Roeiertjes!

Door Feike Tibben | 28 augustus 2020

roeier, roeiertje

Luierend met m’n lief aan de rivier zag ik schaatsenrijders schichtig over het water schuiven. Bloody hell, wat zijn die beesten snel als je er op gaat letten. Google erbij. Daar lees ik dat deze drijfwantsen een snelheid van meer dan 5 km/u kunnen halen. Juist ja. Die snelheid haalden de onzen beslist. Ik lees verder. Over onderzoeker Mark Denny die in 1993 met de derde wet van Newton in de hand (actie = min-reactie, nietwaar?) maar niet kon verklaren waarom deze dieren zich met een theoretisch te kleine impuls tóch kunnen verplaatsen. Grappig altijd wanneer bèta’s vastlopen in hun model. Afijn: Denny’s Paradox was geboren. Ik lees verder over de robostrider, een wat sullig ogende van een aluminiumblikje en ijzerdraadjes gefabriekte man-made schaatsenrijder. Altijd geïnteresseerd in biomimicry verdiep ik me in onderzoeken van het MIT naar de beweging van deze diertjes, tien jaar na Denny. De snelheid ontstaat, zo lees ik, niet door capillairen, maar door wervelingen dieper in het water, net als de kleine draaikolkjes die achter de bladen van een roeiriem ontstaan. De naar achteren gerichte impuls geeft het dier een voorwaarts gerichte impuls, geheel analoog aan roeien.

Bam!

Schaatsenrijders zijn helemaal geen schaatsenrijders. Het zijn roeiers! Ik heb al vaker geopperd dat roeien ‘het nieuwe schaatsen’ is. Maar daarbij dacht ik nog aan steeds zachter wordende winters en dat we daardoor steeds minder kunnen schaatsen / steeds meer kunnen roeien. Het MIT in Massachusets heeft via een heel andere benadering, namelijk dat deze schaatsenrijders eigenlijk roeiers zijn, de stelling een heel nieuwe invulling gegeven. Thank you, MIT.

Wat een middagje zwemmen niet kan veroorzaken. Nu maar wachten op de eerste club die zich ‘roeivereniging Gerridae’ noemt, zoals Wiliam Elford Leach dit dierengeslacht in 1815 betitelde of een roeiboot die ‘waterstrider’ of ‘l’araignée d’eau’ heet. Wedstrijdroeiers zullen vallen voor de eerste. Ik vind die Franse benaming werkelijk geweldig. Wat een gratie spreekt er uit.

roeier, roeiertje

Misschien ligt hier een opdracht voor ons roeiers, hoe klein en bescheiden ook. Want nu tunnels en straten andere namen zouden moeten krijgen omdat de naamgever bij nader inzien minder fraaie daden heeft verricht, nu de juridische procedures worden gevoerd omdat de namen vegetarische kipstuckjes, of vegaschnitzel misleidend zouden zijn, kortom een tijd waar het zorgvuldig benoemen van zaken gevoelig ligt: moeten wij niet zorgen dat in de nomenclatuur de benaming ‘schaatsenrijder’ wordt herschreven in: ‘roeiertje’? Deze naam lijkt me minstens even juist als sympathiek. Roeiertje past ook veel beter bij het dier: net als ons een hekel aan vorst, – meestal- een voorkeur voor glad water en ook het beeld is een beetje gelijk: dat van een romp met dunnige, zijwaartsstekende staken.

‘Roeiertje’ pas bovendien als naam prima naast ‘schrijvertjes’, die andere drijvende waterbeestjes. En ook wel zo fijn voor de roeipotigen (vogels met vliezen) dat die niet meer de enige roeiers in het dierenrijk zouden zijn. En ter inspiratie voor de diehard biologen onder ons: ‘Zilveren Roeier’ is toch een prachtige naam voor de Gerris argentatus’? En ‘Beekroeier’ een prima naam voor de Aquarius najas? En wie wil er nou niet de ‘Grote Roeier’ zeggen tegen de Aquarius paladum? Of wat te denken van de ‘Zwervende Roeier’’ als naam voor de Limnoporus rufoscutellatus? Ik zal bevooroordeeld zijn, maar ik vind het forse verbeteringen. En bovendien een prima PR voor onze sport wanneer kinderen van jongsaf roeiertjes in het water leren zien. ‘Kijk, Boris: allemaal roeiertjes op het water!’

Voel je trouwens al hoe lekker die naam ‘roeiertjes’ is na een paar keer? We spreken af: Vanaf nu blijven wij gewoon roeiertje gebruiken bij dat beest.
Schaatsenrijder.. pff, hoe hebben ze ’t kunnen bedenken.

Mocht je het willen checken: lees de artikelen achter de links!


Feike Tibben is bestuurslid van de Koninklijke Nederlandsche Roeibond, met als portefeuille sportontwikkeling. Zit in z’n derde sportleven, na atletiek en wielrennen. Roeide eerst bij Hemus in Amersfoort, nu bij ‘t Diep in Steenwijk. Praat meer over sport dan dat ie zelf op het water is.
Lees alle bijdragen van Feike hier.



De dagen worden korter

Door Feike Tibben | 21 augustus 2020

Wat me altijd opvalt als we zo eind augustus, begin september weer in ons normale ritme komen: het is net of iemand de voorbije weken stiekem de tijd heeft verdraaid. Voor de zomer hebben we oneindig lange zomeravonden, waar je rustig om acht uur of half negen nog even het water op kunt. Na de vakantie moet je opeens opletten om nog voor het donker terug te zijn. Een paar weken lang is het dan steeds meer proppen om nog aan het roeien toe te komen tussen werk en donker. En in deze coronatijden met vaste blokuren is het best lastig om nog gaatjes te vinden.

Steeds meer verenigingen lijken ervoor te kiezen om ook in het donker te varen.

