Eerst de NK, en dan de EK 1951 in Macon

OProeien toen – 35

Door Jan Op | 19 mei 2021

Ik, Jan Op den Velde, 89 jaar, roeide voor Laga in de periode 1950-1954. De omstandigheden uit die jaren schets ik graag.
Vanaf OProeien toen – 1 is het een doorlopend verhaal. Via deze link vind je ze allemaal.


Terug naar het roeien in 1951. De Acht op weg naar de NK. Door Jo zijn we na zijn aanvankelijke “nonchalante” aanpak zijn we weer op het rechte pad terug. Onze “kak” is vrijwel verdwenen, we kunnen enige tijd zonder druk lekker varen. En daar zijn snelle stukjes bij. Jo houdt ons bij de les.

Onze enige tegenstander is Nereus (acht de rest ons onoverwinnelijk?). Enige dagen voor de wedstrijd is een lid van de bemanning ziek. Bij Aegir wordt een invaller gevonden. In de krant staat: Laga had het moeilijk met versterkt Nereus. Sterker met één man uit het hoge Noorden! Voor hen die zijn gesteld op volledige informatie: dit zijn de ploegen:

Opmerkelijk is inderdaad dat we voor de tweede helft 20 seconden meer nodig hebben. (Een ander opmerkelijk feit is dat Aad lijkt te weten dat Laga een godin is. Hij weet vast niet dat ze drie(!) borsten heeft). In afwachting van de prijsuitreiking op de tribune(!) heeft de menigte zich alvast opgesteld op het grasveld ervoor.

We zijn goedgekeurd voor de EK in Macon (Fr). Samen met de vier-zonder (Laga) en de vier-met van WIII. En dames: de acht van Het Spaarne, de vier-met van de Hunze en de skiffeuse van Nautilus.


Naar de EK

Op weg naar de EK in Macon reizen we per trein. De wagons zijn verdeeld in “coupés“ en hebben ieder aan de instap-kant een “gewone” deur. Dus geen onderlinge verbinding. Het gezelschap stapt in. Ik weet niet meer hoeveel mensen in een coupé gaan. In ieder geval kleine groepjes van 10 tot 12 personen. Dus een mengsel van ploegen; een uitstekende manier om elkaar te leren kennen.

Een mooie gelegenheid om de “Code des Courses” te bestuderen. Vertaald uit het Frans, toen nog de officiële taal van de F(édération) I(nternationale) des S(ociétés) (d’)A(viron). Het starten is ook in ’t Frans. Onderaan staat :

DE VOLLEDIGE PLOEG MOET DUS DE WEDSTRIJD UITROEIEN (Het is voorgekomen dat een riem brak en de eigenaar te water ging om het gewicht in de boot te verminderen)

Ik kan van deze reis noch in mijn documenten noch in mijn geheugen iets terugvinden. Zoals In Parijs lunchen en van de Gare du Nord naar ’t Gare de Lyon (per bus?). Wat wel indruk heeft gemaakt is de aankomst bij ons tijdelijke verblijf: “School voor meisjes”.

Maar die waren er niet, vacantie. Wij, de mannen, kregen een gigantisch grote slaapzaal toegewezen (onze afvaardiging is ook groot). Daar staan aan beide zijden bedden. De dames (natuurlijk) ergens anders in de school. Wat mij wel is bijgebleven is dat de weg naar de baan (op de Saône) naar beneden gaat. Na het roeien naar boven lopen is een vermoeiende oefening na vermoeiende training. Natuurlijk tweemaal per dag. Overigens is het transport van de boten ook een witte vlek in mijn al jaren overvolle (roei-)geheugen.

Een stukje krant: “De acht van Laga weet de boot onberispelijk aan de gang te houden. Bij de boten die zo perfect doorlopen moet men gewoonlijk de winnaar zoeken. Bij de Delftenaren kan de zuiverheid van het waterwerk en de gelijkheid binnenboord nog wel iets beter maar de haal is eenvoudig formidabel.

We lezen dit natuurlijk pas toen we terug waren in Delft. Met de kennis van de uitslag.

Lees volgende week verder!

Het jaar voorbij

Door Feike Tibben | 7 mei 2021

Feike Tibben is bestuurslid van de Koninklijke Nederlandse Roeibond, met als portefeuille sportontwikkeling. Lees alle bijdragen – op persoonlijke titel – van Feike hier.


Het afgelopen jaar heb ik wekelijks een column geleverd aan Roei.nu. Ik heb hierin geprobeerd jullie mee te nemen in wat er zoal omgaat in dat KNRB-bestuur en de diverse commissies en heb inzichten en ontwikkelingen op sportgebied met jullie gedeeld. Mijn insteek was daarbij om sporters, sportkader en sportbestuurders te motiveren en uit te dagen om nieuwe wegen in te slaan, de sport te blijven innoveren en nieuwe groepen aan te laten haken. Mijn bestuursportefeuille heet immers niet voor niets ‘sportontwikkeling’.  Soms ben ik daarbij op wat tenen gaan staan of heb ik tegen schenen aangeschopt, dat moeten jullie me maar vergeven. Alles voor de goede zaak.

We zijn nu het jaar voorbij, een periode van wekelijkse stukjes sluit ik vandaag af. Het is weer tijd om ruimte te maken voor andere roeibestuurszaken.

