De Russen komen

OProeien toen – aflevering 50
Tekst Jan Op | 19 oktober 2021

Ik, Jan Op den Velde, 90 jaar, roeide voor Laga in de periode 1950-1954. De omstandigheden uit die jaren schets ik graag.
Vanaf OProeien toen – 1 is het een doorlopend verhaal. Via deze link vind je ze allemaal.


Voor de eerste keer komen de Russen in Henley (het “Westen”) roeien. Alle Russen plus de door hen bezette landen in Oost-Europa wonen en werken achter het IJzeren Gordijn, een bijna onneembare afscheiding tussen Oost- en West-Europa. Hoe zal het met hun verblijf in het vrije West-Europa gaan? Uit de krant:

Niettemin waren de Russische ploegen in dit oude verslapte materiaal hun in uiterst modern materiaal roeiende tegenstanders veruit de baas. Hoe is dat mogelijk? (aan het bestaan/gebruik van doping werd niet gedacht. Onsportief bestempeld). Twee factoren zijn daarbij van doorslaggevende betekenis. Ik (Aad van Leeuwen) ben tot de conclusie gekomen, na de in Henley veel betere mogelijkheden in training en tijdens de race waar te nemen en in gesprekken (via tolk) met een aantal Russische roeiers en hun leider. Die factoren zijn:
1 De tot een maximum opgevoerde lichamelijke conditie van de roeiers.
2 De door de Russen ontwikkelde roeitechniek die meer dan de Engelse (..) of de Amerikaanse (..) rekening houdt met de noodzakelijke wisselwerking tussen spanning en ontspanning.
De lichamelijke conditie der roeiers was inderdaad opmerkelijk. Men had hier te doen met ploegen die reeds jaren bijeen zitten (de acht vier jaren) die in lange perioden per jaar volop gelegenheid krijgen tot conditie- en techniektraining. En wier gehele levenswijze wordt ingebouwd op het verkrijgen van een zo goed mogelijke lichaamsconditie. Die conditie maakte het de Russische roeiers mogelijk een race te roeien zonder een enkele inzinking. En bovendien zware races te roeien op drie of vier opeenvolgende dagen.

Nu is de conclusie wel anders  De Russen zijn geen amateurs (evenals andere ploegen van achter het IJzeren Gordijn, hoewel officieel verboden). Het is nu allang bekend dat gebruik van doping (toen nauwelijks bekend en nog niet verboden) tot op de dag van vandaag wordt toegepast. En vaak zijn het “militairen” die een “opleiding tot roeier” volgen. Met “soldij”.

In Henley ontstond nogal ophef over het (verboden) coachen tijdens de wedstrijd. En het feit dat de Russische ploegen geen club-ploegen waren (ook verboden). Een fenomeen waar de kamprechters geen raad mee wisten en als gastheren maar door de vingers zagen. Zeer onterecht want iedere ploeg houdt zich onvoorwaardelijk aan de regels. Die zijn in het Russisch ook van toepassing.

Zo was er ook een zeer ongebruikelijke gebeurtenis bij de prijsuitreiking. De gehele Russische afvaardiging marcheerde in gelid achter de Russische vlag naar de bekers- en blikkenuitreiking. Hier waren de Stewards helemaal niet tegen opgewassen.

Zie de Russen winnen op deze beelden van Henley 1954


Onvergetelijk echt roeien

OProeien toen – aflevering 49
Tekst Jan Op | 12 oktober 2021

Ik, Jan Op den Velde, 90 jaar, roeide voor Laga in de periode 1950-1954. De omstandigheden uit die jaren schets ik graag.
Vanaf OProeien toen – 1 is het een doorlopend verhaal. Via deze link vind je ze allemaal.


Naar Henley. Voor Bert, nu als coach, en mij de tweede keer. Ik herinner me eigenlijk vrijwel niets van deze reis. We zijn overgestoken uit Hoek van Holland. En uiteraard met de trein naar Henley. Hoe het transport van onze boot plaatsvond is ook uit mijn geheugen weg. We verblijven bij particulieren die gedurende voorbereidingen en tijdens de wedstrijden een (toen nog nauwelijks bekend fenomeen) B&B-onderkomen aanbieden.

Voor het eerst hebben Russische ploegen zich ingeschreven. Dat levert de nodige aandacht op. Als wij een paar dagen voor de wedstrijden ergens bij de Stewards Enclosure in onze rode hemden langs de baan zitten, komt een stelletje jochies voorzichtig dichterbij en staart ons aan. Wij moeten die Rode Russen zijn. Uit het diepste deel van onze keel: “We eat children”. Wat ze na het rennen naar huis hun ouders vertellen..?

Onze eerste wedstrijd is tegen Denen. Ze zijn per bestelwagen, met de boot op het dak (“deelbaar” bestaat nog niet) naar Henley gekomen.

Het varen hier, tweemaal per dag, is een aparte belevenis. Niet alleen door de entourage, maar ook het roeiwater. Ik móét het hier noemen: onvergetelijk écht roeien in de schemering langs de andere kant van Temple Island. Helemaal alleen. Zonder stuurman. Hoge bomen die enigszins gebukt over het water hangen. Geen geluid. Slechts het geruis van de belletjes onder de boot. En een regelmatige tik tegen de dol na het verlaten van het blad uit de bijna stille kolk. Dat zal ik nooit meer vergeten. Het “Dorado” van het Roeien. Een van de weinige keren dat ik in dat bijzondere Dorado was. Er zijn nog meer Dorado’s, maar een stuk kleiner.