Alfred Dijkstra van de commissie veiligheid van de KNRB heeft de aanpak van verschillende verenigingen op een rij gezet. Je ziet interessante verschillen die niet alleen te verklaren zijn uit verschillen in roeiwater. Ik laat er een paar de revue passeren

Er zijn heel leuke eisen. Zoals een vereniging die de meefietsende coach niet alleen verplicht tot het voeren van goede reguliere fietsverlichting (die het ook bij terugkomst in de loods moet doen!), maar deze ook opdraagt om een groen lampje mee te voeren. Ik vraag me af of er al een binnenvaartschipper hierdoor verward is geraakt en zijn schip de kade in heeft geboord.

De leukste? De eis dat het ‘alleen toegestaan is verlichting aan de boot te tapen met PVC (Heeres) tape’. Je gaat je toch afvragen wat de reden was van zo’n eis. Heeft iemand een keer de boel zo vastgemaakt dat de verlichting niet meer verwijderd kon worden? Is er een keer bij het lostrekken van de tape de hele huid meegetrokken? Vragen…

Wat levert zo’n vergelijking nou nog meer op? Er zijn verenigingen die eisen stellen aan roeiers. Dat mogen dan alleen scull2-roeiers, wedstrijdploegen of marathonroeiers zijn of het zijn ploegen met expliciete toestemming. Op de site is dan te lezen dat ‘Derozepekskes’, ‘Voortvarend’ en ‘Zonderdollen’ in het donker mogen varen. (Ik vermoed dat dat in Brabant zal zijn)

Andere verenigingen stellen juist eisen aan de stuur, in de vorm van een minimum-diploma

Weer andere stellen vooral eisen aan boten: alleen gestuurd, grotere nummers of alleen C-materiaal en wherry’s (dat zullen dan wel juist niet de wedstrijdploegen zijn)

Met of zonder coachboot, afhankelijk zijn van de grootte van het water en het al of niet aanwezig zijn van een fietspad

Zorgelijker is het verschil in eisen van kleding en verlichting: sommige verenigingen hebben geen kledingeisen, andere verplichten een wit of fluorescerend shirt. Op het gebied van verlichting is het echt bal. Een enkeling verwijst naar het BPR, maar veel vaker is er een eigen invulling, bijvoorbeeld: ‘rood licht op boeg, wit licht achterop’, of een simpel ‘goede verlichting is verplicht’. Huh?

Er lijkt een wereld te winnen in het donker.

Vitaal verenigd

Door Feike Tibben | 14 augustus 2020

Vorige week heb ik beschreven dat we naast de klassieke sportverenigingen nieuwe vormen van sporten zien ontstaan. Wat vakantie-overpeinzingen.

Als het gaat over de toekomst van verenigingen gaat het eigenlijk over vitaliteit. Hoe vitaal kunnen verenigingen naar de toekomst toe blijven. Toen wij in 2004 van Amersfoort naar Onna verhuisden duurde het niet lang of er belde iemand aan of onze kinderen geen lid wilden worden van de voetbalvereniging FDS (fit door sport) te Havelterberg, ‘want dan kunnen we één jeugdteam overeind houden’. Eén jeugdteam verenigingsbreed. Het team zou gemengd zijn in geslacht en leeftijd, jongens en meiden van ca 6 tot 13 jaar samen… tja. Hoewel de actieve benadering te prijzen was – welke vereniging gaat nog huis aan huis leden werven – zag ik er geen brood in.

Over vitaliteit van verenigingen zijn boeken vol geschreven en onderzoeken gedaan. In die boeken worden spanningsvelden beschreven die er zouden zijn tussen vrijblijvend lidmaatschap (de sportconsument) en verplichte kaderactiviteiten, tussen formele kaders en informeel organiseren, over het laveren tussen verschillende stakeholders, want de moderne vereniging heeft niet alleen te maken met leden, maar ook steeds meer met sponsoren en overheden. Partijen die eisen stellen aan prestaties en publiciteit, die graag willen dat verenigingen meedoen met JOGG-activiteiten of programma’s bieden voor bepaalde wijken. Over de ideale omvang van verenigingen: niet te klein want dan word je kwetsbaar, maar ook niet te groot want dan is er geen commitment meer. Over spanningsvelden tussen oude culturen die gericht zijn op hiërarchie en het in stand houden van de sportfamilie en nieuwelingen die kijken naar markt, snelheid en vernieuwing. Je zou door de bomen het bos niet meer zien.

Als je al die studies naar verenigingsvitaliteit op een hoop gooit zijn er op de keper beschouwd twee aspecten maatgevend: organisatiekracht (heb je intern de boel op orde, financieel, ledenopbouw, kader, etc.) en maatschappelijke oriëntatie (zie je wat er om je heen gebeurt en kun je daarop inspelen). Beide zijn even belangrijk. Mis je één van de twee, dan mis je de boot.

In de praktijkonderzoeken die zijn gedaan naar vitaliteit van verenigingen komen deze twee aspecten terug. Het bijzondere is dat deze onderzoeken niet gedaan zijn in opdracht van sportbonden – de vereniging van de sportverenigingen -, maar door gemeenten. Alkmaar, Roermond, Utrecht, Almere, Den Haag, Enschede, Rotterdam… allemaal deden ze onderzoek naar de kwaliteit van hun sportaanbieders alsof gemeenten hier meer aan hechten dan bonden. Die onderzoeken leveren interessante inzichten, maar zijn helaas niet vertaalbaar naar onze roeiwereld.
Ik zie ondertussen mooie dingen wel voorbij komen, bijvoorbeeld bij de inzendingen van de jaarlijkse bestuursbokaal, een wedstrijd voor besturen van studentenroeiverenigingen. Ik zie verenigingen die zich richten zich op gezond eten, op het actief zijn in de buurt, of die ambassadeur zijn voor een veilig sportklimaat. Het sporten, de sport is bij deze verenigingen veel meer onderdeel van een lifestyle en de vereniging een lifestyle-community. Er is een duidelijke blik naar buiten die gestuurd wordt door een sterke organisatiekracht. Maar helaas zijn er ook andere verenigingen. Klassieke verenigingen die stiller zijn, die zich vooral op eigen leden richten en op bestendiging van routines. Hoe verhouden die twee zich? Een totaalbeeld ontbreekt. Zou dat een vitaliteitsonderzoek iets zijn waar een bond zich op zou moeten richten? Zouden verenigingen bereid zijn die informatie te delen met elkaar? Dat zou wel mooi zijn. Ik denk dat het kansen zichtbaar maakt. We zouden ons hier als roeicommunity mee kunnen onderscheiden

FDS Havelterberg bestaat overigens nog steeds. Ze vieren dit jaar hun zestigjarig bestaan. Ze hebben nog één team, één veld en spelen reserve zesde klasse zaterdag. Sommige structuren kunnen gewoon niet stuk.


