De spiegel

Afgelopen week publiceerde tijdschrift Roei! een artikel naar aanleiding van het eindrapport van de Commissie Diversiteit en Inclusie van de KNRB. Deze commissie D&I heeft afgelopen jaar via een uitgebreide enquête onderzocht hoe open we zijn als roeisport ten aanzien van achtergrond, geaardheid, gender of beperking. Het rapport houdt ons een spiegel voor en brengt scherp in beeld wat we impliciet al wel voorvoelen. Het overtal in blank, goed verdienend en hoogopgeleid zal geen verrassing zijn, net als het feit dat we als roeisport qua diversiteit en inclusie minder scoren dan voetbal en ons ongeveer op het niveau van schaatsen en wielrennen bevinden. So far levert het onderzoek vooral een onderbouwde kenschets.

Maar de resultaten tonen ook inzichten waar in ieder geval ik me, tot mijn schaamte, moet ik eerlijk bekennen, veel minder bewust van was. Zo had ik bijvoorbeeld echt de verwachting (en zeker ook de hoop) dat we met onze jonge en hoogopgeleide gemeenschap verder zouden zijn in de acceptatie van bijvoorbeeld de LHBTIQ+-gemeenschap dan uit het onderzoek blijkt. Ook bevestigt het onderzoek maar weer eens dat een getalsmatige meerderheid niet voldoende is voor een gelijkwaardige positie: er roeien meer vrouwen dan mannen, maar die verdeling komt niet terug in de besturen. En dan zwijg ik nog maar over al die andere groepen, minder hoog opgeleiden, minder verdienenden, gelovigen, met een nieuwe westerse achtergrond, met een beperking… Kennelijk is de ontwikkeling naar een meer inclusieve sport er een van zeer lange adem. Het D&I-onderzoek laat zien dat het proces van onderscheid maken ook te maken heeft met de bubbel waarin we zitten. Als roeiers dobberen we nogal eens rond in de vijver van ons kent ons.

Dat is niet nieuw. Het omgaan met gelijkgestemden en het maken van onderscheid met andere groepen speelt In de geschiedenis van de roeisport een belangrijk rol. Ik heb in een eerdere bijdrage aangehaald dat de hogere klassen, die de early adaptors van het roeien waren, zelf vaak niet aan wedstrijden deelnamen. Vermogenden huurden beroepsploegen in om voor hen te roeien. Er was scherp onderscheid tussen vermogende wedders en werkende roeiers. Toen de sport zich verder ontwikkelde en de hogere middenklasse zelf ging roeien ontstond een voor arbeiders afgesloten community met eigen decorum en zorgvuldige bewaakte omgangsvormen en ‘de Engelsche gentleman’ als rolmodel. Of het nu gaat om ‘kleeding, gebruik der booten, roeicommando’s of beheersching van het lichaam’: het Engelse voorbeeld vormt het ijkpunt. In het standaardwerk: Het roeien, handleiding bij de beoefening der roeisport uit 1919  waarschuwt de schrijver Abendanon zelfs dat de sport niet te populair zou moeten worden: de Engelse waarden zouden eens kunnen vertroebelen. 

Diezelfde angst voor verlies aan decorum leidde er ook toe dat vrouwen niet aan hardroeien mochten doen, dat was onvoldoende ‘ladylike’. Vrouwen waren veroordeeld tot stijlroeien. Vrouwen werden ook uitgesloten van boten met rolbanken en outriggers: bij het intrekken van de benen zou de rok omhoog gaan en er meer been in zicht komen dan fatsoenlijk geacht werd. En de vrouwelijke roeiers mochten in Amsterdam ook niet aanleggen bij het Kalfje: hun kleding was te aanstootgevend voor de andere clientèle.

Natuurlijk is het aardig om hoofdschuddend achterom te kijken, naar die malle fratsen van vroeger, maar laten we eens kijken wat we kunnen leren van de geschiedenis. Zou het doorgronden van de ontwikkeling van het vrouwenroeien ons kunnen helpen om de roeisport breder toegankelijk te maken? Niet dat we er al zijn ten aanzien van de positie van vrouwen in de sport overigens, zeker niet. Maar toch…

Een blik terug

De oudste roeiverenigingen in Nederland, die van voor 1900, zoals De Koninklijke, De Hoop, De Dordtsche en De Maas zijn gestart als echte mannenbolwerken. Vrouwelijke leden waren niet toegestaan. De landelijke bond hielp ook niet altijd mee: nog in 1930 sprak het – toen nog niet koninklijke – NRB-bestuur zich unaniem uit tegen het ‘raceroeien door meisjes’. Toch komt niet lang daarna een ontwikkeling op gang waarbij het Nederlandse roeien groot voorstander wordt van de vrouwensport.