Het staat gedrukt: nederlaag! Volgens de krant de “op één na sterkste” vier. Op deze baan met maar twee boeien lig je er meteen uit. Al word je in de krant bij de sterksten gerekend.

En we moeten het ook nog over de Russen hebben.

Schuilnamen

OProeien toen – aflevering 48
Tekst Jan Op | 23 september 2021

Ik, Jan Op den Velde, 90 jaar, roeide voor Laga in de periode 1950-1954. De omstandigheden uit die jaren schets ik graag.
Vanaf OProeien toen – 1 is het een doorlopend verhaal. Via deze link vind je ze allemaal.


Mijn laatste kans om het meest begeerde blik – Varsity 1954 – binnen te halen is verkeken. Eigenlijk moet ik nu echt de studie op peil brengen maar het virus houdt mij in de boot. Op naar de Hollandia.

Vierzonder. Ruud komt er weer bij op 3. Maar zijn vader mag het niet te weten komen. Dus moet hij ook niet in eventuele publicaties worden genoemd. Eigenlijk wordt het smokkelen. Dat komt ook tot uiting bij de uitslag. De krant:

Laga’s stuurmanloze vier verscheen in een samenstelling die voor driekwart aan de Olympische Spelen van 1952 deelnam. Zowel in de sprintrace (1000m) als in de race over 2000m liet zij uitmuntend roeien zien dat in beide races een nieuw baanrecord opleverde……

Onze volgende wedstrijd: Koninklijke / Hollandbeker. De vader van Ruud heeft, ondanks alle maatregelen, toch lucht gekregen van de “zonden” van zijn zoon. Daarbij is het woord “infantiel” gevallen. Dat inspireerde Ruud om die naam aan te nemen.
Opnieuw is Willem III onze tegenstander. Op zaterdag, gestuurd, harde tegenwind, winnen wij. Zondag, sturen op eigen kracht, stevige wind mee, wint W III. De krant:

want deze uitmuntende ploeg (WIII) die in de voorwedstrijd met een scherpe aanval de Henley-aspiraties van Laga op los fundament leek te willen zetten doch opgevangen en afgewezen was, op zo sublieme wijze als men nog zelden van een Nederlandse ploeg had gezien, roeide in de finale zo levendig en goed dat Laga geen kans kreeg tot doeltreffend verweer. De zwaardere Delftenaren, met de meewind van zondag kennelijk minder op hun gemak dan met de tegenwind van zaterdag, moesten het hoofd buigen voor hun tegenstanders die hen in tempo overtroefden. De schitterende vorm die Laga echter zaterdag had laten zien wettigt volkomen dat zij ondanks deze verrassende uitslag, toch naar Henley gaat.

Verslaafd

OProeien toen – aflevering 47
Tekst en tekeningen Jan Op | 15 september 2021

Ik, Jan Op den Velde, 90 jaar, roeide voor Laga in de periode 1950-1954. De omstandigheden uit die jaren schets ik graag.
Vanaf OProeien toen – 1 is het een doorlopend verhaal. Via deze link vind je ze allemaal.


Dankzij het meevaren in belangrijke wedstrijden word ik op de TH (toen inderdaad “Hogeschool”) bijzonder coulant behandeld. Ik mag sommige examens op een ander tijdstip mondeling afleggen. En vaak met succes.

Het Corpslustrum: het Lagabestuur + dames tijdens het Concours Hippique. Gekleed zoals het hoort. Dus geen blazer met zeer zichtbare gebreken.

Dan is het alweer september. Groentijd. Kandidaten in de bak. Na grondige selectie in de tub. Enzovoort. Natuurlijk ben ik ook ingeschakeld om de “krenten uit de pap” te selecteren.
Er is natuurlijk ook weer een Oude Vier samengesteld. Frits, de slag van de Olympische 4-, heeft besloten om nog weer een seizoen talent en kracht in te zetten voor het “goede doel”. Uiteraard aangevuld met een paar “jongeren” met talent. Ik houd het uit tot Kerst. Dan mag ik van de coach (de slag van de Oude Acht van ’52) weer meevaren. En verdrijf ik dus de twee van een eervolle plek. Ik weet niet meer wie het slachtoffer werd.

1954

Toch nog één keer proberen de Varsity te helpen winnen. Het is weliswaar mijn vijfde jaar in ’t rood, maar ik ben verslaafd geraakt aan het lekkere halen maken.            

De Head slaan we over. Ik weet niet meer waarom. Ik denk dat er toch wel een gebrek is aan meer geoefende roeiers. En nu een volledig op de Varsity gerichte training.

Er staat een harde wind tegen en schuin over het kanaal. Boei 1, publiekskant, heeft het beste water. Njord is al van zijn boei 2 naar 1 (Argo al ver achter} gaan varen. Als we achter Njord ver voor de andere ploegen varen steekt onze stuurman van boei 4 over naar boei 2. We varen in iets rustiger water. Maar we komen niet voorbij Njord.

