Ik, Jan Op den Velde, 89 jaar, roeide voor Laga in de periode 1950-1954. De omstandigheden uit die jaren schets ik graag. Vanaf OProeien toen – 1 is het een doorlopend verhaal. Via deze link vind je ze allemaal.
1951. Jan = Laga roeit in Henley en heeft in de eerste ronde Europees kampioen Varese verslagen.
Onze eerste klap is uitgedeeld, toch wel tot onze verbazing. Is het onze coach gelukt om ons op een plek bij de top te krijgen? Want Varese behoort al jarenlang tot de top. We zijn nogal nuchter opgeleid en Jo (onze coach) heeft dat er goed ingetimmerd. Morgen weer een tegenstander uit het zuiden, Barcelona. Weinig over bekend dus opnieuw in concentratie. Geen enkele tegenstander onderschatten.
Onze landlady heeft intussen begrepen (van …?) dat zowel de hoeveelheden als de ingrediënten van de maaltijden voor deze Hollanders enige aanpassing vereist. Een probleem is wel dat in Engeland nog steeds rantsoenering van bepaald voedsel bestaat. Zoals vlees.
We slapen redelijk in onze kleine bedjes. Ontbijt? Eigenlijk teveel maar we klagen niet. Klaar voor de volgende wedstrijd tegen Barcelona. Die loopt goed af ondanks de “slechte” boei. Hoewel we de discipline erin houden is het al snel ontspannen roeien als ook van deze ploeg de rug van de boeg steeds kleiner wordt.
Intussen hebben we nog geen enkele Engelse ploeg als tegenstander gehad. Is dat toeval? En de Engelse helft (+ Njord) komt in de finale ook op de goede boei terecht. Maar deze constatering vond toen niet plaats.
Intussen is het opvallend stil geworden in Delft. Des te drukker in Henley. Veelkleurig “rood” heeft zich langs de “booms” gevestigd in “punts”. Om onze overwinning te bekrachtigen varen onze bewonderaars naar de finish. Hun snelheid vindt alom bewondering. De vlonders in de punt doen dienst als peddels. Over hun vervoer en onderdak is mij niets bekend. Trein, pont, trein, tentje, geld? Hoe komen we aan Engels geld? Valutaverkeer nauwelijks toegestaan. Ik kreeg van een bevriende relatie £1 (ca. ƒ10) mee. Veel geld in die tijd.
Hoewel iedere “kenner” op de hoogte is van het verschil tussen bakboord en stuurboord is het in onze ploeg duidelijk zichtbaar. We “winkelen” in Henley en verbazen ons over de meest onwaarschijnlijke roeiattributen. Stuurboord kan de aanbieding van hoedjes niet weerstaan. Ze zijn gevoelig voor show. Wij, van bakboord, laten ons niet afleiden. We zijn hier om blik te trekken.
Kees Verweel (1963), actief sloeproeier sinds 1980. Woont met Silke aan de Oosterschelde in Kattendijke (Zeeland). Drie volwassen kinderen. Initiator en beheerder van www.sloeproeien.nl. Bij diverse verenigingen geroeid, eind 2019 medeoprichter van de nieuwe club Sloeproeien Zeeland waar we in de 6-riemer Seelandia roeien. Lees alle bijdragen van Kees Verweel hier.
Ik heb het niet over eenden- of waterhoenkuikens, daar is het nog een maand te vroeg voor. De meeste sloeproeiers denken bij het woord Kuiken aan een roeisloep! Binnen de sloeproeiwereld vormen de Kuikensloepen een eigen klasse, en inmiddels varen er ruim 40 Kuikens rond in Nederland. De Kuikensloep is een ranke en snelle polyester 8-riems sloep van 8,20 meter lang en ca 600 kg zwaar. Maar hoe komt dit type sloep nu aan de naam Kuiken? De verklaring is simpel; ontwerper van deze sloep Kees Kuiken wordt in 1989 docent aan de Hogere Zeevaartschool Willem Barentsz. Tijdens zijn loopbaan had hij al veel ervaring opgedaan met het verwerken van polyester, zo had hij in Harlingen al twee 12-riems Stersloepen gebouwd. Op Terschelling ontwierp Kees een polyester sloep speciaal bestemd voor het roeien op de Waddenzee. Na bestudering van de Terschellinger houten whaler Benwyvismaakt Kees eerst een ruwe schets met afmetingen en de rompvorm. Met deze schets is een direct familielid van de toenmalige zeevaartschool directeur Maarten Harms aan het werk gegaan en werd het lijnenplan van de sloep vervolgens geoptimaliseerd. Deze tekening is vervolgens omgezet naar een houten dummy romp – waarvan een mal getrokken is; de mal voor de eerste Kuikensloep ‘Cornelis Douwes’ en al haar latere zusjes was een feit! De Cornelis Douwes wordt met hulp van een aantal zeevaartschoolstudenten gebouwd, en na de proefvaart blijkt het ontwerp goed te voldoen.