Twee ontwikkelingen hebben bijgedragen tot deze draai.

Als eerste de ontwikkeling op de verenigingen. Bij een aantal studentenverenigingen – met Nereus als eerste – en bij de algemene verenigingen die na de eeuwwisseling worden opgericht, als Poseidon, Viking en Die Leythe worden vrouwen direct als lid toegelaten. Binnen die verenigingen groeit het aandeel roeiende vrouwen flink en ze lieten hun invloed op de clubs gelden.

Maar er was nóg een ontwikkeling die een push gaf aan het vrouwenroeien: bestuurlijke invloed. In 1939 wordt Frida Ie Cosquino de Bussy, lid van dames(!)roeivereniging De Vliet, het eerste vrouwelijke lid van het NRB-bestuur. En via het Nederlandse bestuur zet zij zich samen met de Duitse roeibond in voor het bevorderen van het wedstrijdroeien door vrouwen op internationaal niveau. En met succes: haar inzet leidt er onder andere toe dat in 1954, 24 jaar na het unanieme tegen-besluit van de NRB, het eerste internationaal erkende EK roeien voor vrouwen in Nederland wordt georganiseerd. Op onze eigen Bosbaan! Deze doorbraak krijgt vervolg onder invloed van Nely Gambon, die via KNRB en FISA de weg verder plaveit. Vanaf 1976 racen de vrouwen Olympisch.

De tekst gaat door onder het filmpje

De Nederlandse roeiwereld heeft zich in enkele tientallen jaren ontwikkeld van mannenbolwerk tot voorvechter van een gelijkwaardige positie voor vrouwen. We zien in dat proces een klassiek transitiebeeld: vernieuwingen beginnen in de periferie, bij de studenten en bij de jonge verenigingen. De succesvolle impulsen krijgen een podium en dan volgt formalisering.

Het onderzoeksrapport van de Commissie Diversiteit en Inclusie laat ons zien dat we als sport voor een flinke opgave staan. We zouden daarbij dezelfde weg kunnen volgen: ruimte bieden aan impulsen van onderaf, ruimte bieden aan nieuwelingen en de vernieuwers, aan grassroot movements. Maar hoe jammer zou het zijn als we er vervolgens weer een halve eeuw over doen om de volgende stap te zetten in diversiteit en inclusiviteit. Ja, er ligt een uitdagende opgave voor onze besturen (ja ook dat van de KNRB), voor onze commissies en ons sportkader om ruimte te geven aan nieuwe groepen daar concreet invulling aan te geven. Maar eerlijk gezegd denk ik dat dit niet genoeg is. Als we werkelijk meer divers en inclusief willen worden moeten we niet alleen naar besturen en kaders kijken, maar ligt er ook een opgave bij onszelf, bij ons roeiers.

Flabbergasted

Toen ik een paar weken geleden, op een congres met sportprofessionals, de uitkomsten van het KNRB-onderzoek over diversiteit & inclusie als lunchgesprek ter tafel bracht, antwoordde een tafelgenoot, prominent lid van de roeigemeenschap, dat haar de uitkomst van het onderzoek niet verbaasde: ’je wilt toch immers sporten met gelijkgestemden, met mensen die bij je passen.’ Ik was flabbergasted. Dit was het geluid van de heerengenootschappen, honderd jaar terug: de vereniging als vertrouwd soortgenotendomein.

Er is nog een lange weg te gaan naar een diverse en inclusieve sport.

Uitslag enquête uit 1940 over damesroeien. dameswedstrijden zijn toegestaan, ‘mits zij de heeren niet onderbreeken’ | Bron Stadsarchief Amsterdam

Jan Op den Velde overleden


Jan Op den Velde, chroniqueur van zijn roeicarrière bij Laga, is op 3 februari overleden, 90 jaar.

Hij had veel plezier in het op schrift stellen van zijn roeimemoires, met vaak zelf gemaakte tekeningen. Hij heeft daarmee vanaf april 2020 meer dan 50 bijdragen geleverd aan www.roei.nu.