In deze laatste bijdrage wil ik eens een blik geven op mijn portefeuille: hoe innovatief zijn we nu eigenlijk als roeisport. Ik krijg nogal eens het verwijt – zowel van binnen als van buiten de roeisport: ‘die roeisport, jullie houden maar vast aan tradities ontwikkelen totaal niet mee’ of het wat meer gevatte ‘jullie missen de boot’. 

Nu wil ik niet zeggen dat ik helemaal tevreden ben over de ontwikkeling van de sport, ‘dat mag wel een stukje sneller, breder, innovatiever ’ zegt mijn ongedurige inborst.  Ik zie nog veel verenigingen focussen op het afdraaien van jaarlijkse riten. Verenigingen die moeilijk uit de corona-stand komen en blijven focussen op wat niet kan. Ik zie ook hoe lastig het is om nieuwe groepen te binden aan de club. Ik maak me echt zorgen om het aantal junioren. Dat gaat nog steeds niet goed. Daar moeten echt 1, 2, nou doe maar 7, tandjes bij.

Maar gelukkig zie ik ook veel verenigingen die nieuwe dingen doen, ontwikkelen, leren, samenwerken. Zo maar wat voorbeelden (en excuus voor iedereen die niet genoemd is):

Bij roeivereniging Breda lenen ze SUP-boards uit aan ouders van roei-junioren, waardoor deze actief de tijd kunnen doden en langzaam ook verbonden worden aan de vereniging. Mooie service! Bij roeivereniging Gouda gaan ze nog een stap verder met die sup’s. Daar hadden ze al edonskiffs (check ‘t filmpje, zo heb je nog nooit iemand in een roeiboot zien stappen!) maar nu gaan ze naast roeien en zeilen ook suppen aanbieden. Kijk maar!

Nieuwe verenigingen als RV Harder en Dutch Coastal Rowing introduceren nieuwe lidmaatschapsvormen, waarbij mensen die maar af en toe bij deze clubs willen roeien makkelijk kunnen instappen. Iets vergelijkbaars biedt ook RV De Waal uit Nijmegen. Zij bieden sporters van andere verenigingen indoorfaciliteiten. Die andere sporters hoeven zo niet naar een dure sportschool, RV De Waal krijgt extra inkomsten. Een win-winst-situatie.

De Amsterdamse algemene verenigingen De Hoop, Willem III, RIC en De Amstel gaan samen met steun van NOC*NSF de website ikwilroeien.amsterdam.nl opzetten. Alle verenigingen bieden via die weg junioren een maand intro aan. Wat een mooi samenwerkingsinitiatief!

Samenwerken met anderen doen ze ook in Eindhoven. Daar bieden roeivereniging Beatrix en Theta.  Beta-roeien aan: junioren worden begeleid door studenten. Zo kan de algemene vereniging héél veel nieuwe leden opvangen.

Roeiverenigingen De Laak en Pelargos, nu nog geen buren, hebben samen het initiatief genomen om Roeicentrum De Binckhorst op te zetten en zo het roeien in de Haag een sprong voorwaarts bieden. En wat te denken aan al die initiatieven van verenigingen om maatschappelijk actief te zijn en zo de vereniging op de kaart zetten. Bijvoorbeeld roeiverenigingen De Grift, CornelisTromp, Hemus, Aeneas, TOR en Aross   die jaarlijks het zwerfvuil rond hun vaarwater opruimen.

Of verenigingen als Pelargos die een flink deel van de inkomsten van de Hofvijverregatta aan goede doelen schenkt, Theta dat op dit moment hartjes fietst voor de Hartstichting.

En meer voor verenigingen zelf: niet nieuw, maar wel vernieuwend: opleidingen openstellen voor andere verenigingen zoals Nautilus doet met de cursus roeien op stromend water. Misschien zijn er wel meer service-initiatieven te bedenken.

Roeivereniging De Hunze uit Groningen servicet de eigen leden door ketencoaching, iedereen leert beter roeien, en roeiers van verschillende niveaus worden aan elkaar verbonden. Een mooi initiatief om leden te verenigen. Kan zó elders worden opgepakt!

De Nederlandse sportraad roept ons op te innoveren. Andere vormen van binding te verkennen. De sporter meer centraal stellen en de sport minder’ schreef ik twee weken geleden. Een collega-bestuurslid mopperde eerder daarover ‘mag de sport ook alsjeblieft sport blijven?’
Zeker!

Ik verwacht ook niet dat we ons als sportverenigingen en masse inschrijven op het ‘steunpakket sociaal en mentaal welzijn ten behoeve van de jeugd, ontmoeting en begeleiding van kwetsbare groepen en bevordering gezonde leefstijl’. Dat is inderdaad een flinke stap te ver. Schoenmaker blijf bij je leest. Tegelijkertijd zien we echter dat behoeften van sporters veranderen en ook de positie van sport verandert. Er zijn bovendien meer aanbieders, meer sporters. Dat maakt onze omgeving anders. Het is óók aan ons om daarop in te spelen.

De tijd staat niet stil. We mogen meebewegen. We zijn een sport, geen museum.

Hoewel zo’n museum… Afgelopen week bracht ik een bezoekje aan het digitale roeimuseum.nl, en kijk: sommige zaken komen gewoon weer terug. Neem nou deze uit 1917, het oprichtingsjaar van de KNRB: er wordt gesproken gecombineerde wedstrijden voor boten met vaste bank en boten met slidings: daar praten we nu óók weer over om de werelden van het sloeproeien en van het coastalroeien wat meer bij elkaar te brengen. Dat idee is helemaal niet nieuw, maar hartstikke ouderwets.

