Roeistad Rijnenburg

Door Willem van Schelven | 25 augustus 2020

Hoe heter het werd, hoe vroeger we in de boot zaten. Maar om 8 uur was het alweer 27 graden. Zweethanden en extra blaren.

De ‘watersporters’ in hun motorjachten dreven ook al vroeg hun kooi uit, en gingen dan maar varen: golven. Om half tien ’s morgens liggen de eerste zwemmers alweer op hun luchtbed te dobberen. De waterplanten gingen nóg harder groeien. Alléén maar nadelen dus voor ons roeivolk, die hittegolf? Misschien toch niet, misschien wordt Cruijffs levenswijsheid straks opnieuw bewezen.
Dat zal nog wel even duren, maar in de kranten en overige media vlogen de afgelopen weken de al dan niet doorwrochte artikelen en verhandelingen over watertekort je om de oren. Algemene strekking: Dat we van een water-afvoerland met zijn molens en gemalen moeten gaan omdenken naar een water-vasthoudland. Met de bever in een Drentse beek als bufferheld. Voelt u hem al aankomen ? Ik neem u even mee naar Utrecht.
Want die stad – althans haar bestuur – heeft gekozen voor ‘inbreiding’. Dat houdt o.a. in een toenemende binnenstedelijke bebouwing, en daarmee steeds meer economische en recreatieve activiteiten rond en op het huidige trainingswater, het Merwedekanaal. Uiteindelijk – binnen 5 à 10 jaar – zal dat kanaal volledig ongeschikt worden voor serieuze training voor wedstrijden. Alleen de eerste introductie in het roeien en wat recreatief gepeddel in C-boten zal er dan nog mogelijk zijn.

Deze verslechtering van de trainingsmogelijkheden is al een paar decennia aan de gang, reden waarom de Stichting Watersportbaan Midden-Nederland (SWMN) al 25 jaar probeert om aanvullend roeiwater in de regio te verwezenlijken. Echt opschieten doet dat niet, Utrecht is wat minder sportminnend dan bijvoorbeeld Rotterdam of Amsterdam. Meerdere plannen voor extra roeiwater, soms zelfs vergevorderde, zijn uiteindelijk daardoor gesneuveld.

Artist’s mpression Rijnenburg


Maar wellicht schept deze laatste hittegolf nieuwe perspectieven: er moeten waterbuffers komen! Voorraden voor de waterleidingbedrijven, voor de landbouw, voor koeling van de stedelijke atmosfeer, etc. Zal GroenLinks, de smaakmakende fractie in Utrecht, nu eindelijk gaan inzien dat waterbekkens in de polder Rijnenburg, vlakbij de exploderende woon-agglomeratie Utrecht / Nieuwegein, onontbeerlijk zijn? En dat je ook dáármee energie kunt opwekken, net als met windmolens of zonnepanelen? En dat die waterbekkens bovendien veel minder maatschappelijke weerstand zullen opleveren dan die windmolens? En dat je met die waterbekkens óók nog eens recreatieve en sportieve doeleinden kunt verwezenlijken?

Misschien ga ik het dan toch nog meemaken, zoals eerder twee van de initiatiefnemers van de Willem-Alexander Baan: zodra de cutterzuiger zijn werk heeft gedaan, stiekem alvast een keer met je skiff naar die nét gegraven baan gaan, om daar als allereerste te kunnen roeien…
Ik hoop dat ik oud genoeg word!

OProeien toen – 4

Door Jan Op | 16 augustus 2020

Ik, Jan Op den Velde, roeide voor Laga in de periode 1950-1954. De omstandigheden uit die jaren schets ik graag. De vergelijking tussen toen en nu zal, naar ik hoop, voor hetgeen nu in de roeiwereld geboden wordt (nog meer) waardering oogsten.


De opleiding is zover gevorderd dat na het kerstreces traditiegetrouw al een Jonge Acht A kan worden geformeerd. Na thuis de oliebollen te hebben genoten, met de trein naar Delft en je tegen vijven in de raceroeierskamer melden. Een inmiddels behoorlijk uitgedund gezelschap wacht in spanning af wat hen boven het hoofd hangt.

Eerst de president met zijn visie over de huidige situatie en de hoge verwachtingen die het bestuur heeft. De eerstejaars wordt voorgehouden dat zij nu weliswaar nog steeds aanwezig zijn en in het gezelschap van de ouderejaars, maar dat er geen enkele reden is tot juichen. Als je geen 150% inspanning toont kan je eventueel alsnog volgend jaar weer aantreden.