Jan roeide van 1950 tot 1954 – ‘toen ongekend lang’ schreef hij – als student in Delft en in 1952 op de Olympische Spelen in Helsinki. Daar maakte een ploeggenoot tijdens de herkansing, terwijl ze een ruime voorsprong hadden, een snoek, ze verloren alsnog, dat was het einde van de Spelen voor Jan. Hij schreef er met veel humor over.

Zijn laatste bijdrage was van oktober vorig jaar, met de titel De Russen komen.

Na zijn studie Civiele Techniek hield het roeien op tot hij in 1965 een ploeg coachte en met hen in de boot stapte om de Head te varen. Zo kwam hij terug in de roeiwereld en vervulde functies bij de Roeibond, in commissies, als kamprechter en wedstrijdleider.

Zijn werk voor baggermaatschappijen bracht hem over de hele wereld en waar mogelijk ging hij roeien. Na zijn pensioen woonde hij enige jaren in Noord-Spanje, niet ver van de olympische roeibaan daar. De afgelopen jaren roeide hij bij Tromp ‘niet meer in de boot maar nog wel op de koffie met de ploeg’, zoals hij het formuleerde.

Roei! gaat dit voorjaar zijn roeimemoires in boekvorm uitbrengen.

Jan in mei 2014 tijdens een interview voor Roei!

Roei! december

Aan het begin van de coronapandemie, ruim anderhalf jaar geleden, vreesden veel roeiverenigingen een teruggang in leden en financiële problemen. Hoe is het ze sindsdien vergaan? Dat zochten we uit met de tweede Roei!-enquête over de coronacrisis.

Op de Olympische Spelen van Tokyo presteerden de grote roeilanden Duitsland, Groot-Brittannië en de Verenigde Staten dramatisch. We brachten we de achtergronden van het falen in kaart op basis van artikelen in de media.

Verder bezochten we een indoortraining in Rotterdam, roeivereniging Daventria in Deventer en namen we een Roei!kijkje langs de Linge.

Na de (ver)jaarkalender die we vorig jaar meestuurden met het decembernummer hebben we dit jaar besloten geen Roei!kalender te maken. De pandemie gooit het schema van de roeiwedstrijden nog te vaak in de war, actuele informatie over de planning en het doorgaan van wedstrijden is het best online te verkrijgen, bijvoorbeeld via de KNRB. Als alternatief komen we in 2022, bij het verschijnen van het vijftigste nummer van Roei!, met een speciale uitgave.

Lijvig werk nu online leesbaar

Peter Mallory schreef 10 jaar geleden The sport of rowing. Dat is een vierdelig dusdanig uitgebreid werk dat alleen al de portkosten de begroting van Roei! ruim te boven gingen.
Geblader erin bij een bezoek aan de museumwinkel van het River and Rowing Museum in Henley bracht bij ons, redactie van Roei!, ook niet voldoende enthousiasme op. Maar nu het er dan toch is, is het er.De titels tonen even weinig bescheidenheid als het aantal pagina’s. Een klik op de cover leidt naar het desbetreffende deel. Het begint met Genesis.


Verenigingsculturen

Door Feike Tibben | 19 maart 2021

Feike Tibben is bestuurslid van de Koninklijke Nederlandsche Roeibond, met als portefeuille sportontwikkeling. Lees alle bijdragen van Feike hier.


Vorige week schreef ik aan het slot van mijn bijdrage: ‘Het lijkt er op dat verenigingen die actief zijn, die het verenigingsleven levend houden, die beseffen dat een sportvereniging meer is dan een botenuitleenbedrijf, succesvoller zijn in het vasthouden van leden en zelfs in slechte tijden weten te groeien.’
Natuurlijk was dat een wat uitdagende oproep aan verenigingsbestuurders om sporters activiteiten te bieden en actief leden te verenigen en géén beschuldiging ‘eigen schuld, dikke bult’ in de richting van verenigingen die ondanks alle inzet toch hun ledental niet vast weten te houden.
Maar in essentie ging die passage over: wat voor vereniging wil je zijn? Wil je als vereniging vooral sportmiddelen bieden, of goede training, of vooral er zijn om gezelligheid te faciliteren, of… noem het maar. Wat voor vereniging we willen zijn en hoe we ons tot elkaar verhouden, hoe vaak hebben we het daar over in de vereniging of de bond? Veel te weinig toch. Vaak hebben we het over regels, geld, taken, gedoe.