Of dan deze: het beeld van de allereerste(!) roeiwedstrijd in Nederland in Rotterdam in 1846: dat beeld verschilt toch niet wezenlijk van een plaatjes van de worldcup beachsprint in 2019 (meer dan 150 jaar later) of wedstrijden in een heel nieuwe klasse boten: de St Ayles skiffs. Ik heb ze maar even bij elkaar gezet. Je ziet: dat beeld is niet ouderwets, maar juist hartstikke nieuw!

Sportontwikkeling is eigenlijk net als roeien: je kijkt strak achteruit, houdt in de gaten wat links en rechts van je gebeurt en ondertussen ga je doelgericht en efficiënt vooruit.

Allemaal meedoen hoor!


Kantelpunt?

Door Kees Verweel | 1 mei 2021

Kees Verweel (1963), actief sloeproeier sinds 1980. Woont met Silke aan de Oosterschelde in Kattendijke (Zeeland). Drie volwassen kinderen. Initiator en beheerder van www.sloeproeien.nl. Bij diverse verenigingen geroeid, eind 2019 medeoprichter van de nieuwe club Sloeproeien Zeeland waar we in de zesriemer Seelandia roeien. Lees alle bijdragen van Kees Verweel hier.


Het zijn (nog steeds) spannende tijden. De coronacijfers zijn nog steeds alarmerend, flink dalende trends zijn er nog niet. Sterker nog, de zorg staat onder enorm hoge druk. Sommige experts vrezen dat Koningsdag een ‘superverspreider’ zal blijken te zijn. Maar ondanks deze alarmerende signalen is sinds afgelopen woensdag stap 1 van het openingsplan een feit! Onder voorwaarden zijn de winkels weer open zonder afspraak vooraf, is de avondklok verdwenen en kunnen we eindelijk weer eens een terrasje pakken tussen 12 en 18 uur. Er worden snel meer en meer mensen gevaccineerd, en hierdoor zitten we als het goed is op een belangrijk kantelpunt. De verwachting is dat de cijfers binnen enkele weken serieus gaan verbeteren.

Als de coronacijfers niet verder verslechteren is de volgende stap op 11 mei. En hier staan mogelijke uitbreidingen voor sporten buiten beschreven. Ik ga ervan uit dat we dan nog niet binnen 1,5 meter afstand van elkaar mogen sporten, maar wie weet volgt deze aanpassing wel bij stap 3 eind mei of stap 4 half juni? We moeten dus nog heel even geduld hebben, maar er lijkt serieus licht aan het einde van de tunnel. Wie weet kunnen we ergens in juni of juli na 8-9 maanden corona pauze dan eindelijk weer aan de riemen. Wat een heerlijk vooruitzicht om straks weer met de sloep door het water te glijden, of met veel wind over de golven te stuiteren. Op Facebook passeren regelmatig foto’s van sloeproeiteams die zich voorbereiden op de dag dat het weer mag. De laatste onderhoudswerkzaamheden worden afgerond, nieuwe riemen worden aangeschaft en nieuwe teams worden opgericht. Sloepen wisselen van eigenaar en er worden nieuwe sloepen gebouwd en opgeleverd. Iedereen staat klaar in de roeistartblokken!

Voor raceorganisaties zijn het ook spannende tijden. Want alles valt of staat bij het verkrijgen van een vergunning. Vanaf stap 4 in het openingsplan zijn evenementen vanaf half juni weer toegestaan, maar de vraag is in hoeverre gemeenten dan enthousiast vergunningen gaan afgeven. De lijst van organisaties – en niet alleen uit de watersport – die staan te popelen om hun evenement weer te mogen organiseren is ongetwijfeld heel erg lang. Tot in juli zijn de meeste sloeproeiwedstrijden afgelast, en ik ga er een beetje van uit dat de resterende tot de zomerstop ook nog net niet door kunnen gaan. Maar hopelijk kunnen we na de zomervakantie ook eindelijk weer wedstrijden roeien en onderling onze krachten meten. Dat zal wel vreemd zijn voor velen. Vorig jaar zijn slechts enkele races doorgegaan met een beperkt aantal deelnemers, dus heel veel sloeproei(st)ers hebben elkaar sinds einde seizoen 2019 niet meer gezien. De eerste wedstrijden worden vooral prachtige samenkomsten, want juist dit sociale aspect maakt sloeproeien zo bijzonder. Met onze eigen club die inmiddels bijna 1,5 jaar oud is hebben we nog geen enkele race kunnen roeien, dus diverse van onze leden hebben deze sfeer nog nooit geproefd! Echt iets om naar uit te kijken. Maar stap 1 uit het (sloep)roeistappenplan is weer samen in de sloep onze trainingsrondjes maken, ook een heel mooi vooruitzicht!

Ondertussen heb ik mijn roeitrainer naar buiten gesjouwd, zodat ik in ieder geval het weer en de wind ervaar, maar nu nog de golven, het zoute water en andere roeiers om me heen! Op naar stap 1!


Babylon in de boot

Door Feike Tibben | 30 april 2021

Feike Tibben is bestuurslid van de Koninklijke Nederlandse Roeibond, met als portefeuille sportontwikkeling. Lees alle bijdragen – op persoonlijke titel – van Feike hier.