Mijn carrière tot de kerstvakantie vertoont nogal wat mankementen. Er zijn al overnaadse en gladde lichte vieren met mannen van mijn lichting geformeerd. Rond Sinterklaas zit ik nog steeds in de smalle tub. Er gebeurt wel iets bijzonders. Ik krijg als coaches zeer ouderejaars met een succesrijk verleden.

En daar sta je dan op de dag dat het laatste oordeel zal worden geveld. Zou ik nog ergens in mee mogen varen? De hoofdcoach komt aan ’t woord. Eerst de ouderejaars met aan het hoofd de Oude Vier. Hoe bereik je deze allerhoogste eer? Ze zijn zeker in staat de hardste halen te maken.

Het is winter. In die jaren nog echt koud en overal ijs. “Bakken” kan wel want met de bakriem houd je het ijs in beweging. De nabijgelegen gasfabriek levert (afval)warm water. Klein stukje water voor de deur min of meer ijsvrij. De brede tub mag varen.

Dan de kandidaten. Twee Overnaadse Vieren. Mijn naam valt niet. Ik krimp zeker enkele centimeters. Lichte Vieren. Minder zorgelijk want mijn gewicht beperkt de toegang tot deze categorie. Jonge Vieren. Nee! Zijn ze mij vergeten? Of heb ik iets gemist toen we vorig jaar voor het laatst werden toegesproken? Dan komt de hoogste rang, de Jonge Acht A, ter sprake. De namen van de boegen zijn mij goed bekend. Wat hebben zij wel en ik niet? Dan wordt mijn naam toch nog genoemd. Ik ben bevorderd naar 6 in de Jonge Acht!! Niks Overnaadse Vier. Overgeslagen. Ik voel een soort hartritmestoornis.

Handschoenen? Trui? Lange gymbroek?  Aan watjes doen we niet. Hard worden hoort bij de opleiding. Nu niet voor te stellen!



De dagen worden korter

Door Feike Tibben | 21 augustus 2020

Wat me altijd opvalt als we zo eind augustus, begin september weer in ons normale ritme komen: het is net of iemand de voorbije weken stiekem de tijd heeft verdraaid. Voor de zomer hebben we oneindig lange zomeravonden, waar je rustig om acht uur of half negen nog even het water op kunt. Na de vakantie moet je opeens opletten om nog voor het donker terug te zijn. Een paar weken lang is het dan steeds meer proppen om nog aan het roeien toe te komen tussen werk en donker. En in deze coronatijden met vaste blokuren is het best lastig om nog gaatjes te vinden.

Steeds meer verenigingen lijken ervoor te kiezen om ook in het donker te varen.

Alfred Dijkstra van de commissie veiligheid van de KNRB heeft de aanpak van verschillende verenigingen op een rij gezet. Je ziet interessante verschillen die niet alleen te verklaren zijn uit verschillen in roeiwater. Ik laat er een paar de revue passeren

Er zijn heel leuke eisen. Zoals een vereniging die de meefietsende coach niet alleen verplicht tot het voeren van goede reguliere fietsverlichting (die het ook bij terugkomst in de loods moet doen!), maar deze ook opdraagt om een groen lampje mee te voeren. Ik vraag me af of er al een binnenvaartschipper hierdoor verward is geraakt en zijn schip de kade in heeft geboord.

De leukste? De eis dat het ‘alleen toegestaan is verlichting aan de boot te tapen met PVC (Heeres) tape’. Je gaat je toch afvragen wat de reden was van zo’n eis. Heeft iemand een keer de boel zo vastgemaakt dat de verlichting niet meer verwijderd kon worden? Is er een keer bij het lostrekken van de tape de hele huid meegetrokken? Vragen…

Wat levert zo’n vergelijking nou nog meer op? Er zijn verenigingen die eisen stellen aan roeiers. Dat mogen dan alleen scull2-roeiers, wedstrijdploegen of marathonroeiers zijn of het zijn ploegen met expliciete toestemming. Op de site is dan te lezen dat ‘Derozepekskes’, ‘Voortvarend’ en ‘Zonderdollen’ in het donker mogen varen. (Ik vermoed dat dat in Brabant zal zijn)

Andere verenigingen stellen juist eisen aan de stuur, in de vorm van een minimum-diploma

Weer andere stellen vooral eisen aan boten: alleen gestuurd, grotere nummers of alleen C-materiaal en wherry’s (dat zullen dan wel juist niet de wedstrijdploegen zijn)

Met of zonder coachboot, afhankelijk zijn van de grootte van het water en het al of niet aanwezig zijn van een fietspad

Zorgelijker is het verschil in eisen van kleding en verlichting: sommige verenigingen hebben geen kledingeisen, andere verplichten een wit of fluorescerend shirt. Op het gebied van verlichting is het echt bal. Een enkeling verwijst naar het BPR, maar veel vaker is er een eigen invulling, bijvoorbeeld: ‘rood licht op boeg, wit licht achterop’, of een simpel ‘goede verlichting is verplicht’. Huh?