Uit de krant:

Laga, en niet het ver beneden zijn vorm roeiende Nereus, bood Njord de hardste tegenstand... die aan de Leidenaren de verwachte vijftiende zege bracht... maakte deze race tot een boeiend schouwspel. Een verbeten kamp van twee uitmuntende ploegen die duidelijk superieur waren aan de rest van het veld...
Zo was het na 1000m reeds duidelijk (Triton en Argo lagen toen al een tiental lengten achter) dat het om de zege slechts zou gaan tussen Njord en Laga.

Het is duidelijk dat de omstandigheden op dit brede kanaal uitermate ongunstig zijn en de ploegen op de lage wal geen schijn van kans hebben. Boeinadeel. Het is, zeker in Nederland, een gegeven dat een grote rol speelt. Soms groot, soms van kleine omvang. Er valt weinig aan te doen. [Later komt de FISA zelfs met een verbod op bomen langs de baan. Dat maakt de ongelijkheid nog groter].


Ik verstopte me onder de struiken

OProeien toen – aflevering 46
Tekst en tekeningen Jan Op | 25 augustus 2021

Ik, Jan Op den Velde, 90 jaar, roeide voor Laga in de periode 1950-1954. De omstandigheden uit die jaren schets ik graag.
Vanaf OProeien toen – 1 is het een doorlopend verhaal. Via deze link vind je ze allemaal.


Het seizoen 1952 is ten einde. Mijn laatste wedstrijdhaal ligt in de buurt van Helsinki. Terug in Nederland. Daar heerst rust, vakantie. Tot begin september. Examens. Groentijd, druk. Van roeien is geen sprake. Wel na de groentijd. Dan staat er weer een horde “kandidaten” in de roeierskamer op Laga. Verdelen per vier man over een reeks vrijwilligers. Waaronder ikzelf natuurlijk. Het is een soort plicht om de nieuwkomers in de bak te leren een haal te maken.

Ik heb de smaak al een paar jaar te pakken. Bijzonder lekkere smaak. Hoewel ik van plan ben te stoppen, zoals vrijwel iedereen na twee of zelfs drie jaar stopt, schaar ik mij bij de toch wel kleine rij belangstellenden met enige ervaring. Dat levert mij de slagplaats op in de Head-acht

Kort daarvoor de Stormramp meegemaakt als hulp bij het dichten met zandzakken van dijken. Storm en ijskoud.

Dat geldt ook voor de Head een paar weken later: storm en ijskoud. Op het botenterrein hangen de ijspegels aan de boorden. Op zaterdag uiteraard de “baan” verkennen. Als we de bocht na de brug om komen lijken we op zee te zijn gekomen. De storm staat recht tegen. De toppen van de golven reiken hoger dan het boord. Een stukje daarvan spoelt naar binnen en veroorzaakt een heen-en-weer klotsende plens water. De stuur voor mij krijgt bij elke haal een deel van dat water in zijn kruis. Dat levert bij mij enige hilariteit op.

De molen halen we niet. De boot is onder water en wij voor de helft. Het is dus zwemmen naar de kant. Natuurlijk mét boot. Ik moet de zeven terugroepen want die denkt slechts aan zijn eigen hachje.  Aan de kant blijk je maar tot de knieën in het water te staan. Een aparte sensatie: voor de onderbenen is het lekker warm in het ijskoude water. Daarboven is het 4 graden kouder (dus 0). Riemen eruit, boot draaien,  leeg laten  lopen, terugdraaien, te water, riemen erin, terug. Dat zijn maar een paar halen tot de brug, de storm – nu mee – doet de rest. Harrie voorziet de boot van “stormboorden”, een lat van ca 5 cm breed langs de buitenkant van het boord. Deze voorkomt dat het eerdergenoemde topje van de golf naar binnen kan. Zondag. De golven blijven ons parten spelen. De vier slaat met zijn blad tegen een extra hoge golf, de riem breekt en hij vaart verder als verkleumde passagier mee. Dit weer zou nu tot afgelasting leiden. We hebben deze Head overleefd dankzij de stormboorden. We komen toch nog als 3e aan in de eerste divisie.

Aankomst langs De Hoop [let op ons tenue bij 0 graden]

Op naar de Varsity. Ik mag in de Oude Vier op slag varen. Jo is afgestudeerd maar zou zeker niet nogmaals coach willen zijn. Onze “nieuwe” coach probeert de vernieuwingen die Jo invoerde voort te zetten. Hij heeft echter in andere succesvolle ploegen gezeten en de “methode-Jo” niet meegemaakt. Al snel is mij duidelijk dat het hem niet lukt Jo te evenaren. Maar als roeier doe je wat de coach beveelt. De overheersende factor is teveel nadruk op de inpik en daarna pas het oppakken van de boot. Verdere technische beschouwingen laat ik graag weg. Dit leidt tot de grootst mogelijke afgang die ik ooit ondervond: we komen als laatste aan. Terwijl in een voorbeschouwing staat te lezen:

Deze voorspellingen blijven toch ergens in de hersenen opgeslagen ondanks het feit dat je van dit soort teksten geen invloed wenst. Ik heb me na het opbergen van de boot geprobeerd te verstoppen onder de struiken. Niet bewust. Jan “Hoed”, die mij in prille tijden heeft gecoacht, weet mij te vinden en vraagt bezorgd “wat was er aan de hand?” Ik ben verslagen en heel boos. En dan nog zo’n vraag. Ik heb mijn antwoord (te?) snel klaar: “ik had vandaag geen zin”. Dat heb ik geweten!