Zoals jullie wellicht weten voeren we als KNRB gesprekkken met de FSN, de Federatie Sloeproeien Nederland, om te zien waar en hoe we kunnen samenwerken. Die verkennende gesprekken zijn een direct uitvloeisel van de breedtesportvisie ‘een bond voor alle roeiers’ [waar hebben ze die titel toch vandaan? Red.] die de leden van de roeibond in 2020 hebben omarmd. De reden dat we willen samenwerken is omdat we dan bij de sportkoepels met één gezicht naar voren kunnen treden en dat we efficiënt belangen kunnen behartigen. De afgelopen twee jaar hebben Helène (secretaris KNRB) en ik al veel gesprekken gevoerd met Dick en Nanette, voorzitter en secretaris van de FSN. Opvallend hoeveel zaken we delen: coronamaatregelen, roeiwater, veiligheid, jurering, tijdmeten, ploegvorming, warmweerprotocol, slechtweerprotocol… allemaal gelijk. Zó gelijk!  Ook het botenjargon komt goed overeen.We hebben het over riemen en niet over peddels. We hebben bladen, een boeg, een kiel en natuurlijk zijn stuurboord en bakboord ook hetzelfde.

Het moment nadert dat we die verkenning een stapje verder brengen en een keer bij elkaar in de boot kruipen.  Daarom me maar eens verdiept in de roeicommando’s van het sloeproeien. Die staan netjes bij de FSN op de website.

Maar hemeltjelief! Wat een abracadabra! Ze praten in de boot heel anders als wij!  Andere boten (slaan niet om, liggen altijd al in het water en niet in de loods) en een andere geschiedenis (ik schreef daar eerder over) zorgen voor een heel andere taal: Babylon in de boot!

Daarom deze week: de vertaaltabel sloeproeien – rolbankroeien. Begrip begint met begrijpen niewaar? 

Commando’s staan onderstreept. Daar waar commando’s niet te vertalen zijn, domweg omdat deze uitvoering bij de andere groep niet bestaat (de sloeproeiers tillen bijv geen boten, de rolbankroeiers laten altijd de riemen buiten boord), heb ik dat wat vrijelijk ingevuld met ‘commentaar’. De vertaaltabel is er ook als pdf.


Weer in de tub

OProeien toen – 33

Door Jan Op | 27 april 2021

Ik, Jan Op den Velde, 89 jaar, roeide voor Laga in de periode 1950-1954. De omstandigheden uit die jaren schets ik graag.
Vanaf OProeien toen – 1 is het een doorlopend verhaal. Via deze link vind je ze allemaal.


Na een omweg in de toekomst terug naar het ‘heden van toen’ (1951). Eindelijk mogen we weer het water op. Ook weer in de ’tub’. Natuurlijk niet zoals op dit plaatje.

Dat brengt mij op de oefeningen die Jo bedenkt. Hij heeft in Henley gezien dat de Amerikanen een lange haal kunnen maken door het water naar voren toe te pakken zonder heel ver achterover te vallen bij de finish. En de slidings zijn langer. Het is duidelijk dat het laatste stukje haal bij ver achterovervallen niets bijdraagt aan de snelheid. Verder naar voren toe ‘pakken’ wel.

Het plaatje is zo goed mogelijk opgekalefaterd. Het is een kopie van een kopie, enz. Maar een dermate goed voorbeeld dat ik het niet weg kan laten).

Dat ‘pakken’ is nieuw, het ‘vliegen vangen’ is duidelijk een misvatting. Het totaal anders ‘pakken’ vergt de nodige inspanning (ook van de hersenen). Jo heeft een oefening bedacht die moet aantonen dat  het ‘pakken’ en vastzetten van het blad in het water is aan te leren. Met twee roeiers in de tub moet een van de roeiers met het blad boven water stil blijven zitten en de andere halen. Dat betekent niet alleen ‘omtrekken’ maar ook over het andere boord vallen. En dat moet worden voorkomen. Dat kan alleen door het blad bij de inpik vast te zetten en onder aanhoudende druk, met eerst gestrekte armen, de haal te maken. Op die manier kan je de dol op z’n plaats boven water houden. Best lastig. (Natuurlijk moet de coach/stuur steeds bijsturen).

Jo heeft meer van die trucjes en aanpassingen zoals bredere (1½ cm) en iets kortere bladen. Het effect blijft niet uit. Misschien ook psychologisch maar uit de tijden blijkt dat we sneller kunnen gaan dan voorheen. Toen een ongekende aanpak van de techniek.

Dat de benen van de mens door de eeuwen heen, en zeker sinds een eeuw geleden, langer zijn geworden, is nog niet helemaal in de wereld van het roeien doorgedrongen. Bij de Amerikanen wel. De Amerikaanse slidings zijn dan ook langer. Die van ons nu ook. Een beetje. Onze Engelse tegenstander in Henley, Cambridge, vaart nog op de ouderwetse korte slidings. Het zal duidelijk zijn dat de heupen goed opvouwbaar moeten zijn.


Een kontje voor de klup? …Tss!

Door Feike Tibben | 23 april 2021

Feike Tibben is bestuurslid van de Koninklijke Nederlandse Roeibond, met als portefeuille sportontwikkeling. Lees alle bijdragen – op persoonlijke titel – van Feike hier.


In mijn stukje vorige week schreef ik over de klubkadercoach en dat het binnenhalen van zo ’n professional bij een vereniging goed zou kunnen zijn om trainers meer bagage te geven.  ‘Plezier en professionaliteit als hét fundament voor prestatie’, schreef ik: ‘hoe leuk is dat.’ Dat was een gevoelig puntje blijkbaar want een aantal verenigingen en trainers voelden zich aangesproken en reageerden gepikeerd: Niet professioneel? Wij? Echt wel? Geen plezier? Wij? Zeker! Je zou er bang van worden.