Er lijkt een wereld te winnen in het donker.

Roeiverbod onder Hammersmith Bridge

Door Marieke Bal, British Rowing | 18 augustus 2020

Vakantie in Zeeland: roeien met Kees Verweel

Ditmaal wordt de column geschreven vanuit Nederland. Na twee weken vakantie ben ik vandaag weer begonnen met werken. In mijn inbox zitten veel positieve berichten die gaan over roeien in grote boten, wedstrijden en lidmaatschapscijfers die langzaam weer wat opkrabbelen. Ons voorstel voor het geleidelijk starten van lokale, regionale en dan landelijke competities ligt op dit moment bij DCMS (Department for Digital, Culture, Media & Sport) voor goedkeuring. Hopelijk kunnen we eind deze maand bekendmaken of ons voorstel goedgekeurd is. Vervolgens is het aan competities om een covid-19 veilig evenement te organiseren. Iets waar mijn team advies in zal gaan geven dus we leren met z’n allen erg veel bij over de veiligheidsmaatregelen.

De Return to Competitions geeft de roeiers ook een focus om naar een wedstrijd toe te trainen. In het najaar zijn de belangrijke nationale wedstrijden de Pairs Head, Fours Head en Scullers Head. Allemaal in London op de Thames over de ‘Championship Course’. Dat is de Boat Race afstand van 4,2 miles (6,8 km) maar bij deze wedstrijden wordt de afstand meestal andersom geroeid omdat je met de stroom mee wil racen (start in Chiswick – finish in Putney).

Het nieuws dat tijdens de vakantie binnenkwam via Whatsapp en Instagram dat Hammersmith Bridge (de mooie groene brug naast het British Rowing kantoor) op instorten staat was dan ook even schrikken. De brug is al tijden gesloten voor autos maar niet voor voetgangers en fietsers en zeker niet voor roeiers! De aanleiding tot de vele berichten was dat door de hitte de scheur in de brug nog groter is geworden, dus nu mag je er ook niet meer onderdoor roeien. Met 75 roeiverenigingen (ca. 9000 roeiers) op het drukste stuk roeiwater van het land was de reactie van iedereen te begrijpen. We hebben snel een update naar de roeiers gestuurd en mijn collega werkt nu met de council om dit op te lossen.

Een groot deel van de roeiers op de Tideway zijn scholieren en zij gaan in september eindelijk weer naar school en kunnen weer komen roeien. Helaas zal dat voor sommige betekenen dat ze enkel rondjes naar Hammersmith Bridge en terug kunnen varen van ongeveer 1,5 km (je mag alleen met specifieke toestemming voorbij Putney Bridge richting te stad roeien want daar is veel verkeer op de rivier). Al denk ik dat de meesten blij zullen zijn dat ze überhaupt weer naar school kunnen en mogen roeien!

Hammersmith Bridge | Foto Roei!

Marieke Bal is Head of Membership bij de Britse Roeibond. Ze kwam in 2005 voor het eerst in aanraking met roeien toen ze lid werd van Tilburgse Studenten Roeivereniging Vidar en is sinds 2014 in een boot te vinden op de Thames in London. Momenteel maakt ze deel uit van de damessectie bij Tideway Scullers School.
Lees alle bijdragen van Marieke Bal hier.



OProeien toen ~3

Door Jan Op | 16 augustus 2020

Ik, Jan Op den Velde, roeide voor Laga in de periode 1950-1954. De omstandigheden uit die jaren schets ik graag. De vergelijking tussen toen en nu zal, naar ik hoop, voor hetgeen nu in de roeiwereld geboden wordt (nog meer) waardering oogsten.