Feike Tibben is bestuurslid van de Koninklijke Nederlandsche Roeibond, met als portefeuille sportontwikkeling. Zit in z’n derde sportleven, na atletiek en wielrennen. Roeide eerst bij Hemus in Amersfoort, nu bij ‘t Diep in Steenwijk. Praat meer over sport dan dat ie zelf op het water is.
Lees alle bijdragen van Feike hier.



‘Bij padvinderij-te-water haak ik af’

Door Feike Tibben | 7 augustus 2020

Vorige week beschreef ik dat we naast de klassieke sportverenigingen nieuwe vormen van sporten zien ontstaan in de roeisport: de roeischool, de zelfsporter, de vriendengroep, de boat-share community Hoe moeten we die ontwikkelingen nu zien? Zijn dit bedreigingen voor verenigingen? Gooien we hiermee de roeisport te grabbel?

Zijn die andere sportvormen de nagel aan de doodskist zijn van onze unieke en bijzondere verenigingscultuur en -structuur? Sommigen denk van wel. Zij denken dat het recht op verenigen dat in 1848 bij wet werd toegestaan en heeft geleid tot zo’n 25.000(!) sportverenigingen zijn langste tijd heeft gehad. Men wijst dan op het dalend aantal sportverenigingen en het nog steeds toenemend aantal mensen die op een andere manier sporten, haalt misschien nog eens het boek van Sladek ‘The end of membership as we know it’ aan. Die hangt het principe van opgaan, blinken en verzinken aan. En helemaal ongelijk hebben ze niet. Dat het aandeel van verenigingssport op het totale sportaanbod afneemt zag je de afgelopen maanden ook in de media: het waren juist de commerciële sportaanbieders die stevig opkwamen voor de sportende mens, die in praatprogramma’s zaten, die met straat- of balkonsportprogramma’s de wijk in gingen. Daar konden we als verenigingen niet tegenop.

Anderen zien de nieuwe organisatievormen als een aanvulling, als een mooi en laagdrempelig middel om mensen tot onze sport – of überhaupt tot sporten – te verleiden. Laat ik maar gelijk bekennen: Ik behoor tot de laatste groep. Ik geloof dat er kansen liggen voor verenigingen. Niet door de plek van ‘historisch sportaanbieder’ als een verworven recht te blijven verdedigen, maar door juist onze eigen kracht te benadrukken. Wat verenigingen onderscheidt is bijvoorbeeld het collectief: we staan er samen voor. Samen draaien we de vereniging. We gingen in de lockdown dan wel niet de wijk in, maar nagenoeg álle roeiverenigingen ruimden binnen enkele dagen na sluiting hun ergoruimte uit en stelden die spullen beschikbaar aan leden. Ik ken geen sportschool die zo zorgzaam was naar klanten. Jan Willem van der Roest zei het op het roeicongres in 2019 al dat de individualistische samenleving niet betekent dat we in ons eentje willen sporten. We willen juist graag samen sporten. De kracht van verenigen heeft in dat opzicht niet aan waarde ingeboet. Maar anders dan vroeger waar het belang van eigen leden en de sociale binding tussen hen leidend was willen we tegenwoordig vooral eigen keuzes maken, minder in een keurslijf zitten van regels en instituties. Daar ligt een uitdaging.

Wat ons ook onderscheidt is de focus op de sport. Wil je echt prestaties halen dan ga je niet naar een sportschool en download je ook niet trainingsprogramma’s van internet maar sluit je je aan bij een vereniging. Juist binnen de verenigingen is ongelofelijk veel kennis aanwezig van de sport zelf. Tegelijk is dat misschien ook wel een zwakte, want waar ga je naar toe als je gewoon lekker wilt bewegen, als je lol wilt hebben of als je die perfecte haal helemaal niet interessant vindt?

Hoe kunnen we meer plezier en gemak bieden en houden we verenigingskracht in stand en gaan we prestaties niet vergeten. Kernachtig zei iemand ‘ik wil best meedenken over vernieuwen, maar bij padvinderij-te-water haak ik af’.


Feike Tibben is bestuurslid van de Koninklijke Nederlandsche Roeibond, met als portefeuille sportontwikkeling. Zit in z’n derde sportleven, na atletiek en wielrennen. Roeide eerst bij Hemus in Amersfoort, nu bij ‘t Diep in Steenwijk. Praat meer over sport dan dat ie zelf op het water is.

Lees alle bijdragen van Feike hier.



In je eentje samen sporten

Door Feike Tibben | 31 juli 2020

Roeien is een sport waarbij een roeiboot met behulp van roeiriem vooruit gestuwd wordt. De roeiers kijken tegengesteld aan de vaarrichting. De boot levert het draaipunt voor de roeiriem’, stelt Wikipedia als definitie. Kortom: achterstevoren en met een draaipunt aan de boot, dat is essentie van de roeisport.
Maar terwijl de discussie speelt of het écht roeien niet vooral 2k in een acht, een tweezonder of skiff is (marathon-, coastal, oceaan- en sloeproeien zijn in mijn ogen allemaal volle broers en zussen, neven en nichten zo u wilt, van onze familie Achterstevoren-En-Met-Een-Hefboom) speelt zich nog wat anders af. Want voor wie goed kijkt ziet dat er in de sport- en ook in de roeiwereld meer aan de hand is dan alleen die nieuwe sportvormen. Er ontstaan ook allerlei nieuwe samensport-vormen. De belangrijkste aanbieder van de roeisport zijn de 122 roeiverenigingen in Nederland. Dat is het hart van de sport. Dit coronajaar is een zwaar jaar voor alle sport, maar in algemene zin kunnen we stellen dat het goed gaat met onze verenigingen: ze groeien in aantal en in omvang. Voorzover verenigingen voor uitdagingen staan is het: hoe houden we leden vast, hoe accommoderen we instroom en hoe zorgen we dat al die sporters in ons gebouw en de vloot passen. Er staat geen roeivereniging op omvallen, dat is bij andere sporten wel anders.