Mijn betoog was vooral erop gericht te wijzen op het belang van, zoals dat zo mooi heet, het pedagogisch klimaat op verenigingen. Trainers ervaren meer plezier in hun trainerschap als ze zelfverzekerder zijn, beter de boodschap over kunnen brengen of meer contact hebben met de groep. Het effect: sporters hebben meer plezier, blijven langer sporten, trainers blijven langer actief trainer. Dat levert niet alleen gezonde sporters, de hele vereniging wordt zo een tikkie meer gezond. Dat vraagt om trainers die iets meer weten dan álles van roeien en iets meer kunnen dan het geven van technisch advies.

Ja maar, zal de doorgewinterde zuurpruim dan zeggen, ‘So what? Waarom zouden we? Het gaat toch goed met de roeisport? We halen medailles. We groeien nog steeds. We hebben wachtlijsten (oh ja wachtlijsten, de gelukzalige slaappil van menige vereniging). Blijkbaar doen we dan toch iets goed. Never change a winning team.

Zeker doen we iets goed. We staan als roeisport – nog net – in de top tien van snelstgroeiende sporten en doen het stukken beter dan bijvoorbeeld tennis of schaatsen. Maar laten we ons niet rijk rekenen: we blijven flink achter bij de echte stijgers als bijvoorbeeld fietsen of triatlon. En ‘t gaat zeker niet goed in de breedte: Het aantal roei-junioren blijft tot op de dag van vandaag afnemen. Dat maakt ons kwetsbaar.

En wat meer uitgezoomd: Het aantal sporters blijft bij de gezamenlijke sportverenigingen grosso modo gelijk, maar het aandeel verenigingssporters neemt af. Het aantal sporters groeit en dat kan nagenoeg volledig toegeschreven worden aan sportscholen en al die mensen die ‘s avonds een blokje om lopen, rennen of fietsen. Vergis je niet: de hoeveelheid geld die hierin omgaat is inmiddels al bijna 2x zo groot als was verenigingssporters besteden. En hoewel de sportscholen het nu even moeilijk hebben is er geen aanleiding om te denken dat dat tij keert.

De Nederlandse sportraad wil dat in 2030 het aantal sporters in Nederland is gegroeid van 50 naar 75%, oftewel 4 miljoen sporters erbij in 10 jaar tijd. Ze vragen daarvoor om 1 miljard euro om te investeren in accommodaties én in trainers.. PER JAAR.  Er wordt zwaar ingezet: een Sportwet die overheden verplicht om te investeren in sport. De reden is even simpel als zwaarwegend: bestrijden van beweegarmoede en investeren in preventieve gezondheidszorg. De lobby is stevig. Die drukken wel door. Nog meer sporters dus.

Vier miljoen sporters… het is nogal een opgave. Gaan we die nieuwe sporters allemaal naar de sportscholen sturen, vragen we ze om een eigen blokje om te lopen, te rennen of te fietsen? Of maken we ons klaar als sportverenigingen om een deel van deze nieuwe sporters welkom te heten. Er wordt ook naar ons sportverenigingen gekeken om meer sporters van buiten binnen te halen.

De sportraad roept ons op te innoveren. Andere vormen van binding te verkennen. De sporter meer centraal stellen en minder de sport.

Verenigingen krijgen de vraag of ze accommodatie openstellen voor niet-leden. Zaken om over na te denken als bond en als vereniging. Doen we mee of niet? En als we meedoen: wat betekent dat dan, waarin moeten we investeren? En hoe doen we dat?

Best veel dingen om over na te denken. Daarbij vallen een beetje aandacht voor plezier en professionaliteit van trainers in het niet. Daar maar snel mee beginnen dan? Dan is dat klaar.

 


Oceaanroeiboot

Door Kees Verweel | 16 april 2021

Kees Verweel (1963), actief sloeproeier sinds 1980. Woont met Silke aan de Oosterschelde in Kattendijke (Zeeland). Drie volwassen kinderen. Initiator en beheerder van www.sloeproeien.nl. Bij diverse verenigingen geroeid, eind 2019 medeoprichter van de nieuwe club Sloeproeien Zeeland waar we in de zesriemer Seelandia roeien. Lees alle bijdragen van Kees Verweel hier.


Afgelopen week stond weer in het teken van ons Atlantische avontuur. Slechts vijf weken geleden ontkurkten Paul en ik de champagne om te proosten op ons besluit, het startsein voor onze ‘Campaign’. En wat is er al veel werk verzet in die paar weken!
Een niet onbelangrijk onderdeel van onze Challenge is een roeiboot 😉. We zijn dus druk bezig met het verkennen van de diverse opties: een nieuwe boot laten bouwen? een gebruikte boot kopen? een boot huren? wel of geen raceklasse boot? Met alle bijbehorende voor- en nadelen met betrekking tot budget, beschikbaarheid, wensen en eisen. Veel zaken om af te wegen. Populair bij de meeste deelnemers aan de Talisker Whisky Atlantic Challenge zijn de Rannoch boten type R45, R25 of R10, allemaal ingedeeld in de raceklasse. Alle andere ontwerpen worden ingedeeld in de open klasse. Voor ons maakt het niet uit in welke klasse we gaan roeien. Als zestigplussers (in 2023) hebben we niet de illusie om snelheidsrecords te gaan verbreken, dus beide klassen zijn prima voor ons. Voordeel is ook dat er dan een ruimere keuze uit het oceaanroeibootaanbod is voor ons. In het kader van ons onderzoek bezochten Paul en ik vorige week roeisloepen.nl op uitnodiging van Ron Straver.