De laatste wedstrijden in de jaren na de oorlog zijn de nationale kampioenschappen. Aan de hand van de uitslagen wordt door de Roeibond, gesteund door een bevriende commissie, besloten of er ploegen naar de Europese kampioenschappen kunnen worden afgevaardigd. Wereldkampioenschappen roeien bestaan niet. Lange reizen + materieel vrijwel onmogelijk. De Olympische Spelen wel. Alleen voor echte amateursporten. En het woord “sponsoren” is totaal onbekend. Alle deelnemers zijn amateurs. Het Olympisch Comité betaalt alles. Uiteraard niet alleen van de bescheiden contributie van de verenigingen. Allerlei inzamelingen, zoals onder andere een speciale loterij, moeten het benodigde kapitaal bijeenbrengen. Meer daarover later.

Weer terug naar de harde leerschool om de (roei-)haal perfect te kunnen uitvoeren. Uit de “brede” tub kan je worden gepromoveerd naar de “smalle”. Dan is het al november. Er zijn al veel kandidaten die het volgend jaar opnieuw mogen proberen de felbegeerde status van “raceroeier” te veroveren. Ik bevind me nog steeds in het selecte gezelschap van blijvers maar ik raak achter in de promotie. Een aantal collega’s gaat al in een overnaadse 4 te water. Met een echte stuurpik en een coach + toeter op de fiets.

Als je een “goede” coach wil zijn maak je gebruik van de “toeter”. Met luide stem aanwijzingen geven aan de leden van de bemanning betekent dat je een “goede” coach bent. Ook al begrijp je niet precies wat je wilt bereiken. Behalve dat er ”hard” moet worden getrokken. De meeste coaches hebben die boodschap meegekregen toen zij in het schuitje zaten. Veel meer dan “harde halen maken” bevat hun kennis niet.

Sommige coaches die naar Delft zijn gekomen om te studeren voelen zich genoodzaakt ook eens te bezien of er ergens een studieboek over roeien bestaat. Dat blijkt inderdaad het geval. Een oude Australiër, Fairbairn, heeft zijn inzichten over de techniek van het roeien op papier gezet. Bij gebrek aan iets anders wordt zijn leerboek een basis om de onschuldige leerlingen de fijne kneepjes bij te brengen

Een onderdeel van de haal, de inpik, krijgt nogal wat aandacht. Fairbairn vergelijkt het inpikken met het vliegen vangen. Ook de theorie dat het blad met de draairichting van een wiel-met-spaken mee contact met water moet krijgen, vindt aanhangers. Niemand lijkt zich in die tijd, voor, maar ook na de oorlog, te realiseren dat de lengte van de haal in het water dan aanmerkelijk wordt gereduceerd.



Seizoen 2021

Door Kees Verweel | 15 augustus 2020

Donderdag 20 augustus aanstaande is de 1e ‘sloeproeiwedstrijd’ van dit jaar! De Vechtstrijd is een ludieke wedstrijd waarbij de regionale teams uit Weesp en Muiden sprinten vanaf de finish van Vechten op de Vecht naar de sluis in Muiden. Er zijn 10 sloepen die seizoen 2020 mogen aftrappen. En we hopen natuurlijk allemaal dat de resterende wedstrijden ook door zullen gaan.

Hoe dan ook, seizoen 2020 is een verloren seizoen, en ik ben ondertussen erg benieuwd welke gevolgen covid-19 heeft voor seizoen 2021. Sloeproeien en de bijbehorende wedstrijden kunnen niet zonder sponsors, en het zal ongetwijfeld een stuk lastiger worden om de benodigde financiën rond te krijgen. Ik kan me nog goed de HT 2013 herinneren, deze Koninginnerace van Harlingen naar Terschelling dreigde dat jaar niet door te gaan. De organisatie werd overvallen door wegvallende sponsors waardoor er een onoverbrugbaar gat in de begroting ontstond. Als zoiets nu zou gebeuren dan staan er in deze coronatijden niet snel nieuwe sponsors klaar om een dergelijk gat te vullen. En kan het zomaar over en uit zijn voor een organisatie.

Enkele weken geleden startte de beroemde Great River Race een crowdfunding actie om de race te redden. Als ze geen 35.000 pond ophalen is het einde oefening voor deze klassieker.

Onze economie heeft van april t/m juni een recordkrimp van 8,5% te pakken, en volgens velen is dit het begin van een lange en diepe recessie met veel faillissementen. En dan hangt ons ook nog een ‘tweede golf’ boven ons hoofd. Dit heeft absoluut gevolgen voor de honderden sloeproeiverenigingen die de laatste maanden van het jaar juist weer de sponsoring voor het volgende seizoen moeten zeker stellen. Zelfs bij een kleine sloeproeivereniging gaat het al snel over duizenden euro’s in de jaarlijkse begroting. En de wedstrijdorganisaties zullen meer dan ooit hun best moeten doen om alles financieel rond te krijgen. Het gaat snel over aanzienlijke bedragen, en bedrijven zullen minder scheutig zijn. Het kan bijna niet anders of de impact van het virus zal ook in 2021 merkbaar zijn.

