dat andere profiel hoeft heus niet helemaal door te slaan naar een marktmodel: De vereniging als bedrijf, zonder leden en met alleen klanten. Op veel verenigingen leeft de discussie: wat doen we nog voor een glimlach en wanneer is een vergoeding redelijk? Ook dié discussie gaat over: ‘wat voor vereniging wil je zijn’ en ‘voor wie wil je vereniging zijn’

Vaak is het niet óf-óf, (betaald /vrijwillig) maar én-én. De meeste verenigingen bevinden zich ergens op de as in het plaatje hieronder tussen glimlach (rechts) en euro (links).

Het plaatje komt uit dit filmpje, Back to Basics 2, een aanrader

Moet het lidmaatschap per se zo goedkoop mogelijk? Ik denk het niet. Als de prijs doorslaggevend zou zijn dan zouden de goedkoopste verenigingen de grootste zijn. Het is vaker andersom. En wees eerlijk: Je wordt toch geen lid van vereniging Y omdat die een tientje goedkoper is dan vereniging Z? Je kiest toch gewoon de club die het best bij je past?  Je kiest toch voor een rijk verenigingsleven en niet de lage kosten?

Veel verenigingen staan niet stil en bewegen zich, sneller of langzamer, steeds meer naar links. Is dat slecht? Gaat hiermee niet de oerhollandse verenigingscultuur naar de knoppen? Ik denk het niet. Sportverenigingen bieden een dynamisch palet. Net als dé Nederlander bestaat ook dé sportvereniging niet. Verenigen is een werkwoord, niet statisch, maar constant in beweging.

Is een vergoeding logisch? Voor sommige functies wel. Als je van vrijwilligers kwaliteit, inzet, verantwoordelijkheid vraagt, moet je als vereniging ook wat bieden. Of liever andersom: als je wat biedt, dan mag je ook wat vragen. De vanzelfsprekende inzet van vroeger zakt wat weg, we krijgen er kwaliteit voor terug. Zolang we maar samen vereniging blijven is dat helemaal niet erg. Zeker niet.
Niet alles hoeft voor een glimlach.

Wil je meer weten over vrijwilligers en vergoedingen? Kijk op sportwerkgever.nl.


Verenigingsculturen

Door Feike Tibben | 19 maart 2021

Feike Tibben is bestuurslid van de Koninklijke Nederlandsche Roeibond, met als portefeuille sportontwikkeling. Lees alle bijdragen van Feike hier.


Vorige week schreef ik aan het slot van mijn bijdrage: ‘Het lijkt er op dat verenigingen die actief zijn, die het verenigingsleven levend houden, die beseffen dat een sportvereniging meer is dan een botenuitleenbedrijf, succesvoller zijn in het vasthouden van leden en zelfs in slechte tijden weten te groeien.’
Natuurlijk was dat een wat uitdagende oproep aan verenigingsbestuurders om sporters activiteiten te bieden en actief leden te verenigen en géén beschuldiging ‘eigen schuld, dikke bult’ in de richting van verenigingen die ondanks alle inzet toch hun ledental niet vast weten te houden.
Maar in essentie ging die passage over: wat voor vereniging wil je zijn? Wil je als vereniging vooral sportmiddelen bieden, of goede training, of vooral er zijn om gezelligheid te faciliteren, of… noem het maar. Wat voor vereniging we willen zijn en hoe we ons tot elkaar verhouden, hoe vaak hebben we het daar over in de vereniging of de bond? Veel te weinig toch. Vaak hebben we het over regels, geld, taken, gedoe.