Ik heb me aan het begin van het seizoen al voorgenomen om toch echt iets aan de studie te doen. Maar tussendoor “even” de Varsity te winnen. En het komende Corpslustrum wil ik niet missen. Dus ligt mijn laatste kolk dit jaar in het Amsterdam-Rijnkanaal.

Snoeken zijn van alle tijden

OProeien toen – aflevering 45
Door Jan Op | 11 augustus 2021

Ik, Jan Op den Velde, 90 jaar, roeide voor Laga in de periode 1950-1954. De omstandigheden uit die jaren schets ik graag.
Vanaf OProeien toen – 1 is het een doorlopend verhaal. Via deze link vind je ze allemaal.


Olympische Spelen 1952, de vierzonder van Laga: herkansing na de afgang van gisteren toen ze als laatste aankwamen.

1500m. Als we hier achter zouden liggen: omhoog en ongeveer 60 à 70 halen in hoog tempo (32/34) om op de finish te arriveren. Dat moeten die verdomde Italianen niet kunnen opvangen(?). Maar dat is helemaal niet nodig. We liggen zo ver voor dat we rustig de wedstrijd kunnen uitvaren. Dus is mijn eventuele commando voor die eindspurt niet nodig. Gewoon lekker doorvaren. Maar de 3 heeft zich helemaal geconcentreerd op die laatste 500m. Waar blijft mijn commando? Blijft uit. Dat is volgens de drie een grote nalatigheid! Vergeten?

Hij draait zijn hoofd een kwart slag naar mij toe en sist: eindspurt gvd!. Daarbij trekt hij zijn riem een stukje mee. De dol draait mee waardoor de riem klem komt te zitten, het blad blijft horizontaal met het bekende fatale gevolg: SNOEK. Op zich geen probleem. Snel weer oppakken en… door de klap over stuurboord slaat de riem van de boeg door de overslag van de (ouderwetse) dol. Dat kan ik niet zien. Dus hebben we al snel het water weer goed te pakken. Behalve de boeg. Zodra we weer gaan halen roept de boeg: Neeee! Zijn riem ligt langszij. Hij was juist bezig de riem weer in de dol te leggen. Dus laten lopen, riem in de dol en… de Italianen zijn ons gepasseerd en liggen genoeg voor om als eerste de finish te passeren.
Ik kan me gelukkig niet herinneren hoe ik deze tweede dreun te boven ben gekomen. We moeten natuurlijk zo snel mogelijk van het water af en dat geeft enige afleiding. Wie is de schuldige? De drie? Hij veroorzaakte ons verlies. Maar de snoek ontnam ons niet de overwinning. In feite de conditie van de boot. Harrie mocht niet mee en de  zogenaamde “bootsman” is de coach van Robbie van Mesdag. Jaap mocht anders niet mee!

Ter verduidelijking:  De rigger is van ijzer, de dol van brons en de overslag van koper. Kunststof (behalve bakeliet voor de elektronica) bestaat nog niet. Brons is hard materiaal, koper is minder hard. Dat slijt dus het meest. Bij veel gebruik, zoals bij schroefdraad, komt er een moment dat de overslag moet worden vernieuwd omdat de schroefdraad is versleten. De boeg heeft dat moeten melden nadat hij al eerder heeft gemerkt dat de dol niet goed sluit. Maar zoiets komt niet gauw in het klachtenboek. Het “gaat nog wel even mee”. Als Harrie zoals gebruikelijk/noodzakelijk met ons was meegegaan – ook voor de andere ploegen – is er een goede kans dat ons deze ramp niet was overkomen. Als…., als… is nutteloos. Kans op een gekleurd blik? Zullen we nooit achter komen.

Even terug in de tijd. Onze toevoeging aan de al (te) vroeg geregelde afvaardiging naar de O.S. was een ongemakkelijke beslissing voor het Olympisch Comité. Alles al op tijd geregeld, ook internationaal. Terwijl de kwalificatie nog niet eens was voltooid. Maar gezien de resultaten kon men niet om ons heen. Dus met enige tegenzin er toch bij. Maar zonder coach! Terwijl alle andere ploegen natuurlijk mét coach worden uitgezonden. Dan gaan wij natuurlijk niet mee. Die beslissing werd onder druk van de Roeibond teruggedraaid.

We verliezen onze wedstrijd en moeten meteen weer terug. Waar blijft de Olympische gedachte? We mogen toch nog even blijven. In tegenstelling tot bijvoorbeeld de voetballers. Die verliezen ergens in een stad elders. Vervolgens worden zij, inclusief reserves en een reeks begeleiders ergens in Helsinki ondergebracht en blijven tot en met de Sluiting. En dat zijn ook “amateurs”!. Professionals mogen niet aan de Spelen deelnemen. Zo zijn we weer bij.