Het is te hopen dat de schade voor de (sloep)roeiwereld beperkt zal blijven, we zullen nog meer moeten gaan roeien met de riemen die we hebben!


Kees Verweel (1963), actief sloeproeier sinds 1980. Woont met Silke aan de Oosterschelde in Kattendijke (Zeeland). Drie volwassen kinderen. Initiator en beheerder van www.sloeproeien.nl. Bij diverse verenigingen geroeid, eind 2019 medeoprichter van de nieuwe club Sloeproeien Zeeland waar we in de 6-riemer Seelandia roeien.
Lees alle bijdragen van Kees Verweel hier.



Vitaal verenigd

Door Feike Tibben | 14 augustus 2020

Vorige week heb ik beschreven dat we naast de klassieke sportverenigingen nieuwe vormen van sporten zien ontstaan. Wat vakantie-overpeinzingen.

Als het gaat over de toekomst van verenigingen gaat het eigenlijk over vitaliteit. Hoe vitaal kunnen verenigingen naar de toekomst toe blijven. Toen wij in 2004 van Amersfoort naar Onna verhuisden duurde het niet lang of er belde iemand aan of onze kinderen geen lid wilden worden van de voetbalvereniging FDS (fit door sport) te Havelterberg, ‘want dan kunnen we één jeugdteam overeind houden’. Eén jeugdteam verenigingsbreed. Het team zou gemengd zijn in geslacht en leeftijd, jongens en meiden van ca 6 tot 13 jaar samen… tja. Hoewel de actieve benadering te prijzen was – welke vereniging gaat nog huis aan huis leden werven – zag ik er geen brood in.

Over vitaliteit van verenigingen zijn boeken vol geschreven en onderzoeken gedaan. In die boeken worden spanningsvelden beschreven die er zouden zijn tussen vrijblijvend lidmaatschap (de sportconsument) en verplichte kaderactiviteiten, tussen formele kaders en informeel organiseren, over het laveren tussen verschillende stakeholders, want de moderne vereniging heeft niet alleen te maken met leden, maar ook steeds meer met sponsoren en overheden. Partijen die eisen stellen aan prestaties en publiciteit, die graag willen dat verenigingen meedoen met JOGG-activiteiten of programma’s bieden voor bepaalde wijken. Over de ideale omvang van verenigingen: niet te klein want dan word je kwetsbaar, maar ook niet te groot want dan is er geen commitment meer. Over spanningsvelden tussen oude culturen die gericht zijn op hiërarchie en het in stand houden van de sportfamilie en nieuwelingen die kijken naar markt, snelheid en vernieuwing. Je zou door de bomen het bos niet meer zien.

Als je al die studies naar verenigingsvitaliteit op een hoop gooit zijn er op de keper beschouwd twee aspecten maatgevend: organisatiekracht (heb je intern de boel op orde, financieel, ledenopbouw, kader, etc.) en maatschappelijke oriëntatie (zie je wat er om je heen gebeurt en kun je daarop inspelen). Beide zijn even belangrijk. Mis je één van de twee, dan mis je de boot.

In de praktijkonderzoeken die zijn gedaan naar vitaliteit van verenigingen komen deze twee aspecten terug. Het bijzondere is dat deze onderzoeken niet gedaan zijn in opdracht van sportbonden – de vereniging van de sportverenigingen -, maar door gemeenten. Alkmaar, Roermond, Utrecht, Almere, Den Haag, Enschede, Rotterdam… allemaal deden ze onderzoek naar de kwaliteit van hun sportaanbieders alsof gemeenten hier meer aan hechten dan bonden. Die onderzoeken leveren interessante inzichten, maar zijn helaas niet vertaalbaar naar onze roeiwereld.
Ik zie ondertussen mooie dingen wel voorbij komen, bijvoorbeeld bij de inzendingen van de jaarlijkse bestuursbokaal, een wedstrijd voor besturen van studentenroeiverenigingen. Ik zie verenigingen die zich richten zich op gezond eten, op het actief zijn in de buurt, of die ambassadeur zijn voor een veilig sportklimaat. Het sporten, de sport is bij deze verenigingen veel meer onderdeel van een lifestyle en de vereniging een lifestyle-community. Er is een duidelijke blik naar buiten die gestuurd wordt door een sterke organisatiekracht. Maar helaas zijn er ook andere verenigingen. Klassieke verenigingen die stiller zijn, die zich vooral op eigen leden richten en op bestendiging van routines. Hoe verhouden die twee zich? Een totaalbeeld ontbreekt. Zou dat een vitaliteitsonderzoek iets zijn waar een bond zich op zou moeten richten? Zouden verenigingen bereid zijn die informatie te delen met elkaar? Dat zou wel mooi zijn. Ik denk dat het kansen zichtbaar maakt. We zouden ons hier als roeicommunity mee kunnen onderscheiden