De zeevaartschoolstudenten waren dermate enthousiast dat ze ook zelf eenzelfde sloep wilden bouwen waar ze dan in konden roeien zonder bemoeienis van de zeevaartschool. Onder supervisie van Kees Kuiken is deze tweede Kuikensloep in de winter van 1989-1990 gebouwd, om vaarklaar te zijn voor het roeiseizoen 1990. Omdat de Kuikensloep een van de lichtste roeisloepen is was de naam al gauw verzonnen: ‘Featherlight‘. En ook werd door de studenten het idee geopperd om Durex te benaderen als sponsor (Durex had toen net een nieuw soort condoom op de markt gebracht ‘Fetherlite’). Het is echter niet uitgedraaid op een sponsorship. Rederij Wagenborg werd de sponsor van deze tweede Kuikensloep, dus in 1991 werd de naam veranderd in ‘Egbert Wagenborg‘. In de drie volgende jaren werden maar liefst 7 andere Kuikens gebouwd. Als Kees Kuiken uiteindelijk naar Australië emigreert en door een verbouwing bij de Zeevaartschool de ‘productie’ruimte verdwijnt, stopt de productie van sloepen en de mal wordt afgedankt. Via Reeuwijk komt deze mal in Zwartsluis terecht, waar in 2003 de Salland en de Voorganck worden gebouwd. In de jaren na deze doorstart worden er maar liefst nog 9 Kuikens gebouwd. De originele mal is inmiddels vervangen door een nieuwe, en de nieuwe Kuikens worden nu gebouwd in Deventer bij Ron Straver (Roeisloepen.nl). Ieder jaar komen er nog Kuikens bij. De ruim 40 Kuikensloepen vormen een eigen klasse, en hebben ook een eigen Kuikenklassement; de Kuikencommissie bepaald ieder seizoen welke wedstrijden genomineerd worden voor dit eigen klassement. Meer informatie over de Kuikensloep is te vinden op sloeproeienNL
Terug naar de eenden- en waterhoenkuikens… Wat zou het mooi zijn als volgende maand tegelijk met deze kuikentjes ook de roei-Kuikens weer volop te zien zijn op het water…
Feike Tibben is bestuurslid van de Koninklijke Nederlandsche Roeibond, met als portefeuille sportontwikkeling. Lees alle bijdragen van Feike hier.
4 maart 2021 AD. Heel Nederland (onder 27) mag weer samen roeien. Heel Nederland? Nee. Terwijl omliggende plaatsen jongeren volop ruimte geven blijft een kleine nederzetting moedig weerstand bieden… Vorig jaar meenden de gemeente Nijmegen en ook de Veiligheidsregio Drenthe dat roeiers uit die regio (Phocas, de Waal, de Compagnie, ARC) niet zouden mogen rekenen op de sportversoepelingen die toen aan de orde waren omdat de roeiers niet zouden sporten op een vaste plek, er geen toezicht mogelijk zou zijn, er kans zou zijn op niet beheersbaar contact met anderen. Dat voornemen is toen niet in het nieuws gekomen; de regiobestuurders kwamen al snel tot het inzicht dat er maar weinig klopte van hun redenering en er mocht alsnog geroeid worden. Hoera.
Helaas heeft dat betere inzicht van de bestuurders uit Nijmegen en Assen niet te bestuurders van Eindhoven en Delft bereikt. Deze week waren zij het die meenden dat de Rijksregel dat ‘mensen tot en met 26 jaar mogen vanaf 3 maart met meer dan twee personen samen buiten sporten op sportaccommodaties’ niet zou gelden voor roeien omdat geen sprake zou zijn van sporten op een sportaccommodatie… pff. Inmiddels is Eindhoven al gedraaid en gelukkig tot de slotsom gekomen ‘dat het water/roeiparcours in dit geval als verlengde van de sportaccommodatie kan worden beschouwd. De toegang tot het water/roeiparcours in de praktijk beperkt is tot de leden van de roeiverenigingen. Er vindt op het water geen vermenging met andere vervoersstromen plaats, waardoor de situatie beheersbaar blijft.’
Delft persisteert… vooralsnog.
Al eerder heb ik op dit platform aangegeven hoe belangrijk het is dat we als roeiers opkomen voor de belangen van ons roeiwater en dat water beschermen. In de factor R ging het over Rotterdam dat een brug wil aanleggen over de Rotte. Dergelijke voorbeelden zien we vaker: gemeenten die waterbelangen over het hoofd zien bij ambitieuze plannenmakerij. Deze week nog moesten we als bond een stevige brief sturen aan de gemeente Lisse, die de roeiers van roeivereniging Iris letterlijk klem dreigt te zetten.
Het verbaast me dat de roeisport – niet alleen de bond, ook de verenigingen – tot voor kort zo weinig heeft gedaan om hun waterbelangen zeker te stellen. Echt vreemd. Want ons belang als roeiers is groot. We zijn op ons thuiswater aangewezen en kunnen niet zomaar verplaatsen. We kunnen niet zomaar, zoals een hardloper of fietser zomaar even op stap om ergens anders te roeien. Dat kan niet met een acht of een vier, en zelfs niet met een skiff. Ons belang is groot, maar de opgave best overzichtelijk: Wij zijn met onze 123 verenigingen gebonden aan zo’n 100 stukken thuiswater, veel meer zal het niet zijn.
Een klein begin is er: in het handboek roeiaccommodaties (what’s in a name!) zijn normen opgenomen voor roeiwater. En de roeiwaterenkaart die we als roeibond een maand geleden hebben gepresenteerd laat exact zien wat onze roeiaccommodaties zijn. Best wel een overzichtelijk landkaartje: Hier wordt geroeid!
Vorig jaar heeft Rijkswaterstaat de roeinormen overgenomen in haar Richtlijnen Vaarwegen 2020. Die richtlijnen gelden voor alle waterbeheerders, dus ook voor waterschappen, gemeenten en provincies. Met die richtlijnen in de hand kunnen we als roeisport een stevig geluid laten horen aan partijen met al te druistige plannen.