In alle vroegte vertrokken we zondagochtend van huis, om vanaf carpoolplaats Leusden in één auto verder te reizen. Om 9:30 uur stonden we in het (voor ons) verre Deventer! Met een brede glimlach op zijn gezicht opende Ron de deur. Ron en ik kennen elkaar al vele jaren vanuit de sloeproeiwereld, en we kwamen elkaar vaak tegen bij wedstrijden en de FSN-vergaderingen. In al die jaren had ik nog nooit de werkplaats van Ron bezocht. Ron heeft van zijn roeihobby zijn beroep gemaakt, en bouwt al jarenlang onder andere Kuikensloepen, Delphines en Pilot Gigs. Onlangs heeft hij ook een (houten) St Ayles Skiff gebouwd. Vol passie vertelt Ron ons over een bijzonder project; de bouw van een nieuw model eenpersoons coastalboot met voorin de boeg een minuscuul slaapvertrek. Zodat je een meerdaagse tocht kunt maken zonder gedoe met tentjes op de wal. Ik ben onder de indruk! En wat gaaf om elkaar een aantal uren te spreken, de werkplaats te zien en samen te sparren over de eventuele bouw van een nieuwe oceaanroeiboot! Ron heeft een groot relevant netwerk en veel eigen kennis, mede opgebouwd bij de begeleiding van de uit Deventer afkomstige Dutchess of the Sea. Alle kennis kan gebundeld worden, om het beste van alle werelden samen te brengen in een nieuw te bouwen oceaanroeiboot made in Holland! Absoluut een interessant idee, en voor Ron als botenbouwer uiteraard een prachtig project. Na een heerlijke lunch kregen we ieder nog een doos vol Deventer bijtjes mee, en nadat Ron nog wat foto’s van ons in onze Atlantic Sixties kleding had gemaakt vertrokken we vol indrukken en nieuwe ideeën weer richting huis. Uiteraard gaan we alle opties goed naast elkaar zetten, maar een nieuwe boot is wel erg gaaf! We houden jullie op de hoogte…


Een kontje voor de klup

Door Feike Tibben | 16 april 2021

Feike Tibben is bestuurslid van de Koninklijke Nederlandse Roeibond, met als portefeuille sportontwikkeling. Lees alle bijdragen – op persoonlijke titel – van Feike hier.


Afgelopen twee weken ging mijn aandacht op aan kwesties over veiligheid. Was effe nodig. Niet dat ‘t nu  daarmee klaar is, maar de verenigingen en de commissie veiligheid van de Roeibond pakken het weer op. Wordt vervolgd.

Ik pak daarom mijn voornemen weer op om een aantal bespiegelingen te geven over verenigingen.  Na een bijdrage over activering, over verenigingscultuur en over vrijwilligersbeleid, deze week een stuk over de clubkadercoach.

De wat?  De clubkadercoach. Het fijne van een brede bestuursportefeuille is dat je wordt doodgegooid met allerlei studies, rapportages, documenten. Zo kreeg ik van de Vereniging Sport en Gemeenten de ‘Rapportage over de eerste tranche proeftuinen clubkadercoach toegezonden. Nou niet echt een titel waarvan je gaat watertanden, maar toch: interessant leesvoer. Eerlijk gezegd had ik het hele instrument gemist, en ik was niet de enige roeier. In de hele rapportage geen woord over watersport.

Maar goed. Interessant dus, want waar gaat het om: de clubkadercoach is een professional die het kader, dus bestuur, trainers, coaches van een sportvereniging te hulp kan schieten. En dat past wel in een bredere ontwikkeling van professionalisering. Want of je je nu verdiept in het NOC-NSF of de adviezen van de Nederlandse Sportraad leest, overal komt professionalisering om de hoek kijken als het gaat om opleidingen, kwalificaties en om governance en integriteit. En die professionalisering gaat verder dan alleen de sport zelf. Voor de sport hebben we een hele batterij opleidingen. Het is ook iets breder dan de bekende (toch?) coach-de-coach-aanpak.  De Clubkadercoach biedt trainers een aanvulling op het niet-sportspecifieke. Niet op het WAT van de sport zelf, maar op HOE breng je het over. Als ik bij mezelf naga: tja die sport, dat vond ik al moeilijk zat en als ik daarin vastloop dan pakken we een of andere manual er nog maar weer eens bij. Maar het HOE?

Ja hoor eens: ik ben geen juf of meester, ook geen opvoeder. Ze komen hier om te sporten. Ik doe het één keer voor en dan moeten ze het snappen. Zo werkt ‘t!’

Zou het? Zou het zo werken? Een studie van het Mulierinstituut laat zien dat een goed pedagogisch klimaat belangrijk is, ook en misschien wel vooral op de club. En zij staan zeker niet alleen in het onderkennen van het belang van een goed sportklimaat. Nicolette Schipper, lector aan Windesheim, liet ons in november 2020 op een KNRB-webinar (de link is van de gymnastiekbond, maar de onze was vergelijkbaar) ook al zien hoezeer plezier en prestatie met elkaar samenhangen.