Naast die verenigingen ontstaan nieuwe vormen: de roeischool, de zelfsporter, de vriendengroep, de boat-share community. Commerciële roeischolen als TopRow spreken een steeds groter wordende groep sporters aan en op steeds meer plekken. Mensen die gewoon lekker willen sporten, misschien zelf maar tijdelijk (‘ik doe een roeicursus’), en zich niet willen binden aan de verplichtingen van een groep of van een club, maar wel willen genieten van samen sporten.

En dan hebben we de zelfsporter, degene die op zolder een ergometer heeft staan en zich daar op uitleeft. Die wil nog minder verplichtingen maar sporten op een manier en een tijdstip dat hem/haar uitkomt. Als we de leveranciers van coastal boten mogen geloven is er de afgelopen maanden een nieuwe groep zelfsporters opgestaan, namelijk mensen die een eigen coastal skiff hebben gekocht en zichzelf, zonder vereniging of instructeur, de roeisport eigen maken. Die willen niet de ellende van jarenlang oefenen, die pakken een iets stabielere boot, kijken een filmpje, en leren zichzelf.

Dan hebben we de vriendengroep. In de atletiek kent men het fenomeen ‘loopgroep’: mensen die regelmatig met elkaar afspreken om een eind te gaan rennen (niet zelden met prozaïsche namen als gRunn!, Droméas, ‘03’ of de Zandloper). Geen klassieke atletiekvereniging met een tartanbaan, kogelbak en discusring, maar gewoon lichtvoetig met gelijkgestemden elke week bij een café of parkeerplaats afspreken en van daar gaan rennen. In andere sporten als de voetballerij zie je ook zulke vriendenteams, geen vereniging, geen faciliteiten of ambitie behalve gewoon lekker sporten. In de roeisport zien we voorzichtige bewegingen deze kant op: Op Roei.nu lazen over de roei-nomaden aan de Rotte en op de Vecht en ook rond Coevorden roeit een groepje. Deze groepen hebben nog geen naam en presenteren zich nog niet als collectief, maar interessant genoeg om eens te volgen.

En dan is er nog het fenomeen boat-share community. Een andere naam kon ik er niet voor bedenken, want zo zie ik Dutch Coastal Rowing. Als je lid wordt van DCR heb je geen clubhuis of eigen water en ook geen roeivereniging in de klassieke zin. De DCR-boten liggen in Harlingen en Alphen aan den Rijn en varen vooral op zee. Via een soort hotelreserveringssysteem kun je de boot reserveren. Veel meer dan in het clubhuis of de soos delen zij hun passie, het open water, via activiteiten en social media.

Hoe moeten we die ontwikkelingen nu zien? Zijn dit bedreiging voor verenigingen? Gooien we met deze ontwikkelingen uiteindelijk de roeisport of de verenigingssport te grabbel?

Als vakantielectuur lever ik de komende weken een paar beschouwingen over vitale verenigingen.

Wordt vervolgd

Regel 1 bij Dutch Coastal Rowing: reddingsvesten aan

Feike Tibben is bestuurslid van de Koninklijke Nederlandsche Roeibond, met als portefeuille sportontwikkeling. Zit in z’n derde sportleven, na atletiek en wielrennen. Roeide eerst bij Hemus in Amersfoort, nu bij ‘t Diep in Steenwijk. Praat meer over sport dan dat ie zelf op het water is.

Lees alle bijdragen van Feike hier.



Trekkers. Trackers.

Of hoe een gesprek kan ontsporen…

Door Feike Tibben | 24 juli 2020

Afgelopen week had ik een gesprek waarbij het onderwerp kwam op de inzet van trekkers bij de roeisport. ‘Ik snap werkelijk niet wat trekkers nu voor meerwaarde kunnen bieden’, klonk aan de andere kant van de lijn, ‘dat hebben we toch niet nodig, dat is onze doelgroep niet en bovendien te lomp, te groot en te langzaam. Ik vind het ook niet passen in de stad. Geloof me daar krijgen we alleen maar gedoe van…etc.’.

En terwijl ik stevig van leer trok om hem te overtuigen besefte ik hoe we langs elkaar heen praatten.
Mijn gesprekspartner, wonend buiten de bebouwde kom en duidelijk met de actuele opwinding in de agrarische wereld in zijn hoofd, zag bij het woord trekkers ronkende tractoren en ander groot materieel bezwaailicht en wel demonstratief toeterend onze achten begeleiden langs de Amstel of Bosbaan, (wel een mooi beeld overigens!), een stevig oproer veroorzakend.

Nee, die trekkers bedoelde ik niet. Dat soort tractoren hoort toch meer bij schaatsen (dat blijft toch knap hoe onze collega’s zorgvuldig het beeld cultiveren van polderjongens en -meisjes die zo vanachter de koeien het ijs opstappen, de wereld aan gort schaatsen en dan stoïcijns op het eigen erf doorgaan met waar ze gebleven waren.) Die trekkers dus niet.

‘Ik bedoel trackers van track & trace’, antwoordde ik toen me de misvatting langzaam duidelijk werd. ‘Na de zomer gaan we bij een paar coastalwedstrijden testen wat de meerwaarde kan zijn van trackers, een simpel kastje in iedere boot dat aangeeft wat de positie is.’ Een zucht van verlichting klonk. Bij coastalwedstrijden op open water is het lastig de wedstrijd mee te maken. De boten worden al gauw stipjes en zelfs met verrekijkers wordt het vanaf de kant soms gokken wie zich waar bevindt in het veld. Net als bij zeilen is het een uitdaging om het walpubliek te laten meebeleven met de spanning op het water.