De coronaroerselen van afgelopen week laten zien dat dat niet genoeg is. We moeten voor elkaar zien te krijgen dat roeiwater status krijgt zodat de binding tussen thuiswater en roeivereniging vastligt De roeiwaterenkaart en de richtlijnen Rijkswaterstaat zijn nog maar een begin.
Het vastleggen van locaties en status zou een logische volgende stap zijn. Dan is de binding tussen vereniging en water sluitend: Kijk, dít is onze roeiaccommodatie! Dan kunnen we onze accommodaties beschermen en kunnen we Delftse perikelen voor eens en altijd achter ons laten.
Dat onze roeiwaterenkaart al in look and feel aansluit bij de kaart waarop vaarwegen mét status staan? Niet helemaal voor niets. Dit moet gewoon gaan lukken. Allemaal duwen! Daar hebben die Delftenaren vandaag nog helemaal niets aan. Tegen gemeente Delft zou ik willen zeggen: geef de ruimte. We roeien als roeiers met alleen leden, vanaf een vaste accommodatie, vanaf het eigen vlot en op een vast stuk water: dat is onze roei-accommodatie.
Kom op Delft: zo wil je toch niet in het nieuws. Iedereen kijkt jullie aan. Deze beeldvorming, dat is toch geen gezicht?
Ik, Jan Op den Velde, 89 jaar, roeide voor Laga in de periode 1950-1954. De omstandigheden uit die jaren schets ik graag. Vanaf OProeien toen – 1 is het een doorlopend verhaal. Via deze link vind je ze allemaal.
Laga, met Jan Op den Velde op 4, heeft in Henley 1951 geloot tegen Varese, de Europese kampioen. Ze zijn net gestart.
Temple Island begint uit het zicht te raken. Maar Varese nog niet. Ik begin inderdaad dat mannetje op vier beter te zien. Hij moet gaan omkijken om mij (en de gehele ploeg) te zien. Verdomd, we liggen vóór!! En dat blijft zo, steeds meer. Hoe zo: veeljarige kampioenen? We gaan lekker (zoals altijd als je voor ligt en zelfs steeds verder uitloopt). We worden echter gestoord door een mannetje met een Ierse college-blazer aan + bijbehorend petje. Hij rent met ons mee om ons herhaaldelijk – in het Nederlands – toe te roepen dat we voor liggen. Dat zie ik zelf nog beter. Dus groeien bij mij moordgevoelens. Ik weet hem straks wel te vinden. Eerst deze klus klaren. Ik zie de rug van hun boeg steeds kleiner worden.
Dan begint ergens in je hersens iets wakker te worden. De spieren spannen gaat vanzelf. Voelt goed. Aanzwellend geluid van stemmen. De trechter waarin je naar de onzichtbare finish vaart. Aad van Leeuwen maakt het wel heel bont in de Telegraaf van 6 juli. Hij schrijft:
Het verschil tussen winnen en verliezen. Het is wel even zuchten na de laatste haal als je hem als eerste op de finishlijn vastzet. Waarom is verliezen veel zwaarder? Zijn de hersens geprogrammeerd? Het is voor een Italiaanse coach niet te bevatten om na jaren van succes toe te moeten geven dat er een ploeg ‘roeiduivels’ uit Delft nog sneller is dan de zijne.
Als de boot afgedroogd in de (‘gieken-‘)tent ligt met de riemen eronder, ga ik op zoek naar dat rotjochie dat ons zo uitgesproken hinderlijk op de hoogte hield van hetgeen wijzelf veel beter zagen. Maar in de menigte blazers+petjes niet te vinden. Later blijkt het Rob van Mesdag te zijn die ik nog vaak tegen zal komen. Best een aardige jongen. Ik heb hem in leven gelaten.
Kees Verweel (1963), actief sloeproeier sinds 1980. Woont met Silke aan de Oosterschelde in Kattendijke (Zeeland). Drie volwassen kinderen. Initiator en beheerder van www.sloeproeien.nl. Bij diverse verenigingen geroeid, eind 2019 medeoprichter van de nieuwe club Sloeproeien Zeeland waar we in de 6-riemer Seelandia roeien. Lees alle bijdragen van Kees Verweel hier.
De sloep ligt inmiddels alweer 4,5 maand op het droge, maar sinds vorige week heb ik inmiddels weer twee rondjes in de kajak gemaakt. Eindelijk weer het zoute water van de Oosterschelde op! Stukken beter dan op de roeitrainer, want de koude zilte lucht op je gezicht en genieten van de omgeving en zo nu en dan een zeehond vlak bij de kajak is onvergelijkbaar met binnen ‘roeien’. Was ik maar dertig jaar jonger! Dan was ik nu met mijn club alle voorbereidingen aan het treffen om aanstaande woensdag weer te gaan sloeproeien! Ik denk dat de zeevaartschoolteams staan te trappelen van ongeduld! Ik gun het ze van harte! Hopelijk is dit het voorzichtige begin van verdere versoepeling met betrekking tot buitensporten. En tot die tijd peddel ik lekker mijn rondjes!
Gisteren was de online ALV van de Federatie Sloeproeien Nederland. Normaal gesproken is de ALV de echte start van het nieuwe seizoen. Je ziet elkaar weer na de lange winterstop, en voor en na de vergadering kun je lekker bijpraten met elkaar, en samen vooruitblikken op de eerste wedstrijden. In een online setting met heel veel deelnemers is het noodgedwongen erg eenrichtingcommunicatie. Je kunt wel reageren in een chatbox, maar het is nauwelijks echt interactief en al helemaal niet gezellig. De agendapunten worden doorgenomen en afgehamerd en de stemmingen gaan opmerkelijk handig via een paar klikken met de muis, maar in plaats van afsluiten met een gezellige lunch met 150-200 personen sluit je nu de pc af, en besefte ik meer dan ooit dat er voorlopig niet geroeid kan worden. Ik ga ervan uit dat we in 2022 weer een ouderwetse ALV hebben!