FDS Havelterberg bestaat overigens nog steeds. Ze vieren dit jaar hun zestigjarig bestaan. Ze hebben nog één team, één veld en spelen reserve zesde klasse zaterdag. Sommige structuren kunnen gewoon niet stuk.


Feike Tibben is bestuurslid van de Koninklijke Nederlandsche Roeibond, met als portefeuille sportontwikkeling. Zit in z’n derde sportleven, na atletiek en wielrennen. Roeide eerst bij Hemus in Amersfoort, nu bij ‘t Diep in Steenwijk. Praat meer over sport dan dat ie zelf op het water is.
Lees alle bijdragen van Feike hier.



OProeien toen ~ 2

Door Jan Op | 9 augustus 2020

Ik, Jan Op den Velde, roeide vijf jaren voor Laga in de periode 1950-1954. De omstandigheden uit die jaren schets ik hier. De vergelijking tussen toen en nu zal, naar ik hoop, voor hetgeen nu in de roeiwereld geboden wordt (nog meer) waardering oogsten.
Lees alle bijdragen van Jan Op den Velde hier.


Elke dag, behalve aanvankelijk de weekeinden, aantreden bij de “bak”. Aan beide einden van het vlot is een bak geïnstalleerd. Die was gemaakt van twee drijvers die in de oorlog door de Duitsers werden gemaakt om een anti-duikboten-net aan te hangen in en voor de haven van Rotterdam. Na de oorlog spoorslags door oud-leden naar Delft geëxporteerd. Tussen de drijvers een klein platform en aan beide einden rails met bankje en een uithouder met dol.

De kandidaten zitten ruggelings. Dus is er een stuurboord aan de ene kant en bakboord aan de andere. Bij de eerste keer instappen kom je toevallig op een onbekend boord terecht. Dat betekent wel dat achter je naam een S of een B komt te staan. Vervolgens blijf je voor eeuwig op dat boord roeien. Hoewel het voorkwam dat bij gebrek aan een stuurboorder een bakboorder werd omgeboord. (Ik heb mijn gehele roeileven, ook als veteraan, op bakboord (B) gezeten. Pas toen ik in een ver land wilde roeien, moest ik met twee riempjes leren varen. Dat was best moeilijk voor mijn linkerhand. Ik heb nooit op stuurboord gezeten).

Als je mag blijven is de volgende fase “tubben”. In een omgebouwde wherry voor boordroeien. De coach is de stuurman. De studieduur is tot 15 minuten gestegen. En de moeilijkheidsgraad gaat fors omhoog. Je moet nu echt leren “inpikken” en dat samen precies gelijk doen. Gelukkig is dat op slag, (= bakboord), niet zo lastig. Maar je blijkt ook een constant tempo te moeten kunnen varen.

Hier mag een korte beschrijving van de omstandigheden en de techniek niet ontbreken. Er is alleen bij wedstrijden contact met andere verenigingen. Afkijken komt niet voor. Iedere vereniging moet zelf maar uitvinden wat hun “stijl” zal zijn. Het aantal verenigingen is zeer beperkt. De kern bestaat uit de – toen – zes studentenroeiverenigingen. Aangevuld met een klein aantal “burgerverenigingen” waarvan een paar ook aan wedstrijden deelnemen. Maar recent opgerichte verenigingen kunnen nog geen wedstrijdploegen op het water brengen. De zeer oude burgerverenigingen, “De Maas” en “De Hoop” zijn meer een toevluchtsoord voor oud-studentenroeiers die het roeien voor bejaarden (boven 40) te gevaarlijk achten.

Een kleine toevoeging: de wedstrijdkalender 1952 omvat een zevental “echte” wedstrijden die alleen in het eerste halfjaar worden uitgeschreven.




Dubbel oranje!