Natuurlijk trap ik ook in die val en is ook mijn week gevuld met regels, geld, taken en gedoe. Fijn is het dat iemand je dan weer eens spiegel voorhoudt.  Ik kreeg een mail van Belia van roeivereniging i.o. RV Harder in Harderwijk. Dit coastal initiatief met de jaloersmakende naam is vorig jaar midden in de coronacrisis ontstaan. Het uitdagende van zo’n nieuwe vereniging is dat je helemaal van nul bouwt aan de vereniging. Dat pakken ze goed aan. Belia: ‘In oktober hebben we een schets gemaakt van het soort vereniging dat we willen zijn. Qua cultuur, zeg maar. Kernbegrip daarin is dat we een open vereniging zijn.‘ In hun geval betekent dit dat onder andere wordt nagedacht over andere vormen van ledenbinding dan een klassiek lidmaatschap. Leuk en helemaal van deze tijd. Het dwingt ons als KNRB tot meedenken: hoe ver willen we en kunnen we hierin meegaan. Dat lijkt een juridisch kwestie, maar gaat natuurlijk over cultuur: hoe open willen we als roeigemeenschap zijn? Dutch Coastal Rowing is vorig jaar toegetreden tot de KNRB met een voor ons helemaal nieuw ledenconcept. RV Harder zet nog weer stapjes naar een open roeicultuur.

Natuurlijk blijft het niet bij die ene kwestie. Belia vervolgt: ‘By the way: Zo’n cultuurschets staat in geen enkel handboek voor oprichting. Maar als je bedenkt dat je met structuren min of meer bepaalt wat voor cultuur je zaait, verdient het aanbeveling vanuit de gewenste cultuur te denken. Het heeft vette gevolgen voor hoe je zaken regelt in statuten en HR.’

Oef… Helemaal gelijk natuurlijk. En wij waren nog wel zo trots dat we een compleet gereviseerd handboek nieuwe verenigingen hadden gemaakt dat in onze ogen meer dan compleet was en bijvoorbeeld aangevuld met praktijkervaringen van zeven recent opgerichte verenigingen..


Ik kijk nog even terug op dat oude filmpje van Berend Rubbingh ‘back to basics’ Niets aan waarde ingeboet.

Een oude managementwijsheid luidt: ‘the urgent drives out the important’. In het dagelijks gedrang komen belangrijke zaken als verenigings- of sportcultuur te vaak tussen wal en schip en voor je het weet is de week gevuld met regels, geld, taken en gedoe. Ik kijk back tot basics en besef dat ik maar al te vaak de essentie van het zijn van een sportvereniging vergeet: een gemeenschap zijn en samen iets voor elkaar krijgen wat in je eentje niet lukt. Dank voor deze spiegel. ‘Verenigen’ is een werkwoord.


Goede Tijden, Slechte Tijden

Door Feike Tibben | 12 maart 2021

Feike Tibben is bestuurslid van de Koninklijke Nederlandsche Roeibond, met als portefeuille sportontwikkeling. Lees alle bijdragen van Feike hier.


Aan alles is te merken dat we langzaam, langzaam de lock-up loslaten, de teugels wat laten vieren, al mogen we dat blijkbaar niet zo noemen. Sinds vorige week is Delft tot inkeer gekomen en ook daar mag nu geroeid worden door iedereen U27. Zij waren overigens niet de laatste. Pas deze week ging ook het allerlaatste bolwerk Alkmaar door de knieën. Ook daar mag nu iedereen U27 in ploegjes het water op. Alkmaar… ooit begon daar de victorie.., nu zijn ze ’s lands hekkensluiter. The times, they are a changin’.

Nu voor heel Nederland het roeien U27 van het slot is begint natuurlijk gelijk de roep wie de volgende groep zal worden. Afgelopen weken hadden we als KNRB-bestuur diverse overleggen met voorzitters van verenigingen en daar werd deze roep wel heel duidelijk. Een paar voorzitters hadden een uitgesproken visie. In hun ogen zou iedereen die gevaccineerd is weer moeten mogen varen: ‘na de spuit, in de schuit!’. Andere bleken voorzichtiger en willen pas weer open als het voor iedereen veilig is. Het wensspectrum blijft breed.

In de gesprekken met de voorzitters en ook uit de jaarcijfers van de verenigingen komt duidelijk naar voren hoe anders verenigingen het jaar 2020 overleefd hebben en ook anders ze ook 2021 ingaan. Een flink aantal verenigingen heeft het ledental zien krimpen. Opvallend is daarbij dat er landelijk dubbel zoveel vrouwen hebben opgezegd als mannen. Een verklaring? Volgens Marieke Bal van British Rowing zoeken vrouwen meer gezelligheid en samenzijn op verenigingen. Wellicht is dat een verklaring. Wees eerlijk: In een stil coronajaar is het best lastig een vereniging levend te houden. 