Daar staan we dan voor een foto bij het afscheid van de baan. 4- + coach. We blijven een ploeg. We hebben de moordplannen voor we aanleggen alweer in ’t water gesodegooid. (De broeken die voor ons zijn gemaakt duiden op dikkere benen).

Wat nu? Wel nog belangstelling voor onze collega’s in de andere heats. Maar hen lekker zien roeien bedreigt ons met acuut hartfalen. We zijn duidelijk toe aan een flinke borrel. Maar dat gaat niet lukken want Finland is drooggelegd. Na de kort daarvoor beëindigde oorlog met Rusland heeft een golf van dronkenschap het land overspoeld. Voornamelijk de weinige van het front teruggekeerde militairen. En openbare dronkenschap levert werkstraffen op. Zo is de landingsbaan van het nieuwe vliegveld met behulp van werkgestraften aangelegd.

Maar er is een oplossing. Het schip dat onder andere onze boten heeft gebracht, ligt afgemeerd in de haven. Een bezoek levert het gedroomde vocht. Er is een bioscoop ingericht als balzaal. Plek voor consumptie. De overmaat aan Finse dames levert een geselecteerde danspartner. Hoe vind je een geschikte in de menigte? Er is een balkon dat overzicht geeft. Terwijl we onze nederlaag verdrinken zien we ons doel: kleur onthouden, naar beneden en dan dat doel zien te vinden.

Einde seizoen 1952, maar Jan gaat nog even door.


Prestaties en wanprestaties

OProeien toen – aflevering 44
Door Jan Op | 5 augustus 2021

Ik, Jan Op den Velde, 90 jaar, roeide voor Laga in de periode 1950-1954. De omstandigheden uit die jaren schets ik graag.
Vanaf OProeien toen – 1 is het een doorlopend verhaal. Via deze link vind je ze allemaal.


Het is 1952. Jan Op den Velde is met zijn Laga op de Olympische Spelen in Helsinki.

Verslaggevers in de slaapkamer

De tweede avond, we liggen net in bed, gaat de deur open en een paar dienstFinnen brengen een bed binnen. Dat betekent een herschikking van onze bedden plus daardoor het vrijwel afsluiten van de toegankelijkheid. Wij komen tot een verbazingwekkende zitstand en vragen ons af wat voor vergissing er wordt begaan. Maar het blijkt geen vergissing te zijn. De tijdelijke “eigenaar” van het bed blijkt Robbie van Mesdag te zijn. De skiffeur. Vorig jaar in Henley holde hij met ons mee en hield hij ons op de hoogte van onze positie. Ik wist toen zeker dat ik hem zal gaan vermoorden. Maar hij blijkt  een aardige skiffeur te zijn. Hij leeft nog en hij heeft de uitzending naar de OS veroverd. Hij blijkt het gezelschap van de 2- saai te vinden en dat van ons lijkt hem in de juiste stemming te brengen. Belangrijk voor zijn conditie. Dat is voor ons de beste smoes.

We zijn maar net horizontaal of de deur gaat opnieuw open. Een deel van een horde verslaggevers en fotografen dringt naar binnen. De meeste lukt dat niet in verband met de zeer beperkte ruimte. Ze blijken totaal niet geïnteresseerd in ons te zijn. Ze komen voor Robbie. Wat denkt hij van zijn Russische tegenstander. En weet hij hoe die heet? Zonder blikken of blozen zegt hij – dat niet echt wetend –  “Soepkopf” (in ’t echt: Tjukalov). Het is mij niet bekend of het antwoord van Robbie in de krant is gekomen. En ook niet of wij ook op een foto zijn gekomen.

Onze eerste kennismaking met het ontbijt levert een soort verbijstering op. De hoeveelheid exotische en andere onbekende ingrediënten maakt een keuze vrijwel onmogelijk. Zo kort na de oorlog is in Nederland enige variatie bijna onmogelijk. Ik droom van een enorm bord met een berg heerlijk eten. In werkelijkheid blijft het bij een boterhammetje met enig beleg. Wat wel werkelijkheid is: een glas sinaasappelsap (niet eerder gezien, laat staan geproefd). En nog onbekender: tomatensap! 

De Olympische Spelen leveren behalve (wan-)prestaties ook een kennismaking met het leven van andere naties op. Tegenwoordig is men daarvan al vroeg op de hoogte. Wij leefden met veel rust tussen onze dagelijkse baantjes. Hoe kan dat? Wij hadden geen last van televisie, internet en al helemaal niet van die ellendige mobieltjes.

Enorme afgang

Bij wat varen (over de woelige baren) is de boot inderdaad lastig onder controle te houden. We hebben geen ervaring met varen op “woelig” water. In tegenstelling tot een aantal andere ploegen.

De Spelen beginnen natuurlijk met het defilé. Wij zijn gelukkig vrijgesteld omdat we de volgende dag onze eerste wedstrijd varen. Er is  altijd een ”gelukkige” die de vlag mag dragen. Enige vasthoudendheid is wel gewenst. Zeker als het waait.