Onze sloeproeicollega’s hebben een mooi en betrouwbaar trackingsysteem ontwikkeld: sloepvolgen.nl waarbij ze de posities van boten continu in beeld hebben. Goed voor de veiligheid, handig voor de jury, maar vooral aantrekkelijk voor publiek. Dankzij goede contacten met hen gaan we dit voor het coastal roeien testen. Het eerste weekend in september in Rotterdam nog met een basic pakket, later in Muiden hopelijk ook gekoppeld aan camera’s, beeldschermen op de wal en misschien zelfs de gelegenheid om de wedstrijd coronaproof live te volgen vanuit je luie stoel thuis.

Ik droom weg. Hoe gaaf zou het zijn als je als kijker nog dichter op de roeiers kunt komen, dat je via camera’s aan boord de echte inspanning van iedere roeier ziet, dat je door meetgegevens nog nauwkeuriger ziet hoeveel vermogen wordt geleverd, leest hoe hoog de hartslagen zijn en hoe de actuele bootsnelheid is. Dat je op het puntje van je stoel, met elkaar in de clinch gaat liggen wie gaat winnen: ‘A want die gaat sneller’, ‘nee joh, B, want er moeten nog twee bochten en hun stuurman heeft meer bootgevoel’. Dat je terwijl je live kijkt, terwijl de wedstrijd aan de gang is, al virtuele klassementen kunt zien. Dat je…  afijn jullie snappen: ik zie kansen.

Ergens in Nederland wordt nu een groepje bêta-studenten wakker en gaat die droom waarmaken. Let maar op. Die sloepvolger zou wel eens een echte trekker kunnen worden.


Feike Tibben is bestuurslid van de Koninklijke Nederlandsche Roeibond, met als portefeuille sportontwikkeling. Zit in z’n derde sportleven, na atletiek en wielrennen. Roeide eerst bij Hemus in Amersfoort, nu bij ‘t Diep in Steenwijk. Praat meer over sport dan dat ie zelf op het water is.

Lees alle bijdragen van Feike hier.



Mijn schip? Mienskip!

Door Feike Tibben | 10 juli 2020

Nu we langzaam van het voorjaar de zomer in duiken en we het nieuwe normaal, normaal gaan beschouwen, merk ik pas hoe schraal ik deze tijd vind. Eigenlijk had het voorjaar – in het noorden, ver van corona – ook wel iets knussigs. M’n kinderen waren bij mij in huis, we hadden aandacht en tijd voor elkaar, 24/7 een soort communityritme van opstaan, werken, eten, praten met elkaar. Op elkaar aangewezen zijn, beetje cocoonen. En het werk: op afstand. Dagenlang zoomen en teamsen, ook het bestuurswerk voor de bond was digitaal. Soms wel drie vergaderingen op een avond: klik er in, klik er uit, en hup weer in een andere. Vervreemdend ook, aan de ene kant heel close met je dierbaren en aan de andere kant werken in een soort virtuele wereld.. weird.

Nu we weer normaal kunnen roeien valt het abnormale me des te meer op. We reserveren boten, komen aangekleed en wel op de roeivereniging, stappen in, roeien, en gaan daarna weer weg. Focus op de sport. Geen geouwehoer onder de douche, geen nazit aan de bar, of hangen in de hoek..

Wat mis ik dat. En volgens mij ben ik niet de enige. Een roeivereniging is meer dan alleen een plaats om te sporten, ‘dan waren we wel een sportschool’, het is ook een plek waar je elkaar treft, waar je belang aan hecht dat t er is, waar je je voor inzet. Ik betrap me er op dat als je alleen maar roeit en niet elkaar treft, consumentisme op de loer ligt. ‘ze hebben het gras niet gemaaid, mijn boot is niet schoon.’

Voor de vernieuwde ‘Handleiding voor het oprichten van een roeivereniging’ – verschijnt in het najaar – hebben we een aantal oprichters van roeiverenigingen gesproken. Niet degenen die nu aan het roer staan, maar degenen die ooit het vuurtje hebben aangestoken. De durfals die zo maar uit het niets beginnen. Geen boten, geen leden, geen locatie en dan gewoon roepen: ‘Ik begin een sportvereniging’. Dan ben je een held. Vaak beginnen de gesprekken met die starters wat schuchter ‘waarom bel je me’, maar al snel komen herinneringen weer boven en worden ze onstuitbaar enthousiast. Alsof je het vuurtje van toen weer even aanblaast. Wat opvalt bij die pioniers? Het begint dat ze zelf willen sporten op het water. Sommigen komen helemaal niet uit de roeisport, maar het water trekt. Het begint met focus op de sport, de hardware: accommodatie, boten, roeiwater, etc.. Maar wat zie je ook? Al heel snel wordt er gebouwd aan de vereniging, aan de cultuur, het samenzijn, het besef dat je samen verder komt. ‘Koop zo snel mogelijk een koelkast en zet die helemaal vol’, zei één. Zo praktisch kan dat zijn.

Het woord vereniging komt natuurlijk van verenigen. ‘Samenvoegen’, volgens Van Dale. Een vereniging is geen bedrijf of instituut waar je klant bent, maar een gemeenschap van mensen met een gezamenlijk belang. Gemeenschap. In het fries: mienskip. Die mienskip, daar moet je aan werken. Dat is meer dan in een bootje stappen afdrogen en weer weg. Best lastig in deze tijd dus. Misschien vind ik het daarom extra leuk dat bijvoorbeeld Martin Paasman op de faceboekpagina marathonroeien iedere week herinneringen ophaalt aan een marathon die niet doorgaat, de Noordhollandtocht, de 24 uur van de Rotte, de IJsselmondetocht, elke week zijn we er toch een beetje bij. En wat geniet ik ook bijvoorbeeld van Gorinchemse roei-junioren die elke week maar weer in aanstekelijke beelden laten zien hoe ze op het water en met elkaar plezier hebben. Ik hoor van verenigingen met virtuele borrels,van spelletje, uitdagingen. Allemaal zaken om de mienskip actief en levend te houden. Trots ben ik op al die initiatieven die laten zien dat mienskip in de roeiwereld veel meer is dan ‘mijn schip’. Koester dat en hou vol. Roeien doe je samen.