Veel verenigingen hebben de boel op slot gedaan. Geen kantine, geen groepsactiviteiten, geen instructie, borden ‘gesloten’, en ‘verboden toegang’. Tja dan wordt het wel heel stil.

Er zijn het afgelopen jaar echter ook verenigingen gegroeid. Opvallend is dat de groeiverenigingen hiervoor dezelfde oorzaak geven als de krimpverenigingen: het komt door corona!

‘Door corona hebben mensen behoefte aan nieuwe dingen, aan ruimte, aan openheid. Wij geven die: zet ze in een skiff en je kunt aan de slag. Dat levert zo nieuwe leden op.’

Roeivereniging De Kogge spant bij mij de kroon. Zo’n vereniging die ineens opvalt. Ik zag ze afgelopen jaar al opvallend actief deelnemen aan onze KNRB-webinars. Er ging  er bijna geen voorbij of een Kogger schoof weer aan (‘hé leuk, daar zijn jullie weer’). Nu is zo’n webinar-deelname niet de maat der dingen, maar dit bleek slechts het topje van activiteiten, want dan zie je even later een stukje in de krant dat ze met steun van Univé drijvers voor skiffs hebben gekocht (‘zo kunnen we tenminste doorgaan met instructie),  pakken ze de vaardigheidsproeven actief op, komen ze op een filmpje met het mooiste roeiwater. En dan zie je ook dat zulke activiteiten beloond worden. En hoe: Ze groeien in het afgelopen coronajaar met tientallen procenten! Daar gebeuren leuke dingen in Medemblik.

Deze verenigingen zien ruimte, zien noodzaak om activiteiten te ondernemen. Niet door regels aan hun laars te lappen, maar door creativiteit en activiteit, door de vereniging op sleeptouw te nemen, ruimte te geven. RV De Waal heeft bijvoorbeeld Edon-skiffs geleend van De Goudse om onervaren roeiers toch instructie te kunnen geven zonder risico op omslaan. Andere verenigingen hebben boten zo omgeriggerd dat met voldoende afstand toch geroeid kan worden. Roeivereniging TOR uit Tilburg hield haar gewoonte om met het woord TOR te spelen warm door in het carnavalsweekend een TOR-tilla-wedstrijd te houden. Weer andere verenigingen wandelen, fietsen, zwemmen, borrelen of hebben digitale indoorsessies en houden zo het verenigingsleven wakker en levend. 

Het lijkt er op dat verenigingen die actief zijn, die het verenigingsleven levend houden, die beseffen dat een sportvereniging natuurlijk meer is dan een botenuitleenbedrijf succesvoller zijn in het vasthouden van leden en in slechte tijden zelfs weten te groeien. Aan de andere, meer behoedzame verenigingsbestuurders zou ik willen zeggen: laat sporters niet alleen, bied activiteiten en middelen en toon je als club actief om leden te verenigen, wees NU actief om nieuwe sporters kansen te bieden, er is ruimte zat. Roeiers snakken.


Gezicht op Delft – De factor R (reprise)

Door Feike Tibben | 5 maart 2021

Feike Tibben is bestuurslid van de Koninklijke Nederlandsche Roeibond, met als portefeuille sportontwikkeling. Lees alle bijdragen van Feike hier.


4 maart 2021 AD. Heel Nederland (onder 27) mag weer samen roeien. Heel Nederland? Nee. Terwijl omliggende plaatsen jongeren volop ruimte geven blijft een kleine nederzetting moedig weerstand bieden…
Vorig jaar meenden de gemeente Nijmegen en ook de Veiligheidsregio Drenthe dat roeiers uit die regio (Phocas, de Waal, de Compagnie, ARC) niet zouden mogen rekenen op de sportversoepelingen die toen aan de orde waren omdat de roeiers niet zouden sporten op een vaste plek, er geen toezicht mogelijk zou zijn, er kans zou zijn op niet beheersbaar contact met anderen. Dat voornemen is toen niet in het nieuws gekomen; de regiobestuurders kwamen al snel tot het inzicht dat er maar weinig klopte van hun redenering en er mocht alsnog geroeid worden. Hoera.