Vooruitblikken op het roeiseizoen is dit jaar noodgedwongen nog vol mitsen en maren. De insteek is om dit jaar de competitie door te laten gaan, waarbij de genomineerde wedstrijden allemaal in de tweede helft van het jaar geroeid zullen moeten worden. Minimaal één of enkele genomineerde wedstrijden zullen dan hun race moeten verplaatsen naar het najaar, en MPM krijgt voor 2021 ook een nominatie toegewezen. Het zou toch super zijn als we na de zomer weer echt onderling wedstrijdjes kunnen roeien! En mocht het slepen – voor nieuwe sloepen een must om mee te kunnen doen aan de competitie en voor bestaande sloepen een plicht iedere 6 jaar – dit jaar onverhoopt niet door kunnen gaan, ook daar heeft de FSN reeds een oplossing voor bedacht, top! Petje af voor het FSN-bestuur! Maar alles blijft onder voorbehoud en hangt af van de coronaontwikkelingen. Inmiddels zijn er al 6 races (tot in juli!) geannuleerd, en daar zouden er zomaar nog een stuk of 10 bij kunnen komen….
Het is nu hopen dat de balans tussen het merkbaar groeiende corona ongeduld en de vaccinaties doorslaat naar de laatste. Als ik mijn rondje langs de Oosterschelde peddel zie ik helaas steeds meer grote groepen fietsers, die zich dus niet houden aan de maatregelen en soms met 15-20 man in één groep hun rondje doen. Afgelopen weken met het fraaie winter- en lenteweer gingen heel veel mensen logischerwijs helemaal los en moesten schaatslocaties, parken en parkeerplaatsen aan de kust afgesloten worden. Inmiddels stijgt het aantal besmettingen weer. Het blijven spannende tijden!
Feike Tibben is bestuurslid van de Koninklijke Nederlandsche Roeibond, met als portefeuille sportontwikkeling. Lees alle bijdragen van Feike hier.
Wat een – toch nog onverwacht – feest deze week, het besluit van het kabinet om jongeren tot 27 binnen 1,5 meter te laten sporten. Nog geen wedstrijden maar wel fijn samen trainen in dubbels, vieren en achten.. Heerlijk. Wat.Een.Feest. Het voorjaarzonnetje lokt en lonkt.
Het regeringsbesluit laat ook maar weer zien hoe goed we als roeiers in beeld zijn bij beslissers: hoewel er ook in onze sport nog mensen mopperen omdat ze letterlijk buiten de boot vallen zal het rijk niet voor niets ónze sport hebben gekozen toen een logische leeftijdsgrens moest worden bepaald. Een goede keuze die 27, onze leeftijdsgrens tussen senior en master / veteraan. Was wielrennen leidend geweest dan zou 30 jaar de grens zijn, atletiek had een leeftijd van 35 opgeleverd en bij schaatsen iedereen tot 40, terwijl golf de veteranengrens pas bereikt bij de leeftijd van 50… maar ja of bij dat soort leeftijden het besluit om te gaan sporten zou zijn genomen. We zullen het niet weten, maar hé: deze is binnen.
Dat mocht ook wel, we worden als sport ernstig beperkt door die verhipte 15(!) centimeter die we tekort komen om de verplichte 1,50 meter afstand tot elkaar te houden en de onmogelijkheid om aan de afstand van bankje tot bankje te doen.
Zo’n verruimingsbesluit zet wel aan het denken: what’s next? Komt er meer ruimte voor sport en zo ja welke sport en als die ruimte er komt: eerst wedstrijden voor de groepen die nu mogen of een verdere leeftijdverruiming?
Eerst maar die eerste vraag: komt er meer ruimte voor sport en zo ja voor welke sport. Het antwoord kregen we vanmorgen van Paul Depla, burgervader van Breda en fervent voetballiefhebber op een presenteerblaadje: Hij stelt klip en klaar in moderne burgemeesterstaal: “Buiten is beter dan binnen, georganiseerd beter dan ongeorganiseerd.” Ik vertaal het als: buitensport vóór binnensport, en voorkeur voor georganiseerde sport. Wéér zitten we dan goed. Als er één sport de ruimte heeft en de ruimte zoekt zijn wij watersporters dat. Als er één sport georganiseerd is (de discipline bij het uitbrengen van een acht, need I say more) dan zijn roeiers dat! Paul, bedankt voor deze steun! Misschien dat de roeiers uit Breda deze dank willen overbrengen.
Dan de volgende: eerst wedstrijden voor de groepen die nu mogen, of eerst een verdere leeftijdverruiming? Als ik zo eens mijn oor te luisteren leg, lijkt er een brede voorkeur voor de laatste. Eerst grotere groepen ruimte geven. Het houden van wedstrijden zou leiden tot te veel verplaatsingen, misschien zelfs gejuich (weet u het nog: ‘schreeuwen is niet toegestaan’) of nog erger: verbroedering. Ieuw, je moet er niet inderdaad aan denken.
Wat zou dat fijn zijn als we weer met meer. Ik snak naar ruimte voor nabijheid. Het komt er aan. De deur is wéér een eindje open, nu voor iedereen tot 27 jaar. Kijk aan, de zon schijnt al weer een beetje meer.