Door Kees Verweel | 8 augustus 2020

We zijn inmiddels alweer een maand aan het trainen! Drie keer per week gooien we de trossen los om ons lekker uit te leven op het Veerse Meer. Al dan niet met zomergasten, en regelmatig met introducees die geïnteresseerd zijn in sloeproeien en onze club Sloeproeien Zeeland. Binnenkort hebben we onze teams compleet en kunnen we ons verder voorbereiden op onze eerste wedstrijd. We hebben ons ingeschreven voor de Langweerder Sloepenrace, een mooie race van ruim 15 km op de wateren rond het Friese Langweer. Zodat we in ieder geval één wedstrijd roeien dit jaar, en de kans krijgen om ons te meten met anderen, en de nieuwe roei(st)ers de sfeer van een wedstrijd kunnen laten ervaren. Oké, zonder roeiersfeest dit jaar, maar toch… Een bizar idee trouwens dat onze eerste wedstrijd – als die al doorgaat – op 3 oktober is. Normaal gesproken ben je dan bezig aan de laatste wedstrijden van het seizoen.

Maar tegelijk kwam het bericht uit België over de annulering van de Slag om Gent eind augustus in verband met de coronamaatregelen. En houden de overige wedstrijdorganisaties logischerwijs een corona-slag om de arm. Afgelopen dagen lezen we dagelijks over het virus dat weer supersnel om zich heen grijpt in ons land en de landen om ons heen. De Belgische regering heeft voor Zeeland code oranje afgegeven, toeristen die terugkeren naar België krijgen het dringende advies 14 dagen in quarantaine te gaan. Voor vandaag heeft het KNMI ook code oranje afgegeven voor Zeeland, vanwege de hitte. Zeeland heeft dus dubbel oranje! Antwerpen heeft aangescherpte maatregelen inclusief een avondklok. Premier Mark Rutte en minister Hugo de Jonge braken hun vakanties af voor een persconferentie afgelopen donderdag, en de waarschuwingen zijn serieus. Massa’s toeristen trekken weer door Europa, op luchthavens is het weer ‘ouderwets’ druk, en het virus lift vrolijk mee. Steeds meer mensen houden zich niet meer aan de social distance van 1,5 meter en zijn corona-moe. Eerlijk gezegd hou ik er rekening mee dat de maatregelen binnenkort weer flink aangescherpt moeten worden, en dat wellicht de resterende wedstrijden voor dit jaar noodgedwongen komen te vervallen. Het is en blijft een bizar en spannend sloeproei-jaar!


Kees Verweel (1963), actief sloeproeier sinds 1980. Woont met Silke aan de Oosterschelde in Kattendijke (Zeeland). Drie volwassen kinderen. Initiator en beheerder van www.sloeproeien.nl. Bij diverse verenigingen geroeid, eind 2019 medeoprichter van de nieuwe club Sloeproeien Zeeland waar we in de 6-riemer Seelandia roeien.

Lees alle bijdragen van Kees Verweel hier.



‘Bij padvinderij-te-water haak ik af’

Door Feike Tibben | 7 augustus 2020

Vorige week beschreef ik dat we naast de klassieke sportverenigingen nieuwe vormen van sporten zien ontstaan in de roeisport: de roeischool, de zelfsporter, de vriendengroep, de boat-share community Hoe moeten we die ontwikkelingen nu zien? Zijn dit bedreigingen voor verenigingen? Gooien we hiermee de roeisport te grabbel?

Zijn die andere sportvormen de nagel aan de doodskist zijn van onze unieke en bijzondere verenigingscultuur en -structuur? Sommigen denk van wel. Zij denken dat het recht op verenigen dat in 1848 bij wet werd toegestaan en heeft geleid tot zo’n 25.000(!) sportverenigingen zijn langste tijd heeft gehad. Men wijst dan op het dalend aantal sportverenigingen en het nog steeds toenemend aantal mensen die op een andere manier sporten, haalt misschien nog eens het boek van Sladek ‘The end of membership as we know it’ aan. Die hangt het principe van opgaan, blinken en verzinken aan. En helemaal ongelijk hebben ze niet. Dat het aandeel van verenigingssport op het totale sportaanbod afneemt zag je de afgelopen maanden ook in de media: het waren juist de commerciële sportaanbieders die stevig opkwamen voor de sportende mens, die in praatprogramma’s zaten, die met straat- of balkonsportprogramma’s de wijk in gingen. Daar konden we als verenigingen niet tegenop.