Natuurlijk trap ik ook in die val en is ook mijn week gevuld met regels, geld, taken en gedoe. Fijn is het dat iemand je dan weer eens spiegel voorhoudt.  Ik kreeg een mail van Belia van roeivereniging i.o. RV Harder in Harderwijk. Dit coastal initiatief met de jaloersmakende naam is vorig jaar midden in de coronacrisis ontstaan. Het uitdagende van zo’n nieuwe vereniging is dat je helemaal van nul bouwt aan de vereniging. Dat pakken ze goed aan. Belia: ‘In oktober hebben we een schets gemaakt van het soort vereniging dat we willen zijn. Qua cultuur, zeg maar. Kernbegrip daarin is dat we een open vereniging zijn.‘ In hun geval betekent dit dat onder andere wordt nagedacht over andere vormen van ledenbinding dan een klassiek lidmaatschap. Leuk en helemaal van deze tijd. Het dwingt ons als KNRB tot meedenken: hoe ver willen we en kunnen we hierin meegaan. Dat lijkt een juridisch kwestie, maar gaat natuurlijk over cultuur: hoe open willen we als roeigemeenschap zijn? Dutch Coastal Rowing is vorig jaar toegetreden tot de KNRB met een voor ons helemaal nieuw ledenconcept. RV Harder zet nog weer stapjes naar een open roeicultuur.

Natuurlijk blijft het niet bij die ene kwestie. Belia vervolgt: ‘By the way: Zo’n cultuurschets staat in geen enkel handboek voor oprichting. Maar als je bedenkt dat je met structuren min of meer bepaalt wat voor cultuur je zaait, verdient het aanbeveling vanuit de gewenste cultuur te denken. Het heeft vette gevolgen voor hoe je zaken regelt in statuten en HR.’

Oef… Helemaal gelijk natuurlijk. En wij waren nog wel zo trots dat we een compleet gereviseerd handboek nieuwe verenigingen hadden gemaakt dat in onze ogen meer dan compleet was en bijvoorbeeld aangevuld met praktijkervaringen van zeven recent opgerichte verenigingen..


Ik kijk nog even terug op dat oude filmpje van Berend Rubbingh ‘back to basics’ Niets aan waarde ingeboet.

Een oude managementwijsheid luidt: ‘the urgent drives out the important’. In het dagelijks gedrang komen belangrijke zaken als verenigings- of sportcultuur te vaak tussen wal en schip en voor je het weet is de week gevuld met regels, geld, taken en gedoe. Ik kijk back tot basics en besef dat ik maar al te vaak de essentie van het zijn van een sportvereniging vergeet: een gemeenschap zijn en samen iets voor elkaar krijgen wat in je eentje niet lukt. Dank voor deze spiegel. ‘Verenigen’ is een werkwoord.


Roei! het blad voor alle roeiers

Het juninummer van Roei! is verschenen, met veel Olympische Spelen: van 2021, van 1964, van 1936. En met wherry’s, een interview met Zoe McBride die na een periode van blessures, eetstoornissen en mentale obstakels besloot voor haar eigen gezondheid te kiezen. Neem een abonnement!

Zesmaal per jaar
verhalen,
achtergronden,
interviews
en nieuws met een lange adem
van, voor en over de roeiwereld
thuisbezorgd
voor 31 euro.
Neem een abonnement!

De Kogge verwelkomt honderdste lid

Op 27 februari verwelkomde voorzitter Theo Patocka  van roeivereniging De Kogge in Onderdijk (NH) het honderdste lid. Mariëlle Foppen uit Hoorn en overhandigde haar een clubtrui als cadeau. In een korte speech zei Patocka dat de ALV in 2018 heeft vastgelegd dat de vereniging streeft naar minstens 100 leden. Dan is een roeivereniging volgens de KNRB financieel bestendig en is er ruimte voor zaken als de aanschaf van nieuwe boten en aanpassingen aan het verenigingsgebouw. “Jarenlang schommelde het ledental ergens tussen de 70 en 80. Corona dreigde in het voorjaar even roet in het eten te gooien maar na de succesvolle open dag in augustus kwamen er in het najaar 30 nieuwe leden bij. Eind december stond de teller op 98. We merken dat er een grote behoefte is aan buitensport en dat mensen ook hebben ontdekt dat roeien in deze prachtige omgeving een geweldige beleving is, elke keer weer”.