Psst..Trouwens geen wedstrijden mogelijk? Wat let je om vanaf volgende week net als de junioren virtuele wedstrijden te houden? Easy: Uitdagers kiezen. Afstandje kiezen. Afstand 2x varen (windje mee windje tegen). Tijden doorgeven. Virtueel huldigen. Biertje. Zonder Fieldlabbesluit, zonder organisatie, zonder verplaatsing, zonder besmetting. De junioren praten je bij.
Ik, Jan Op den Velde, 89 jaar, roeide voor Laga in de periode 1950-1954. De omstandigheden uit die jaren schets ik graag. Vanaf OProeien toen – 1 is het een doorlopend verhaal. Via deze link vind je ze allemaal.
Het is 1951. Jan Op den Velde is met Laga naar Henley.
We maken kennis met een entourage waarvan we het bestaan met de nodige verbazing bezien. Overal keurig geklede jonge-“heren” in veelkleurige blazers waaraan niets mankeert. Wij zijn dus duidelijk herkenbaar in negen soorten rood. Njord past veel beter in dit gezelschap. Hoewel een van hun bemanningsleden in het gras genesteld, een nogal pittige opmerking maakt over een paar passerende dames. Waarop de dames in vloeiend Nederlands reageren.
Een door ons nog niet ontdekt fenomeen is dat de boeien geen gelijke kansen bieden. Dat is echter al ruim een eeuw bekend. Er zijn pogingen ondernomen om de baan te verbeteren. Tevergeefs. De ongelijke stroomsterkte en de kronkelende oevers verhinderen dat.
Een van de bijzondere verschijnselen wordt door enkele van ons bijgewoond: de loting: Die vindt plaats in het stadhuis van Henley. Een heer tovert een papiertje uit een bolhoed en noemt de naam van de ploeg die bij een bepaalde categorie op welke boei start. Er is niemand die controleert. Het papiertje verdwijnt in de daarvoor bestemde hoge hoed. Het resultaat is verrassend: bijna alle Engelse ploegen roeien tegen elkaar en de buitenlandse dus ook. En dat wekt enige achterdocht. De uitslag lijkt dit te versterken. Plus dat de Engelse ploegen ook nog eens op de snellere boei (Berks) varen! De Engelsen staan echter bekend als zeer sportief dus is onze achterdocht mogelijk totaal ongegrond. Wij weten of vermoeden niets dus varen we onze heats “gewoon”.
Er is gelegenheid tot wegen (inclusief kleding). Voor een penny in een apparaat dat de gegevens “13 stones + 7 pounds” uitspuugt: 84,3681692 kg.
Een van de buitenlandse ploegen is Varese. Een ploeg die al enige jaren de winnaar is van onder andere Europese Kampioenschappen. De heer met de bolhoed heeft ons benoemd tot tegenstander van deze zeer ervaren ploeg. Natuurlijk horen wij over deze tegenstander. De Nederlandse kranten wijden er een flink aantal kolommen aan.
Wij zouden nogal geïmponeerd zijn. Dat herinner ik me niet. Wel dat we aan de start liggen en ik mijn opponent op 4 in de acht naast ons observeer. Dat kleine mannetje zal ik zeker niet voor laten gaan.
We vertrekken op de nu gewoonlijke manier. Are you readyyyy…. We zijn al weg bij de eerste “y”. Vermoedelijk is de Engelse kamprechter op onze hand. We mogen doorgaan.
Lees en kijk volgende week of Jan Varese versloeg!
Kees Verweel (1963), actief sloeproeier sinds 1980. Woont met Silke aan de Oosterschelde in Kattendijke (Zeeland). Drie volwassen kinderen. Initiator en beheerder van www.sloeproeien.nl. Bij diverse verenigingen geroeid, eind 2019 medeoprichter van de nieuwe club Sloeproeien Zeeland waar we in de 6-riemer Seelandia roeien. Lees alle bijdragen van Kees Verweel hier.
De afgelopen weken heb ik – met tegenzin – weer wat ‘rondjes’ op mijn roeitrainer gemaakt. Binnen roeien is niet mijn ding, maar je moet toch wat in deze vele lange sloeproeiloze weken! Op de trainer zit ik uiteraard op een rolbankje, en dat is een heel andere zit dan op een doft in een sloep.
Als je voor een sloeproeiwedstrijd een rondje loopt langs de sloepen, zie je een grote diversiteit aan hulpmiddelen om het zitvlak te beschermen tijdens het roeien. Want dat is hard nodig. Door de lange slag ‘rolt’ je lijf over de doft, 30-35 keer per minuut, in een boot die afhankelijk van de weersomstandigheden ook nog eens flink kan rollen en stampen… de billen krijgen het dan zwaar te verduren.
Vroeger op de zeevaartschool trainden we in spijkerbroek met daaroverheen een katoenen korte sportbroek. Deze laatste was vooral om slijtage van de spijkerbroek te voorkomen ? Enkelen, de meer fanatieke sportievelingen, trainden in een trainingsbroek, maar ook hier ging een korte broek overheen, zodat je enerzijds niet van je doft kon glijden met die gladde stof van de trainingsbroeken in die tijd, en anderzijds om je trainingsbroek te beschermen tegen slijtage.