Die eerste wedstrijd is een enorme afgang. In de krant:

Dat was net weer de wind die men in de trainingsdagen ook had gehad. En het gevolg was: hoge golven tussen de 500 en 1500 meter met schuimkoppen. Een aardig binnenzeetje om op te zeilen maar niet geschikt voor Olympische roeiwedstrijden. Ploegen die gewend zijn op brede meren met bewogen wateroppervlakten te roeien, gelijk de Joegoslaven en Amerikanen. konden behoorlijk met het water overweg. Maar de anderen [wij o.a.] konden onmogelijk tot normale prestaties komen. Onder de roeiers en coaches heerst dan ook grote ontstemming want men meent terecht dat onder deze omstandigheden dat van een faire strijd geen sprake kan zijn.

Joegoslavië komt als eerste aan (6’34”4) gevolgd door Finland (6’42”7) en Polen (6’43”0). Wij op een paar lengten (6’56”9) ver achter. Dat is wel even wennen. Lukt natuurlijk niet.

Geslaagde herkansing

De volgende dag: herkansing. Onze enige tegenstander Moto Guzzi (Italië) die bij de vorige Spelen goud wonnen. Deze dag zijn de omstandigheden een stuk beter.  Afgesproken tactiek: start in hoog tempo, niets zeggen (ik, want ik ben de woordvoerder [beter hoorbaar] met mijn ervaring als “internatonal”!). Na 30 halen een spurt, vasthouden en indien nodig tussensprintjes. Voor het geval we op 1500 meter achter zouden liggen maken we een eindspurt in hoog tempo over de laatste 500 meter. De start lukt prima. We liggen al snel flink voor op de Italianen. Dat geeft rust. Onze afgang van gisteren heeft ons geheel opgeladen met vechtlust en ik geef één of twee keer een spurtje als afwisseling. We lopen flink uit. Ik houd onze tegenstander goed in de gaten voor een eventuele aanval. Maar de lichaamstaal spreekt boekdelen: ze hebben al begrepen dat we niet meer in te halen zijn. Ze varen met afgezakte schoudertjes achter ons aan. We passeren de 1500 meter met ongeveer 2 lengten voorsprong. Dus rustig doorvaren.  Morgen is er weer een wedstrijd…

Binnenkort verder!


Naar het Olympisch dorp

OProeien toen – aflevering 43
Door Jan Op | 22 juli 2021

Ik, Jan Op den Velde, 89 jaar, roeide voor Laga in de periode 1950-1954. De omstandigheden uit die jaren schets ik graag.
Vanaf OProeien toen – 1 is het een doorlopend verhaal. Via deze link vind je ze allemaal.


Het is 1952. Jan Op den Velde gaat met zijn Laga naar de Olympische Spelen in Helsinki.

Olympische kleding: bij v.d. Brul in Den Haag. Wat zijn de kleuren? Nee, niet wat men verwacht. Onze jasjes zijn helblauw! De dames een witte blouse en een grijze rok erbij. De heren een wit overhemd en een grijze broek. Op het overhemd een glimmend grijze das (later dankbaar gebruik van gemaakt bij mijn jaquet).
Als extra versiering een witte pet voor de heren. En dan is het raden welk land wij vertegenwoordigen. Dan moet je goed kijken want rechts op het jasje is een gewapende leeuw op een heel klein stukje oranje vast gemaakt. (Mijn leeuw heeft de tand des tijds niet kunnen verslaan). Wij krijgen een oranje (meer geel) roeihemd. Met mouwtjes.

Onze boten, weer goed ingepakt, gaan per schip naar Helsinki. Dus zijn we een paar dagen nog in Delft en aangewezen op een 4+. De KLM heeft een heel toestel, “De Viegende Hollander”, voor delen van de totale equipe geregeld, ca. 30 passagiers per vlucht.

Eerder zijn al andere ploegen vertrokken. Opvallend is dat andere bonden (voetbal bijvoorbeeld) met veel begeleiders eerder zijn vertrokken. Wij hebben zelfs geen bootsman mee mogen nemen (cruciaal, zo is gebleken). De coach van Rob van Mesdag is tot bootsman opgeklommen maar heeft geen stuk gereedschap meegenomen.

We maken een tussenlanding in Stockholm, Helsinki is te ver om er direct heen te vliegen. Terwijl het vliegtuig een grondige inspectie ondergaat en de brandstoftanks worden gevuld, gaan wij de stad in. Aankomst in Helsinki per splinternieuwe landingsbaan (aangelegd door met werkstraf veroordeelde drankgebruikers terwijl Finland is drooggelegd). Wachten op onze bagage. Ik sta toevallig naast Fannie Blankers-Koen. Beroemd vanwege haar rij blikken op de OS in Londen. Enorme belangstelling van de pers. Een fotograaf vraagt mij om met veel belangstelling naar een paar hardloopschoenen van Fannie te kijken. Dat doe ik braaf. Maar de foto nooit gekregen.

Voor de deelnemers is een aantal flatgebouwen neergezet. Die zullen na afloop beschikbaar zijn als normale woningen. De roeiploeg -zonder begeleiders- kan net in een woning. De 4+ in de zitkamer, wij, de vierzonder, in de “grote” slaapkamer en de 2- + 1x in de “kleine” slaapkamer.

Het Olympische dorp bestaat uit twee delen. Het ene deel achter het (IJzeren) Gordijn, het andere ervoor. De scheiding is een streng bewaakt hoog hek met prikkeldraad. Oefenen en spelen door deze deelnemers onder strenge bewaking. Geen enkele deelnemer mag ontsnappen naar de vrije wereld. De prestaties zijn formidabel(!!). Al met al een angstwekkende ervaring zo dicht bij de scheiding tussen West en Oost.           