Professionaliteit & plezier als hét fundament voor de prestatie, hoe leuk is dat. En wat vergeten we dat gemakkelijk. De resultaten van de proeftuinen Clubkadercoaching laten zien dat plezier vóór prestatie ook geldt voor trainers: Trainers ervaren meer plezier in hun trainerschap als ze zich zelfverzekerder voelen, als ze de boodschap beter kunnen overbrengen, als ze meer contact hebben met de groep. Ze zien dan dat sporters meer plezier hebben en langer blijven sporten. En daardoor blijven zij op hun beurt ook langer actief trainer. In de proeftuinen had 30% van de trainers na begeleiding meer plezier dan ervoor. Dat levert niet alleen gezondere sporters, de hele vereniging wordt zo een tikkie meer gezond. 

Ik zei dat ik in mijn zoektocht naar ‘hoe werkt dat nu, die clubkadercoaching’ het woord watersport niet was tegengekomen. Grumpy als ik soms ben, beklaagde ik mij daarover bij een van de leden van de juniorencommissie: ‘We worden weer eens over het hoofd gezien, grr’.

Ik werd er fijntjes op gewezen het bij het verkeerde eind te hebben: ‘Maar Feike wist je niet dat we een clubkadercoach in eigen gelederen hebben, die heeft dan wel een hockeyclub begeleid, maar toch. En wat denk je: Wij met z’n tweeën ontwikkelen met die ervaringen nu een juniorcoach I-opleiding’. Lekker dan. Sta ik weer in mijn hemd. Ik krijg de opzet om mijn oren geslingerd: eenvoudig, praktisch, onderbouwd, buddy, certificaten, goud/zilver/brons, junioren zijn eigenaar. Prachtig. Hier ligt goud!

Het leek of ‘t gras bij de proeftuin van de buren groener was, maar ik zag niet dat onze eigen roeituin al langzaam ontkiemt en straks prachtig gaat bloeien. Dat wordt straks dubbel genieten. En ook dat is plezier.

PS: wil jij als vereniging ook hulp van een clubkadercoach (of vergelijkbaar)? Meld je dan bij je gemeente. Onder de vlag van het Sportakkoord kan er veel! 

Over de omstandigheden tussen de schaarse wedstrijden in

OProeien toen – 32

Door Jan Op | 14 april 2021

Ik, Jan Op den Velde, 89 jaar, roeide voor Laga in de periode 1950-1954. De omstandigheden uit die jaren schets ik graag.
Vanaf OProeien toen – 1 is het een doorlopend verhaal. Via deze link vind je ze allemaal.


De ontspanning tussen de wedstrijden draagt ook bij aan het smullen van roeien.


We zijn op de weg terug uit Henley. Mogelijk een verdwenen fenomeen is het al genoteerde uit-training-gaan. Een soort afschudden van de inspanningen, lijfelijk en mentaal, van de wedstrijd(en). Dus “mogen” we even alcohol innemen. Verpakt in diverse smaken.
We arriveren op “ons” schip voor de laatste reis met passagiers die de Batavier-lijn uitvoert. Onze coach, Jo, heeft toestemming gegeven om de training nog even uit te stellen.
We zijn de enige en allerlaatste passagiers. Onder de brug blijkt een bar te zijn. Met barkeeper. Die gelegenheid kunnen we niet weerstaan, dus heeft de barkeeper veel klandizie. Het is intussen avond geworden en aan boord gelden de Nederlandse regels met betrekking tot de werktijden. Verrassend! Op zeker moment roept de barkeeper: laatste bestelling!”. We aarzelen geen moment: “Zet alle flessen maar buiten de afsluiting”. Op die manier kunnen we tenminste ons slaapdrankje veilig stellen.

Bij daglicht komen we in Rotterdam aan. We staan langs de railing te kijken naar het aanleggen. Dat verloopt niet zo soepel. Alsof de sloop al is begonnen. Het schip raakt de dukdalf voor de kademuur met een flinke dreun waardoor de stootrand langs het schip breekt en de stalen strip erop met de snelheid, die het schip nog heeft, voor een deel opkrult. Hetgeen door ons met gejuich wordt begroet. Niet erg dankbaar voor een veilige overtocht.

In Delft aangekomen maken we de afspraak voor de training morgen. Maar tot onze ontsteltenis blijkt dat niet de bedoeling van Jo te zijn! Hij organiseert een feestje – mét dames – bij hem thuis op OD 37. Een verrassende ontwikkeling. Moeten we niet trainen voor de NK? Het maakt ons ongerust. En dat is ook Jo’s bedoeling. Onze toch wat bekakte houding na onze successen en status in de roeiwereld moet worden teruggebracht naar bijna nul. Opnieuw beginnen met leren halen maken en de boot te laten lopen.

Het snelle regelen van dames leidt de groeiende ongerustheid af. Patsy is overgekomen uit Henley! Ze zit achter Jo aan. Maar ook de volgende dag wordt onze “honger” niet gestild. We moeten maar een paar dagen wat aan onze studie doen! Maar het is al vakantietijd!

Volgende week gaat Jan weer in training.


Zorgen om veiligheid II

Door Feike Tibben | 12 april 2021

Feike Tibben is bestuurslid van de Koninklijke Nederlandse Roeibond, met als portefeuille sportontwikkeling. Lees alle bijdragen van Feike hier.


Vorige week schreef ik al dat ik zorgen heb om de veiligheid van roeiers. Het aantal incidenten is dit jaar ongemeen hoog en helaas vaak te herleiden tot een gebrek aan ervaring, inzicht en kennis.

Het webinar begint hier bij het roei-deel, maar bekijk de hele webinar een keer!