Bij wedstrijden waren de meesten present in de trainingsbroek, of in het warmere seizoen de korte sportbroek. Tegenwoordig is er volop keuze uit sportkledij, en is de fietsbroek – afhankelijk van het seizoen in lange of korte uitvoering – favoriet bij vele sloeproei(st)ers maar deze broek geeft nog steeds geen enkele garantie op ongeschonden billen. Bij een uurtje trainen lukt dit misschien nog net, maar als de training langer duurt komen er blaren. Dus naast de roeibroek kiezen de meeste sloeproei(st)ers ook nog voor een extra beschermlaag tussen doft en zitvlak. Een enkeling zit op de ‘kale’ doft, maar de meesten kiezen voor een dubbelgevouwen handdoek (daar zweer ik al 40 jaar bij), een schapenvacht, een stuk schuimrubber of de laatste jaren de populaire speciale sloeproeikussens. Alles professioneel vastgemaakt aan de doft met ducttape, spanbandjes of mooie riempjes met klittenband. Er is geen beste oplossing, de één zweert bij het schuimrubber kussen of de schapenvacht terwijl de ander deze verafschuwt omdat deze veel te warm zijn of het zweet onvoldoende afvoeren. Altijd mooi om te zien als iedereen zich aan het voorbereiden is op de wedstrijd, en het hele arsenaal van beschermingsmiddelen met tape of riempjes wordt vastgeplakt en -gesjord op de doften.
Maar zelfs de combinatie van een goede roeibroek met je favoriete ondergrond is nog niet afdoende. Bij lange wedstrijden zie je bij de voorbereiding ook vele roeiers de broek omlaag trekken om een flinke lik uierzalf aan te brengen op het edele zitvlak. En zelfs met deze ultieme voorbereiding is – zeker bij pittig weer met lekkere golven – de kans groot dat er niet alleen blaren op de handen komen, maar ook op het zitvlak! Volgens het gezegde moet je eerst domme dingen doen om daarna op de blaren te zitten, maar voor sloeproei(st)ers zijn de blaren het bewijs dat de race lang en zwaar was! Oké, er zijn mensen die sloeproeiers toch een beetje gekke mensen vinden, want wie gaat nu voor de lol de handen en billen stukroeien? Alleen sloeproeiers weten waarom! Bij mijn HT-uitrusting hoorde trouwens ook altijd babyshampoo! Staat misschien niet echt stoer bij een sloeproeier maar oh wat fijn als je ’s avonds na de HT met handen en billen vol blaren onder de douche stapt ?
Wat zou ik graag weer eens de handen en billen stukroeien! In een sloep!!
Feike Tibben is bestuurslid van de Koninklijke Nederlandsche Roeibond, met als portefeuille sportontwikkeling. Lees alle bijdragen van Feike hier.
Toen ik een paar jaar geleden als nieuweling toetrad tot het bestuur van de roeibond heb ik in de eerste maanden me, naast allerlei kennismakingen, vooral verdiept in getallen: hoe staan we ervoor, hoeveel roeiers hebben we, hoe lang blijven die lid, in welke takken van roeisport is iedereen actief, hoe is de leeftijdopbouw etc.
Een van de onthutsende zaken die naar voren kwam uit die verdieping is de neergang van het juniorenroeien, een daling van ruim 20 % junioren in 1978 naar 7% van de roeipopulatie veertig jaar later. Het grafiekje is inmiddels bekend. Die daling in percentage is voor een deel te schuiven op de sterke groei van het aantal seniore roeiers. Helaas is dat niet het hele verhaal: het absolute aantal juniorenroeiers daalt ook. Al met al dreigen we een ouwelullensport te worden.
Het vervolg is bekend: de breedtesportvisie, een brief van 50 ondertekenaars die de KNRB manen om meer werk te maken van de juniorenaanpak, de instelling van een zwaar bezette juniorencommissie, de start van een juniorencompetitie, een actie richting scholen, filmpjes en webinars om instructeurs voeding te geven. Dat moet goed gaan zou je zeggen. Helaas is de werkelijkheid weerbarstiger. De cijfers over 2020 laten zien dat de daling nog steeds niet is gestuit. Sterker. Het afgelopen was deze sterker dan ervoor: 1 op de twintig roeiers (5%) is maar junior, het absolute aantal is gezakt tot onder de 2000.. in heel Nederland. Een all time low. Hoewel er inmiddels de nodige aandacht is voor het junioren roeien, hoor ik toch ook nog steeds bezwarende argumenten:
‘Junioren zijn zo weer weg’ Junioren zijn gemiddeld(!) 3 jaar lid. Dat is meer dan menig studentenlid, om mee te beginnen. Maar belangrijker: ze zijn wel even weg, maar ze komen terug! Meer dan roeiers die als student zijn begonnen vinden ze de weg terug naar de algemene vereniging. Dat zie je niet alleen bij ons, ook bij onze buren. Marieke Bal van British Rowing: “Als men op jonge leeftijd begint met roeien is de kans groter dat ze later terug komen. Het zijn vooral de skills en het vertrouwen op het water die ervoor zorgen dat ze later terugkomen.” Investeren in junioren is dus vooral een renderende investering in senioren.
‘Wij leiden op en een ander gaat met de eer strijken’(het ajax-syndroom) Niet sippen: leer van SV Bedum en Arjan Robben, ‘Zeg je Robben, dan zeg je Bedum’, dat zijn de citaten. Sporters: Koester je verleden, laat je zien, wees de inspiratie. Het kan, ook bij roeien. Kijk eens hoe met open mond de junioren van Hemus aan de lippen hangen van Maarten Hurkmans op zijn masterclass: die pubers blijven nog wel even roeien.
‘Junioren kosten handenvol begeleiding’ Jazeker en zo bezorgen ze heel veel ouderen veel plezier. Uit de webinar Samenwerking studenten en algemene verenigingen op het roeicongres kwam het belang dat studentenverenigingen hebben bij junioren die al kunnen roeien. Algemene verenigingen op hun beurt zijn gebaat bij studenten die tijd en skills hebben om junioren op te vangen. Mooie voorbeelden, zoals het bètaroeien bij Thêta. Juniorenroeien levert dus juist veel begeleiders op.