De roeibaan is oorspronkelijk aangelegd in de buurt van Helsinki maar afgekeurd door de FISA. Op korte termijn een andere locatie vinden is lastig. Ten slotte wordt geaccepteerd dat de baan wordt uitgezet op open water tussen een aantal rotseilanden. De Oostzee is naast de deur en heeft invloed op de baan. Zoals deining en windgolven.

Maar eerst nog wat voorzieningen. Ons onderdak al gemeld: flatgebouwen. De ”botenloodsen” zijn grote tenten. Evenals het “restaurant”.

Ik ben te snel naar Helsinki vertrokken (in deze verhaaltjes). Een niet te geloven gebeurtenis mag niet onvermeld blijven. We worden (toen) op ons 21ste  “meerderjarig”.  Het lukt mij om net op tijd 21 te zijn. Een paar dagen voor onze eerste start (16 juli) in de voorwedstrijden. Maar Ruud (3) wordt pas 21 op 24 juli, Dat is bij de eerste start nog “minderjarig”. Dat betekent dat hij toestemming van zijn vader nodig heeft om deel te mogen nemen aan de Olympische Spelen.

Gelukkig werkt zijn vader gaarne mee aan deze wettelijke verplichting. 


Laga-vierzonder naar de Olympische Spelen!

OProeien toen – aflevering 42
Tekst en tekeningen Jan Op | 15 juli 2021

Ik, Jan Op den Velde, 89 jaar, roeide voor Laga in de periode 1950-1954. De omstandigheden uit die jaren schets ik graag.
Vanaf OProeien toen – 1 is het een doorlopend verhaal. Via deze link vind je ze allemaal.


Probleem! Kwalificatie mislukt [zie vorige aflevering]. Alle “rechters” en bestuur NRB [de Roeibond, voordat die koninklijk was, red.] in conclaaf. En er speelt nog een probleem. De NRB heeft op bevel van het Nationaal Olympisch Comité al vroeg in het jaar op moeten geven welke ploegen naar de Olympische Spelen zullen worden afgevaardigd Dat in verband met het budget.

Dus heeft de Roeibond (op grond waarvan?) de skiff (Rob van Mesdag), de 2- (Triton), en de 4+ (Nereus) opgegeven.

Nu duidelijk is dat in de 4- grote (blik-)kanshebbers zitten en de Roeibond een 4- wil toevoegen aan de al vaststaande equipe, is daarvoor geen geld beschikbaar. Als Laga zich kwalificeert heeft Oud-Laga een goed gevulde kas.

Om het kwalificeren toch mogelijk te maken kan dat niet tijdens de volgende wedstrijd. Dat zijn de Nationale Kampioenschappen die plaats vinden als de OS al zijn begonnen. De enige mogelijkheid is het volgende weekeinde, 29 juni 1952. Maar dan is de Bosbaan bezet door de Kanobond. Deze bond is bereid om in de pauze de “trial” toe te staan. We hebben dus nog een week om klaar te zijn voor de eindstrijd.

Onze boot blijft op de Bosbaan en wij pendelen tussen Delft en Bosbaan. Geen beste manier om fit in de boot te stappen. Pakje boterhammen mee in de trein en nog een stukje lopen van de laatste halte van de tram (bij het Olympisch stadion) naar de Bosbaan. Waar we ’s avonds eten en de ingrediënten van het diner is niet meer terug te vinden in mijn geheugen. Het zal nu met enige verbazing (verbijstering?) worden gelezen. Ik vermoed dat we niet elke dag op die manier trainden. In Delft, bij gebrek aan nog een 4-, mogelijk in een 4+.

De dag, 29 juni 1952, staat er een briesje mee over de Bosbaan. Het is zonnig. We hebben het nog nooit zo druk gezien op de volgweg. Vrijwel alle leden van WIII en Laga zijn met fiets aanwezig. Er is nauwelijks plek voor de auto’s van Hoge Heren (nog geen Hoge Dames) en verslaggevers. We liggen nu op de boeien 2 en 4.

De kano’s op land opgeslagen, WIII en wij aan de start. Ik weet niet meer of de OS een onderdeel uitmaakt van onze motivatie. Ik denk het niet. Wij zijn opgevoed met elke wedstrijd winnen. Ook vandaag. Ik neem wat tekst over uit de krant:

Met deze prachtige race kregen de moeilijkheden (van vorige week) een sportieve oplossing. Beide ploegen toonden dat zij uitzonderlijk snel waren en op internationaal niveau staan. Laga won omdat het na een voortreffelijk gelukte start keihard doorging (1000m in 3.07) en op de ploeg van WIII voldoende voorsprong nam om zelf tot rustig roeien te komen en de nerveuze Amsterdammers geen gelegenheid tot kalmeren te geven.