Feike Tibben is bestuurslid van de Koninklijke Nederlandsche Roeibond, met als portefeuille sportontwikkeling. Zit in z’n derde sportleven, na atletiek en wielrennen. Roeide eerst bij Hemus in Amersfoort, nu bij ‘t Diep in Steenwijk. Praat meer over sport dan dat ie zelf op het water is.

Lees alle bijdragen van FeikeTibben hier.



Achteruitfietsen op de snelweg

Door Feike Tibben | 3 juli 2020

‘Volle fietspaden met verschillende snelheden. Dat kan niet allemaal naast elkaar.’ Dat was het pleidooi van ANWB-directeur Frits van Bruggen recent in het AD in reactie op het steeds populairdere e-biken. En met een ‘anders vallen er nog meer doden,’ zette hij zijn woorden kracht bij. Nog meer doden? Huh? In ons overvolle land hebben we wandelpaden, fietspaden, woonerven, voetgangerszones, fietsvoorrangswegen, lokale wegen, provinciale wegen, autowegen, snelwegen, waterschapswegen, ruiterpaden, mountainbikepaden, rolstoelpaden… allemaal om de verkeersstromen zo goed mogelijk te uit elkaar te houden. En voor de ANWB is die deling nog steeds niet genoeg om te zorgen voor een veilig verkeer? Kom even bij ons kijken, wielrijdersbond!

Want hoe anders is dat op het water. Los van een enkel stukje water speciaal voor snelvaren, waterskiën of beroepsboten is ons water één grote speeltuin. Geen aparte stroken voor kanoërs, voor sloepen of voor vrachtverkeer. Vooruit, achteruit, gemotoriseerd, ongemotoriseerd, zeilend, suppend of zwemmend, sportief, recreatief en beroeps, het krioelt door elkaar heen. Het idee van goed zeemanschap was misschien ooit een even praktische als romantische manier om vrijheid en verantwoordelijkheid recht en ruimte te geven. Maar dat beroep op goed zeemanschap voelt op een toenemend aantal plekken, zeker in de steden, niet meer als een kundig en verantwoord met elkaar omgaan, maar meer als russisch roulette. De vraag is niet óf je moet uitwijken, bijsturen, inhouden of remmen als je midden in een training met je skiff, dubbel, vier of acht tussen brugspringers, rosésloepers, spookzwemmers, of ‘surfende’ strijkijzers manoeuvreert, maar wannéér.

Om beginnende roeiers veiligheids-alertheid bij te brengen leert Theo van den Broek (Saarrowingcenter) zijn roeiers: ‘roeien is als achteruitfietsen op de snelweg: het is ongemakkelijk, onhandig en het verkeer om je heen is groter en gaat bovendien sneller dan jij. Onthoud dat.’
Dat achteruitfietsen wordt er in onze boten niet altijd gezelliger op. Op veel plekken was het al druk, de afgelopen jaren is het drukker geworden en het wordt nog erger. ‘Een volle boot’, duidt steeds vaker niet op een volledige bemanning maar op een hooswaardig schip. En goed zeemanschap verwordt tot ‘goed scheefvaarschap’ of een chagrijnig ‘goed schreeuwmanschap’. De Volkskrant wijdde afgelopen week een artikel aan de toegenomen drukte. Citaat: ‘Vooral de sloepenmarkt is geëxplodeerd. Laatst was ik nog varen van Amsterdam naar de Kaag. Je kon over de sloepen lopen. Ik kon niet eens meer aanleggen en moest mijn boot voor anker leggen.’ (De man was sloepvaarder) De regionale krant Stentor citeerde eerder een bootverhuurder: ‘Het is het ergst op hete dagen. Dan zijn er veel aso’s, testosteronbommen die onder de brug nog even hard optrekken, zodat het water tegen de onderkant van de brug (!) aan komt”.

En daartussen sporten wij dus…

Wordt ‘t niet tijd dat we op een aantal plaatsen afspraken maken over gebruik van het water, ter bescherming van onze sport én onze eigen veiligheid? Veldsporten zijn heer en meester binnen de lijntjes. Zaalsporten hebben de bescherming van vier muren en een dak, en ook wielrennen en schaatsen hadden al snel na het begin van de sport de eerste afgesloten stukken parcours waar sportmensen veilig konden trainen. Wielrennen en schaatsen zijn ongeveer even groot als wij (beide ca 36.000 leden), maar hebben inmiddels beduidend betere voorzieningen:
schaatsen: 30 ijshallen en 90 skeelerbanen
fietsen: 75 wegparcoursen, 5 wielerbanen, 67 veldritbanen, 223 mountainbikevoorzieningen en 49 BMX-banen.
Allemaal afgesloten, veilige parcoursen.

En wij? Wij sporten op 5 roeibanen… als we tenminste ruim rekenen (zie vorige week). En wie daar niet roeit, fietst dus week in week uit achteruit op de snelweg… je zou je handen voor je ogen doen.


Feike Tibben is bestuurslid van de Koninklijke Nederlandsche Roeibond, met als portefeuille sportontwikkeling. Zit in z’n derde sportleven, na atletiek en wielrennen. Roeide eerst bij Hemus in Amersfoort, nu bij ‘t Diep in Steenwijk. Praat meer over sport dan dat ie zelf op het water is.

Lees alle bijdragen van FeikeTibben hier.



Polder-chique: RVD, Lily-goes-Henley

Door Feike Tibben | 26 juni 2020

Afgelopen week was ik met Barend van Kouterik (Die Leythe) en Martin Ottow (Tubantia), beide actief voor nieuwe roeiverenigingen, op bezoek bij RVD ’17.

RVD ’17… trouwe kijkers van Blauw Bloed herkennen in deze afkorting de RijksVoorlichtingsDienst.  Zij zullen denken ‘wat moeten die bondsjongens daar nu weer? Gaat ’t koninklijk huis coronavrij sporten in de buitenlucht. Krijgen we een eerstejaarsprinsesje? Een koninklijke sloep?’ Helaas, helaas… geen geheimzinnigheid, geen prinsessen, sloep of codetaal: RVD’17 staat in onze wereld voor Roeivereniging Dronten.