Helaas heeft dat betere inzicht van de bestuurders uit Nijmegen en Assen niet te bestuurders van Eindhoven en Delft bereikt. Deze week waren zij het die meenden dat de Rijksregel dat ‘mensen tot en met 26 jaar mogen vanaf 3 maart met meer dan twee personen samen buiten sporten op sportaccommodaties’ niet zou gelden voor roeien omdat geen sprake zou zijn van sporten op een sportaccommodatie… pff.
Inmiddels is Eindhoven al gedraaid en gelukkig tot de slotsom gekomen ‘dat het water/roeiparcours in dit geval als verlengde van de sportaccommodatie kan worden beschouwd. De toegang tot het water/roeiparcours in de praktijk beperkt is tot de leden van de roeiverenigingen. Er vindt op het water geen vermenging met andere vervoersstromen plaats, waardoor de situatie beheersbaar blijft.’

Delft persisteert… vooralsnog.

Al eerder heb ik op dit platform aangegeven hoe belangrijk het is dat we als roeiers opkomen voor de belangen van ons roeiwater en dat water beschermen. In de factor R ging het over Rotterdam dat een brug wil aanleggen over de Rotte. Dergelijke voorbeelden zien we vaker: gemeenten die waterbelangen over het hoofd zien bij ambitieuze plannenmakerij. Deze week nog moesten we als bond een stevige brief sturen aan de gemeente Lisse, die de roeiers van roeivereniging Iris letterlijk klem dreigt te zetten.

Het verbaast me dat de roeisport – niet alleen de bond, ook de verenigingen – tot voor kort zo weinig heeft gedaan om hun waterbelangen zeker te stellen. Echt vreemd.
Want ons belang als roeiers is groot. We zijn op ons thuiswater aangewezen en kunnen niet zomaar verplaatsen. We kunnen niet zomaar, zoals een hardloper of fietser zomaar even op stap om ergens anders te roeien. Dat kan niet met een acht of een vier, en zelfs niet met een skiff. Ons belang is groot, maar de opgave best overzichtelijk: Wij zijn met onze 123 verenigingen gebonden aan zo’n 100 stukken thuiswater, veel meer zal het niet zijn.

Een klein begin is er: in het handboek roeiaccommodaties (what’s in a name!) zijn normen opgenomen voor roeiwater. En de roeiwaterenkaart die we als roeibond een maand geleden hebben gepresenteerd laat exact zien wat onze roeiaccommodaties zijn. Best wel een overzichtelijk landkaartje: Hier wordt geroeid!

Vorig jaar heeft Rijkswaterstaat de roeinormen overgenomen in haar Richtlijnen Vaarwegen 2020. Die richtlijnen gelden voor alle waterbeheerders, dus ook voor waterschappen, gemeenten en provincies. Met die richtlijnen in de hand kunnen we als roeisport een stevig geluid laten horen aan partijen met al te druistige plannen.

De coronaroerselen van afgelopen week laten zien dat dat niet genoeg is. We moeten voor elkaar zien te krijgen dat roeiwater status krijgt zodat de binding tussen thuiswater en roeivereniging vastligt De roeiwaterenkaart en de richtlijnen Rijkswaterstaat zijn nog maar een begin.

Het vastleggen van locaties en status zou een logische volgende stap zijn. Dan is de binding tussen vereniging en water sluitend: Kijk, dít is onze roeiaccommodatie! Dan kunnen we onze accommodaties beschermen en kunnen we Delftse perikelen voor eens en altijd achter ons laten.

Dat onze roeiwaterenkaart al in look and feel aansluit bij de kaart waarop vaarwegen mét status staan? Niet helemaal voor niets.
Dit moet gewoon gaan lukken. Allemaal duwen!
Daar hebben die Delftenaren vandaag nog helemaal niets aan. Tegen gemeente Delft zou ik willen zeggen: geef de ruimte. We roeien als roeiers met alleen leden, vanaf een vaste accommodatie, vanaf het eigen vlot en op een vast stuk water: dat is onze roei-accommodatie.

Kom op Delft: zo wil je toch niet in het nieuws. Iedereen kijkt jullie aan. Deze beeldvorming, dat is toch geen gezicht?