Junioren hebben geen ambitie meer. ‘in mijn tijd…’ Driekwart van de jongeren komt voor het plezier, de gezelligheid en de vriendschappen op een sport. Da’s bij onze sport niet anders. Deze week stond er een leuk stukje op roeien.nl van onze voorzitter over zijn begintijd bij RV Naarden: ‘ik begon met jeugdinstructie, daarna met ladderwedstrijdjes tussen piketten door varen en estafettes; gewoon veel plezier dus. Ik sleet hele weekenden op de vereniging met mijn vrienden, pielen in de skiff en de dubbeltwee. Het was voor ons gewoon de sport je riemen te wisselen, op je hoofd te gaan staan in een skiff en dat soort dingen. Ik ben daarbij vaak te water gegaan.’ Plezier, klooien, het hoort er ook nu gewoon bij. Prestaties en ambities komen echt wel als je daar ruimte en gelegenheid voor biedt, maar altijd vanuit plezier.
‘We hebben niet genoeg boten’ of ‘ze pikken onze boten in’ (echt gehoord) Echt waar? Die paar junioren? Kom nou. Nait aimeln. Beetje creatief zijn. Verdeel de groep, roei op andere uren, zet andere boten in.
‘Er zijn niet genoeg activiteiten voor junioren’ Ik zou zeggen, integendeel: Bijna elke regio heeft een juniorencompetitie waar het hele jaar door wedstrijden zijn. Dan zijn er ook nog jeugdkampen bij studentenverenigingen, een juniorencoastalkamp, de DIYR speciaal voor junioren. Wees eerlijk: juist nu is er ruimte voor junioren. Argumenten te over om juist wél en vooral heel hard en met heel veel plezier met juniorenroeien aan de gang te gaan.
Geen argumenten meer? Vooruit nog ééntje dan: Met veel junioren worden we gewoon een nog leukere sport met nog leukere verenigingen. Of zoals onze bondsvoorzitter het stelt op roeien.nl: ‘Een juniorensectie op je vereniging is een verrijking voor de hele vereniging. Jongeren die zich ontwikkelen; dat stimuleert en daar leert iedereen van.’
Ik, Jan Op den Velde, 89 jaar, roeide voor Laga in de periode 1950-1954. De omstandigheden uit die jaren schets ik graag. Vanaf OProeien toen – 1 is het een doorlopend verhaal. Via deze link vind je ze allemaal.
Met Jan op vier heeft Lage Njord verslagen tijdens de Laga Lustrumwedstrijden. Njord gaat naar Henley, Laga dus ook.
Deze vrij plotselinge uitzending levert enige punten van grote aandacht op: onderdak in Henley. DDS (van Wankum) heeft al geruime tijd geleden alles geregeld voor het deelnemen met een ach maar geen ploeg kunnen samenstellen. Wij kunnen deze voorbereidingen overnemen. En transport: hoe komen we daar samen met onze boot? Die is niet deelbaar, een onbekend begrip. Hij gaat, in een speciaal door Harry gemaakte kist, goed ingepakt (niet in plastic, dat bestaat niet) tegen de ongunstige omstandigheden. Met een kraan het schip in. Het vervoer naar Hoek van Holland gaat per platte wagon over rails. De kist-met-boot wordt handmatig door sterke leden naar het station in Delft gebracht.
Wij gaan met hetzelfde schip (gratis!) naar de overkant (en terug), We zijn de enige passagiers. Het is de laatste reis. De rederij stopt het varen met dit verouderde schip.
Voor we naar Henley vertrekken eerst een blijk van enthousiasme van onze inwoners. In de Delftsche Courant: Bram van Delft (verkort):
Van de tocht naar Henley herinner ik mij eigenlijk alleen dat we in de trein naar Henley zaten en ons afvroegen waarom er op de Engelse huizen een overvloed aan schoorstenen staat.
Ons logeeradres is een groot oud buitenhuis, “Thamesfield”, aan de oever van de Thames. Het dient als onderkomen voor studenten. Maar die zijn naar huis gestuurd. Het is wel wennen aan de lage deuropeningen en talloze trappetjes en drempels. De huisdame voert het beheer en zorgt voor de maaltijden. Het eerste “gerecht” dat wij op een groot bord voor ons krijgen is een biscuitje in een donkerbruine vloeistof. Wij wachten op iets dat erbij hoort. Zij wacht tot wij dit “voorafje” hebben verorberd.
Voor we gaan dineren halen we eerst onze boot. Die staat keurig op de platte wagon zoals door een aantal sterke Laganezen achtergelaten. De kist blijft op het spoor, de boot dragen we naar het botenterrein. Vermoedelijk draagt bootsman Harry de riemen (zonder bootsman naar een wedstrijd gaan is vragen om moeilijkheden). Hij kijkt natuurlijk in de botententen naar de andere boten. Hoe de rest van de spullen zoals riggers en het roer naar de juiste plek kwamen kan ik niet vinden.
Na een redelijk diepe slaap na de overtocht en een Engels ontbijt, dat we met zeer veel mate nuttigen, gaan we de baan verkennen. Nu gekleed in rode hemden met mouwtjes.