Een bezoek aan RVD’17 is geen glitter, glamour of een van de drie AAA’tjes, maar eenvoudige hardwerkende mannen Raymond en Jan Willem. De eerste heeft wel in een roeiboot gezeten, de tweede nog nooit. Samen timmeren ze in Dronten een roeivereniging uit de grond. Doelgericht en onbescheiden. Zo heeft de kleinste vereniging naar eigen zeggen wel ’t grootste gazon! Je moet je ergens mee onderscheiden.’

Wat me ook nu weer opvalt: wat een prachtig water hebben ze daar toch in de polder. Breed, diep, rustig, mooie ‘Langstrecken’. Wat een kansen. Zelfs een Leyenaar als Barend, toch verwend met Galgewater, Oude Rijn, Nieuwe Rijn, Vliet, Oude Vest en de Singels, is zichtbaar onder de indruk. Het water daar lonkt en roept… Dat het mooi roeiwater is weet onze nationale equipe. Bijna even vaak als op de Bosbaan trainen ze vanaf roeivereniging Pampus op de Grote Vaart in Almere. 

Maar het leukste water in de polder is toch wel het Gelderse Diep, oftewel onze Vijfde Roeibaan… De Vijfde roeibaan, is die er dan? 

Verder van Bosbaan, WAB en – vooruit dan – Zuid-Willemsvaart komen de meesten niet. Een enkeling, boven de veertig óf van boven Assen, pinkt nog een traan weg om het verlies van Harkstede, de ex-vierde. Maar de vijfde?

Roeivereniging Pontos, Lelystad meldt zich: ‘Die vijfde baan hebben wij. Pal voor de deur, prcies 2k, en speciaal voor ons gemaakt: destijds twee wedstrijdbanen én een oproeibaan.

Dat kwam zo: onze leden Ernst jan Harmsen (Wageningen, Argo), en Gidi Cals (Delft, oud-Proteus) hebben zich hier hard voor gemaakt. Ernst Jan werkte bij de Rijksdienst IJsselmeerpolders bij stedebouw die ook sportaccomodaties ontwikkelde. Het geschikt maken van het afgedamde stuk Lagevaart / Gelderse Diep voor roeiwedstrijden was een relatief goedkope zaak. Zo kon vanaf de tekentafel worden geregeld dat er midden in de stad een baan van 30 m breed en ruim 2 km lang vanaf ons clubhuis loopt, dat er bij de start een soort startkom is, dat de bruggen daar 30 m overspanning (vrije doorvaart, zie artikel vorige week) hebben en dat er een fietspaadje ligt.’ 

Goed beschouwd en met een beetje fantasie ligt daar in Lelystad een soort polder-Henley waar ploegen boord aan boord door de stad kunnen raggen: ik krijg er nu al zin an… alleen nog iemand die die zo’n event eens gaat organiseren: ik krijg visioenen van  ‘Lily goes Henley’… en de hele polder-chique op bezoek.

@MariekeBal, mag ik jou vast uitnodigen?

PS: dat we ons als roeiers tevreden stellen met maar vijf roei-accommodaties verbaast me nog steeds. Volgende  week meer daarover.


Feike Tibben is bestuurslid van de Koninklijke Nederlandsche Roeibond, met als portefeuille sportontwikkeling. Zit in z’n derde sportleven, na atletiek en wielrennen. Roeide eerst bij Hemus in Amersfoort, nu bij ‘t Diep in Steenwijk. Praat meer over sport dan dat ie zelf op het water is.

Lees alle bijdragen van FeikeTibben hier.



De factor R

Door Feike Tibben | 19 juni 2020

‘Er wordt gewerkt aan een plan voor de bouw van een nieuwe fietsbrug over de Rotte, net ten noorden van Rotterdam… roeiers maken bezwaar… de brug voldoet niet aan de richtlijnen die de bond heeft opgesteld… en die zullen worden overgenomen in de Richtlijn Vaarwegen 2020...’

Dit was zo maar een berichtje, recent op ROEI.NU. Een situatie waar we als sport zo vaak me te maken krijgen: een ontwikkeling bedreigt of hindert ons vaarwater.

Ook een bericht waar een wereld achter zit: Richtlijnen van de Bond? Richtlijn Vaarwegen 2020?  Ik neem jullie mee in de wereld van de KNRB-commissie Roeiwateren en de KNRB-commissie Infrastructuur. Twee commissies die als een gewiekste twee-eenheid op de achtergrond verenigingen direct of indirect ondersteunen zodat we onze sport kunnen blijven beoefenen. Omdat ze zoveel op de achtergrond werken, zet ik ze in de spotlight.

De commissie Infrastructuur adviseert verenigingen over gebouwen en locaties, dat weten ze in Nijmegen, Groningen, Delft, etc maar al te goed. Minder bekend is dat deze commissie ook formuleert ook wat geschikt roeiwater is: hoe breed, hoe diep, hoe hoog minimaal de bruggen etc. Die criteria worden vastgelegd in het KNRB-handboek accommodaties.

Net als de maten van een voetbalveld, de lengte van een ijsbaan of de hoogte van een volleybalhal hebben we dus ook richtlijnen voor de roeiverenigingen. Verenigingen kunnen deze gebruiken bij nieuwbouw óf voor bescherming van hun roeiwater, zoals in Rotterdam gebeurt.

Dat handboek wordt steeds actueel gehouden, Dit jaar is er weer een herziening. De verenigingen hebben afgelopen week een vragenlijst gekregen.  

Die andere commissie, de commissie Roeiwateren, brengt in kaart waar er in Nederland geroeid wordt en hoe vaak. Op het plaatje onder aan dit artikel staat een screenshot van een deel van de GIS-kaart waar aan gewerkt wordt. Het screenshot laat het roeiwater in een deel van Noord Holland zien. De dikte van de lijn geeft de roei-intensiteit weer. De Amstel als dikste, niet verwonderlijk, maar ook De Zaan en de Ringvaart doen lekker mee.