Mariëlle Foppen heeft van haar dertiende tot zeventiende jaar geroeid bij De Hoop in Amsterdam. Mariëlle: “Het seizoen startte op de Amstel met de Heineken en Head of the River in maart en de Skiffhead in april. Daarna roeiden we de boten over naar de Bosbaan om mee te doen aan de Randstad Regatta”.
Twee jaar geleden overleed een van haar roeivriendinnen van toen. Dat greep haar zo aan dat ze besloot het roeien weer op te gaan pakken. Haar epicentrum is de afgelopen jaren van Amsterdam naar Hoorn verschoven richtte ze haar blik op het noorden. Nadat ze een aantal keer had gewandeld en gekampeerd in de buurt van de Grote Vliet was de keus voor de Kogge logisch. Ze werd lid en geniet er nu met volle teugen van. De techniek is ze niet verleerd en ze vertrouwt erop dat de conditie terugkomt.
De clubtrui, onderdeel van de nieuwe clubkledinglijn, zit Mariëlle als gegoten. Ze was erg blij met deze aangepaste ceremonie, die als het gekund had zeker aanleiding was geweest voor een mooi feest. Voorlopig zijn haar feestjes wekelijks op het water tijdens het roeien.


Vier Nederlandse wereldtitels bij WK Indoor

Bij de World Rowing Virtual Indoor Championships, die deze week worden gehouden, heeft Nederland na twee van de drie dagen niet minder vier wereldtitels in de wacht gesleept. 

Ladies first: bij de dames 75-79 werd Mies Bernelot Moens (Rijnland) niet alleen wereldkampioen, maar verbeterde daarbij ook nog haar eigen wereldrecord. Zij finishte op de 2000 meter in 8:15,5! Rijnlander Johan IJff verzorgde op de vereniging de ict- en videotechniek van de race, en die had er ook een Teams-bijeenkomst van gemaakt, zodat Mies virtueel kon worden aangemoedigd. Zo werd ze ook toegejuicht door haar ploeggenoten uit de acht van Argo met wie ze in 1965 op het EK in Duisburg zilver won.

Argo 1965: Mies op slag
c
b
a
previous arrow
next arrow

Een andere kandidaat voor het predicaat Forever Young is Frans van Mierlo (RIC). Hij versloeg in de categorie M70-74 na een spannende race zijn Tsjechische belager in een tijd waar menige jongere alleen maar van kan dromen: 7:04,0. 

Martin Luirink
Martin Luirink

Baas boven baas is Martin Luirink (Beatrix). Op dinsdag sloeg deze trainingsfanaat in de allerlaatste meters van de 500 meter bij de lichte mannen 60-64 toe en finishte in 1:29,7, een neuslengte van 0,2 seconde voor een gelouterde Fransman. Alsof dat niet genoeg was, pakte Martin op de tweede dag van het toernooi ook nog de wereldtitel op de 2000 meter. Tot 1200 meter lag hij op koers om zijn eigen wereldrecord aan te scherpen, maar voelde na 1200 meter dat de ultieme inspanning van de 500 meter hem nog parten speelde en besloot “rustig” zijn tweede kampioenstitel veilig te stellen. 

Corien Prins

Bij de mannen 65-69 veroverde Hans Vendrig (De Amstel) een uitstekende zilveren medaille dankzij een slim opgebouwde race.

Wie de resultaten van de Nederlandse deelnemers bestudeert, ziet dat het Eindhovense Beatrix niet alleen kwalitatief maar ook kwantitatief een grote inbreng heeft bij dit WK. De vier clubgenoten nemen samen zeven van de achttien Nederlandse starts voor hun rekening. Corien Prins overtrof zichzelf met twee vierde plaatsen (LW30-39), terwijl Jan Portegijs (LM60-64) en Robin Sterk (M70) hun kwalificatie ruimschoots waarmaakten met respectievelijk een zevende en een zesde plaats.


Onaanvaardbaar vaargedrag

19 februari – Bij de Berlagebrug in Amsterdam krijgt binnenschipper Marco Thijssen vandaag voor de tweede keer in korte tijd een grote schrik: een skiffeur schiet vlak voor de boeg van zijn met 400 ton grind geladen schip Zapata onder de brug door. “Onaanvaardbaar vaargedrag” zegt Thijssen.
In het komende nummer van Roei! komt Marco Thijssen ook aan het woord in een uitgebreid verhaal over beroepsvaart en roeiers, onder de kop Wederzijds begrip is cruciaal.