We varen richting Temple Island waar de start is. Dat het water onder ons meewerkt in de goede richting te varen is ons niet opgevallen. Oproeien is – hoe kan het anders in Engeland- langs de linker oever. Een eindje voorbij Temple Island keren we. Niet verder doorvaren want daar is een stuw. Een oefenstartje bij de START. Direct na het eiland slaat stuurboord met de riemen op de “booms” (bomen) die de baan markeren. De stuur”man” krijgt flink op zijn so…. Nogmaals starten. Ondanks de bestraffende toespraak van de coach zitten we weer op de booms. Het blijkt de stroom te zijn.
Hiermee kom ik op een verschijnsel dat ertoe heeft geleid dat ik me veel heb bemoeid met de conditie en aanleg van roeibanen. Op de schets is het eerste gedeelte na de start te zien. De stroomsterkte in een rivier is, (ook afhankelijk van de diepte), aangegeven met een kromme lijn. In het midden de meeste, aan de oever bijna geen stroomsterkte. Het rivierwater wordt door het eiland in twee delen gesplitst. Dat we twee keer op de booms terecht komen is op schets te zien. Het “pijltje” van de stroomsterkte voor het eiland drukt de boot tegen de booms. Na een paar keer herhalen heeft de stuurman onder de knie hoe hij op tijd naar stuurboord moet trekken. Overigens speelt de stroom een belangrijke rol bij het verloop van de wedstrijden.
Kees Verweel (1963), actief sloeproeier sinds 1980. Woont met Silke aan de Oosterschelde in Kattendijke (Zeeland). Drie volwassen kinderen. Initiator en beheerder van www.sloeproeien.nl. Bij diverse verenigingen geroeid, eind 2019 medeoprichter van de nieuwe club Sloeproeien Zeeland waar we in de 6-riemer Seelandia roeien. Lees alle bijdragen van Kees Verweel hier.
De afgelopen weken heb ik regelmatig contact met Charlie Pitcher, founder en eigenaar van Rannoch Adventure Ltd in het VK, vooral bekend als bouwer van oceaanroeiboten. Rannoch bouwt ook coastals, en men organiseert veel roeiexpedities. Hij werkte tijdens de huidige TWAC2020 samen met de Atlantic Dutchesses en heeft van de dames veel enthousiaste verhalen gehoord over de Nederlandse sloeproeicommunity, die voor hem tot die tijd nagenoeg onbekend was. Charlie is onder de indruk van de boeiende verhalen, en schrijft dat volgens hem deze Nederlandse community veel groter moet zijn dan de Engelse. Hij wil graag meer weten van ‘onze’ wereld dus we houden contact! Ik kreeg juist de indruk dat de community in het Verenigd Koninkrijk veel groter is dan de onze. Bij de lancering van SkiffieWorlds2022 was ik onder de indruk van het aantal sitebezoekers en vele likes van de Facebookpagina, gelijk al in de 1e week na lancering. Er varen alleen al bijna 200 St Ayles Skiffs rond in het Verenigd Koninkrijk, en daar komen dan de honderden andere coastal boten nog bij. Heel wat meer dan de circa 250 roeisloepen die hier in wedstrijdverband varen. Interessant om elkaar beter te leren kennen, en de verschillende werelden meer bij elkaar te brengen. Waar zitten de verschillen, en waar de overeenkomsten? Onze sloeproeiwereld is eigenlijk een hele vreemde. We roeien in Nederland al eeuwenlang, in de 17e eeuw in snelle whalers tijdens de walvisvaart, in de havens roeiden de ‘vletterlieden’ eeuwenlang de trossen van zeeschepen naar de wal, de reddingsmaatschappijen hadden vroeger roeiboten en onze Nederlandse Marine kent een lange traditie van roeien. Allemaal boten gemaakt voor het roeien. Onze zeevaartscholen hadden en hebben ook een aardige vloot reddingboten, want als zeevarende moest je tenslotte weten hoe bij onverhoopte schipbreuk in de reddingboot weg te roeien van het zinkende schip, mocht de motor het laten afweten. Roeien in een reddingboot was dan ook een verplicht vak op school. Deze lompe en nauwelijks gestroomlijnde reddingboten zijn absoluut niet gemaakt om grote afstanden in te roeien. Een stukje weg roeien van het zinkende schip was genoeg. Maar juist de voormalige reddingboten vormen een groot deel van onze sloeproeivloot.
Toen het sloeproeien vanaf de jaren ’60 ging uitgroeien tot een heuse sport, werd er geroeid met de boten die er toen waren, inclusief de reddingboten van de zeevaartscholen. En terwijl aan de overkant van de Noordzee vele bootbouwers waren gespecialiseerd in het bouwen van snelle roeiboten geschikt voor roeien op zee, kochten hier nieuwe teams bij gebrek aan Nederlandse botenbouwers oude reddingboten op, om ze om te bouwen tot roeiboot. Uniek! En ook goed voor de teambuilding. Volgens mij zijn er weinig andere landen met zo’n grote ‘lifeboat’ community, waarmee Charlie dus wel eens gelijk kon hebben als je inzoomt op alleen deze community. Van de circa 250 actieve roeisloepen in Nederland is meer dan de helft een (voormalige) reddingboot. Het opmerkelijke is dan weer dat deze boten tijdens wedstrijden nauwelijks in open en zout zeewater roeien. /’ Alleen tijdens de Harlingen Terschelling race, het Harlinger Kampioenschap Sloeproeien en de Gevangentorenrace voor Zeeuwse teams zijn de boten in hun oude vertrouwde element, de overige races zijn op gesloten en/of zoet water. In tegenstelling tot het Verenigd Koninkrijk, waar ongeveer iedere race op zee is. Leuk om komend jaar eens in te zoomen op de verschillende communities! Maar komende anderhalve week eerst de laatste drie TWAC2020 soloroei(st)ers zien finishen!