Die veiligheidszorgen zijn er niet alleen bij mij, maar worden breed gedeeld in het bestuur. Niet voor niets deed Rutger Arisz op de KNRB-ALV deze week een klemmend beroep op de verenigingen om hieraan meer aandacht te besteden.

Een klemmend beroep kwam er ook van BLN-Schuttevaer (de bond van beroepsschippers)-bestuurslid Andries de Weerd op het webinar ‘vaar mee met de binnenvaart’. Hij geeft hij een aantal concrete adviezen aan roeiers. Kijk die hele webinar eens na.
Een van de concrete zaken die hij aangeeft is: probeer niet een binnenvaartschip in te halen en blijf er zeker niet vóór hangen. Om in te halen moet je door de zuiging van het schip heen roeien en lukt je dat dan moet je nog helemaal voorbij de dode hoek om weer te kunnen invoegen. Een binnenvaartschip heeft een dode hoek van max 350 meter… dat is een heel eind om in te halen. Daar doe je zomaar 2 à 3 km over. Weet je zeker dat je zoveel vrij water hebt?

Ik snap het wel hoor, die behoefte om ervoor te blijven. Ook ik vaar liever vóór een schip dan erachter in het vuile water. Maar kijk eens op onderstaande foto’s, genomen afgelopen week. Een boordviertje krijgt van de coach de opdracht om snel nog even te vertrekken vóór het aankomende schip. De boot blijft echter hangen in de dode hoek. Op een waarschuwingssignaal wordt niet gereageerd. De eerste foto laat zien wat de schipper ziet vanuit de stuurhut.. helemaal niets. Geen roeiboot te zien. De tweede foto toont het beeld van de boegcamera aan boord van de binnenvaarder. Hierop is de roeiploeg wél te zien. Moet de schipper dan vooral niet zeuren en maar op de camera kijken? Nee. Denk je eens in hoe onveilig dit voelt te weten dat er een boot voor je vaart die je wél op camera maar niet met eigen ogen ziet. Denk daarbij ook aan de remweg – stopweg heet dat in schipperstermen – van zo’n schip. Zo’n boot leg je niet zomaar stil.

Helaas bleef het ook deze week niet bij onoverzichtelijke situaties zoals hierboven of op knrb.nl gemelde near-misses.  
Helaas ging het deze week bij Saurus in Maastricht écht mis.
Helaas zien we ook te vaak onveilige situaties. Bij werkzaamheden wordt maar al te vaak te weinig rekening gehouden met veiligheid op het water en al helemaal met de belangen van de kleine watersport: We zien gemeenten die graag huizen met ligplaatsen willen verkopen en zo roeiers in de knel brengen zoals in Lisse. We zien provincies die bruggen aanpassen om het wegverkeer veiliger te maken zoals bij Cruquius.
Dat soort ingrepen noodzaken de roeiverenigingen om alleen of samen met de KNRB in het geweer te komen. Soms op tijd, maar al te vaak te laat en moeten we achteraf zaken proberen te repareren..

Deze week was er op initiatief van de KNRB overleg met provincie Zuid-Holland, BLN-Schuttevaer en de Federatie Sloeproeien Nederland over de onveilige situatie van de Joop van der Reijdenbrug in Katwijk. Daar was vorig jaar een fataal ongeval tussen een sloep van roeivereniging Ferox en een binnenvaarder <>.

Als je leest hoe de brug is ontworpen: ‘Een sculptuur. Letterlijk goed gebalanceerd, rank en slank. De architectuur is zowel helder als enigmatisch. De rijzige pyloon en de remmingwerken in de rivier tonen onmiskenbaar dat het hier een beweegbare brug betreft. Tegelijk is de horizontale draaiing verrassend, in gesloten situatie vrijwel onzichtbaar’, dan leest dat als een klok maar lees ik niets over veiligheid. 
Terwijl ‘m daar nu wel de kneep zit. Want wie legt er nu een brug aan midden in een scherpe bocht, met een pyloon aan de binnenkant waardoor het doorzicht wordt ontnomen en wie plant er nu ook nog eens een keer een jachthaven (het witte vlekje op de foto) direct bij de brug… Dit lijkt vragen om ellende.

Het oplossen van deze onveilige situatie lijkt nu niet eenvoudig: er is weinig ruimte en afhankelijkheid van borden, toeters, lichtsignalen of camera’s is te kwetsbaar. De mogelijkheden voor intrinsieke veiligheid lijken beperkt. Het toont maar weer aan hoe belangrijk het is om in een vroeg stadium aan tafel te zitten om mee te denken met een ontwerp.

Gelukkig zijn steeds meer roeiverenigingen alert. Bij de Cruquius lijkt het Spaarne bediend te worden en wordt de vaarsituatie aangepast. Roeivereniging Iris moet nog even vechten. Ze maken stampij via de gemeenteraad en eisen dat stukken openbaar worden gemaakt. Goedzo, laat van je horen!

Als verenigingen en als bond zetten we ons in voor een veiliger vaarwater. Maar dat is niet genoeg. Het is belangrijk dat iedere roeier zich veilig gedraagt. Ik zei vorige week al dat ik me zorgen maak om onze veiligheid. Ik zie teveel filmpjes, krijg teveel signalen en teveel berichten van onhandige en ondeskundige acties van roeiers. Helaas was het deze week weer raak. Zie het verhaal van Saurus.

In essentie is het zorgen voor je eigen veiligheid en die van je ploeg zo simpel. je hoeft maar tot tien te te kunnen tellen. Doe dat.