Met deze kaart en de eisen uit het handboek in de hand spreekt de commissie met waterbeheerders. En dan komen ze te spreken met deskundigen over CEMT-klassen, ZM- en M-routes, verbindingswater, ontsluitingswater, en boottypes A,B,C en D. Allemaal typeringen van water en boten, met één gebrek: géén aandacht voor roeiers. Gelukkig komt nu langzaam beweging in. Rijkswaterstaat lijkt de roei-eisen mee te nemen in de nieuwe Richtlijn Vaarwegen 2020. Onze bondsrichtlijnen worden dan (rijkswater-)Staatsrichtlijnen. Dat helpt.

Maar ja, dat is mooi van Rijkswaterstaat… we hebben nog zoveel andere waterbeheerders: provincies, waterschappen, gemeenten… Als we die ook allemaal moeten bewerken… Zou het niet veel mooier zijn als we als roeiers op de vaarkaart een eigen beschermde aanduiding krijgen waar ánderen rekening mee moeten houden: ‘R-water’? Met de eisen uit het handboek en de vaarwegen van de GIS-kaart zouden we met één zo’n letter ons roeiwater kunnen beschermen. Beschermen tegen bruggen óver het water (De Maas, Nautilus, Skadi, Rijnmond, Stichting Roeivalidatie), tegen brugpijlers ín het water (Proteus, Laga), tegen de harde oevers (Gyas), tegen te veel andere boten (Naarden, De Hertog), tegen te hoge snelheden (waar niet), of dat allemaal tegelijk (Orca, Viking, Triton). 

Zo’n R is niet alleen op de Rotte, maar voor alle Roeiers van belang.

Feike Tibben is bestuurslid van de Koninklijke Nederlandsche Roeibond, met als portefeuille sportontwikkeling. Zit in z’n derde sportleven, na atletiek en wielrennen. Roeide eerst bij Hemus in Amersfoort, nu bij ‘t Diep in Steenwijk. Praat meer over sport dan dat ie zelf op het water is.

Lees alle bijdragen van FeikeTibben hier.



Houden van Herma

Door Feike Tibben | 12 juni 2020

Deze week zetten we de laatste puntjes op de i voor de digitale Algemene Vergadering van de Roeibond volgende week. Normaal gesproken is die week vóór een AV een stille week: de agenda is gemaakt, de stukken zijn klaar, hooguit nog wat finetunen. Je merkt dan wel een zekere buzz in het land want de AV is ook een dag om met deze en gene bij te praten, prangende kwesties aan de orde te stellen en partijen aan elkaar te verbinden. Hoe anders is dat nu: we vergaderen digitaal en dat vraagt de nodige strakheid en discipline. Ook het vragenrondje is dit keer anders; niet een partijtje vrijworstelen maar veel formeler: vooraf en schriftelijk. Onze antwoorden geven we ook vooraf. In plaats van een weekje stilte, mailen en bellen we deze dagen om dat scherp te krijgen.

De ereleden van de KNRB hebben dit keer een andere plek. Normaal zitten ze, wat onzichtbaar voor de verenigingen maar voor ons prominent aanwezig, op de eerste rij in de zaal. En ze zitten niet alleen, maar laten ook met lichte mimiek instemming of kritiek blijken. Voor mij ook altijd een tikje intimiderend…

Nu is dat anders. We hebben voor hen geen digitale loge of eregalerij. Het zal een beetje puzzelen worden om te ontdekken wie waar zit op het digitale schaakbord. Met spijt zie ik een berichtje van erelid Herma Bik:  ‘Beste Feike, vandaag heb ik me afgemeld voor het digitaal vergaderen, dat is niets voor mij…‘ Ze verwijst naar zoom-ervaringen met vriendinnen die maar door elkaar praten. Jammer dat ze zich afmeldt.

Die Herma… Ons eerste contact was eind jaren negentig. Herma was redacteur bij bondsblad(!) ‘Roeien’, en ik kersvers actief bij Hemus. Bij Hemus vonden we dat het tijd was om de club meer bekendheid te geven en dat werd vertaald in: ‘Elke maand een artikel in een lokale krant, elke maand deelnemen aan een roeiactiviteit in het land en in iedere uitgave van het bondsblad een stukje over  onze vereniging’. Dat ging al snel opvallen bij de redactie. Herma en ik kregen contact en met al haar ervaring ging ze meedenken. Wat heeft ze vanuit Uithoorn goed geholpen om die vereniging uit Amersfoort op de kaart te krijgen en mij de weg te wijzen in de roeiwereld.     

Onderhand moet ze haast wel een meer dan mythische leeftijd hebben bereikt. We blijven elkaar tegenkomen. Zoals zaterdagmorgen 8 juni 2019, de start van Kikarow in Uithoorn, het is 6.30 u en -20C: Wie schraapt het ijs van de boot, wie is de eerste stuurvrouw… precies.

En dan dat mailtje deze week. Want natuurlijk bleef het niet bij een formele afzegging, ‘…want daar wil ik je helemaal niet mee lastig vallen’. Scherp als altijd plaatst ze de breedtesportvisie en het juniorenplan in een actueel tijdsperspectief: ‘aangezien de economie binnenkort hollend achteruit gaat, zal ook het deelnemen van junioren aan wedstrijden elders dan in de directe omgeving moeilijker worden. Het lijkt me belangrijk dit in het achterhoofd te houden’, .. ze schrijft ook dat ze hoopt dat ze ongelijk krijgt. Wat ik wil zeggen: fijn deze betrokkenheid en kritische blik. Het houdt ons scherp.

Ik beken: Ik hou van Herma. Het is een eer om op haar schouders te staan.


Feike Tibben is bestuurslid van de Koninklijke Nederlandsche Roeibond, met als portefeuille sportontwikkeling. Zit in z’n derde sportleven, na atletiek en wielrennen. Roeide eerst bij Hemus in Amersfoort, nu bij ‘t Diep in Steenwijk. Praat meer over sport dan dat ie zelf op het water is.

Lees alle bijdragen van Feike Tibben hier.