Omtrent de 1500m, toen WIII omhoog ging voor de laatste aanval, ging het bij Laga even rammelen (niet waar), het sturen werd minder (jammer, want bij een rechte koers was de ploeg onder de 6’30” gekomen) en WIII, dat na een matige eerste helft zijn ritme hervonden had, liep hard in. Maar niet verder dan driekwart lengte want op de laatste 150 meter herstelde Laga zich voortreffelijk en ving de aanval van de Amsterdammers goed op.
Het prachtige roeien van de ploeg toonde aan dat haar kwaliteit uitging boven die van de ploegen die de laatste jaren ons land vertegenwoordigden. Tijd: 6’30.2” , WIII: 6’31.7”.

(Onze tijd heeft vele jaren onbereikbaar op de recordlijst gestaan).

[Hier maak ik even een sprong van ca 40 jaren. Ik sta samen met Rob Jansen, de boeg van die WIII-vier, aan de bar bij WIII (koffie!). Even verder zit Helmers, de coach van de concurrent. Rob roept hem erbij en vraagt of hij mij nog kent: ”Je weet wel van de Laga-vier. Ja van die ploeg die drugs gebruikte. Ze stortten in bij de finish”. Hij weet blijkbaar niet dat we zijn opgevoed om te winnen met 100% (of meer) inspanning. Van “drugs” hadden we nog nooit gehoord].

We zijn onder de hoede van het NOC gekomen. Er is haast geboden want er moeten de nodige handelingen worden verricht. Zoals een Olympisch pak. Daarvoor gaan we naar Den Haag. Want voor alle kleding wordt de maat genomen om er “netjes” uit te zien. Behalve voor ondergoed, sokken en schoenen. Het moet niet te duur worden.

Dan wordt een ontdekking gedaan die aantoont dat we de juiste eenheid vormen. Onze maten (voor de kleding) zijn allemaal gelijk.

Lees volgende week verder!


We laten Willem III niet voorgaan!

OProeien toen – aflevering 41
Tekst en tekeningen Jan Op | 8 juli 2021

Ik, Jan Op den Velde, 89 jaar, roeide voor Laga in de periode 1950-1954. De omstandigheden uit die jaren schets ik graag.
Vanaf OProeien toen – 1 is het een doorlopend verhaal. Via deze link vind je ze allemaal.


Het is nog steeds 1952

We liggen aan de start. 4- op het Nereuslustrum. Willem III onze enige tegenstander. Eerder van gewonnen maar vorige keer verloren! Dat zal niet weer gebeuren. We laten WIII niet voorgaan. Dat het om de kwalificatie voor de Olympische Spelen gaat speelt nauwelijks een rol. Zeker niet voor mij. De motivatie is zoals altijd: winnen. Wat daarna komt zien we dan wel weer. Uit de annalen:

Bij de start is WIII ons iets te vlug af. Of Kees ons iets meer naar het midden stuurt vanwege de slechte boei 1? Het resultaat is dat we WIII hinderen en dat de strijd op last van de kamprechter wordt gestaakt. We zijn al op 500 meter en te ver weg om opnieuw te mogen starten. Wij worden gediskwalificeerd. Normaal gesproken vaart de andere ploeg naar de finish en heeft het blik op zak.

Maar dit is niet zomaar een wedstrijd! Heeft WIII zich nu gekwalificeerd voor de OS? Beide ploegen liggen te wachten op het oordeel dat de Technische Commissie zal vellen. De karavaan op de volgweg staat plotseling stil. Vol met vraagtekens. Slechts het ruisen van de wind in de hoge populieren en het gekabbel van de golven tegen de boot is hoorbaar. De kamprechter en de Technische Commissie zitten onder hoogspanning in hun auto. Reglementair heeft WIII gewonnen (moeten ze nog wel de finish passeren). Maar zich niet gekwalificeerd. Oordeel: opnieuw starten. Het kwalificeren gaat blijkbaar boven de spelregels van het roeien.

Naar de start. Kamprechter en mede-rechters hebben ingezien dat op boeien 1 en 2 varen niet verstandig is. We starten nu op boei 2 en 4. De krant:

Dat tot overroeien werd besloten was begrijpelijk doch waar de aanvaring op ongeveer 600 meter plaatsvond en beide ploegen reeds veel lichamelijke en geestelijke energie hadden verbruikt lijkt mij de beslissing dit overroeien onmiddellijk te laten geschieden, gezien de bedoeling van de race, onjuist. De tweede race kreeg een dramatisch einde…

We starten dus opnieuw. Onder dezelfde weersomstandigheden. Zonder dat te weten: op boei 2 meer stroom tegen. Dat is geen excuus om op ca 1000 meter een lengte achter te liggen. Ik (geef op twee de commando’s, beter te horen door de anderen en met “internationale” ervaring) geef het commando om 30 halen met nog meer kracht en in hoger tempo te maken. En verd… we lopen in. En dan gebeurt er iets onwaarschijnlijks. Plotseling varen wij WIII met een rotgang voorbij!! Ze liggen stil. De twee is afgeknapt. We hebben geen medelijden en varen door. Maar…. we waren gediskwalificeerd. Het opnieuw starten is buiten de roeiregels gebeurd. Dus hebben we niet gewonnen. (Een speciale vraag voor het kamprechtersexamen?).

Geen kwalificatie voor de Olympische Spelen. Echter… beide ploegen zijn van “OS.-kwaliteit”. Een speciaal probleem voor de Roeibond. En er speelt nog meer een rol.

Lees volgende week verder!