Anderen zien de nieuwe organisatievormen als een aanvulling, als een mooi en laagdrempelig middel om mensen tot onze sport – of überhaupt tot sporten – te verleiden. Laat ik maar gelijk bekennen: Ik behoor tot de laatste groep. Ik geloof dat er kansen liggen voor verenigingen. Niet door de plek van ‘historisch sportaanbieder’ als een verworven recht te blijven verdedigen, maar door juist onze eigen kracht te benadrukken. Wat verenigingen onderscheidt is bijvoorbeeld het collectief: we staan er samen voor. Samen draaien we de vereniging. We gingen in de lockdown dan wel niet de wijk in, maar nagenoeg álle roeiverenigingen ruimden binnen enkele dagen na sluiting hun ergoruimte uit en stelden die spullen beschikbaar aan leden. Ik ken geen sportschool die zo zorgzaam was naar klanten. Jan Willem van der Roest zei het op het roeicongres in 2019 al dat de individualistische samenleving niet betekent dat we in ons eentje willen sporten. We willen juist graag samen sporten. De kracht van verenigen heeft in dat opzicht niet aan waarde ingeboet. Maar anders dan vroeger waar het belang van eigen leden en de sociale binding tussen hen leidend was willen we tegenwoordig vooral eigen keuzes maken, minder in een keurslijf zitten van regels en instituties. Daar ligt een uitdaging.

Wat ons ook onderscheidt is de focus op de sport. Wil je echt prestaties halen dan ga je niet naar een sportschool en download je ook niet trainingsprogramma’s van internet maar sluit je je aan bij een vereniging. Juist binnen de verenigingen is ongelofelijk veel kennis aanwezig van de sport zelf. Tegelijk is dat misschien ook wel een zwakte, want waar ga je naar toe als je gewoon lekker wilt bewegen, als je lol wilt hebben of als je die perfecte haal helemaal niet interessant vindt?

Hoe kunnen we meer plezier en gemak bieden en houden we verenigingskracht in stand en gaan we prestaties niet vergeten. Kernachtig zei iemand ‘ik wil best meedenken over vernieuwen, maar bij padvinderij-te-water haak ik af’.


Feike Tibben is bestuurslid van de Koninklijke Nederlandsche Roeibond, met als portefeuille sportontwikkeling. Zit in z’n derde sportleven, na atletiek en wielrennen. Roeide eerst bij Hemus in Amersfoort, nu bij ‘t Diep in Steenwijk. Praat meer over sport dan dat ie zelf op het water is.

Lees alle bijdragen van Feike hier.



Zomergasten

Door Kees Verweel | 31 juli 2020

Ons seizoen is eindelijk weer begonnen op 8 juli. We hebben in juli alweer ruim 80 km trainingskilometers er op zitten! Maar tegelijk is de zomerperiode is begonnen, en in verband met de zomervakanties is het dan extra lastig om de sloep steeds vol te krijgen. Hoe gaaf is het dan als roei(st)ers die op vakantie in Zeeland zijn ons via de website vinden en vragen of ze wellicht mee kunnen roeien met ons! Wij blij want we hebben dan een volle sloep, en onze zomergasten blij want ze kunnen lekker roeien op het Veerse Meer! Dat maakt het (sloep)roeien zo bijzonder, los van waar je roeit, of in welk type boot, je hebt allemaal dezelfde passie en deelt dat graag met elkaar.

En zo trainde dinsdag 28 juli zomergast Bernard Blokzijl van sloeproeiteam Masrova uit Amsterdam mee met ons. Normaal gesproken roeit hij in de statige tienriems reddingboot Remex Liberus, nu kon Bernard zich ruim 11 kilometers uitleven op BB slag in onze superlichte 6-riems Seelandia!

En donderdag 30 juli roeide zomergaste Marieke Bal uit Engeland met ons mee. Ze schrijft ook haar wekelijkse column voor Roei! en kent ons van mijn columns. Ze is Zeeuwse en nu enkele weken hier op vakantie, en stuurde via onze website een mailtje met de vraag of ze een keer mee kon roeien. Marieke woont inmiddels 9 jaar in West Londen, en roeit daar in gladde boten met rolbankje. Dus een sloep met vaste doft en een compleet andere roeislag was even wennen, maar zonder misslagen roeide ze fanatiek ruim 8 km mee op een warm Veerse Meer! Zo komen wij de zomer wel door, wat ons betreft melden zich nog meer (sloep)roei(st)ers die op vakantie in Zeeland zijn.


Kees Verweel (1963), actief sloeproeier sinds 1980. Woont met Silke aan de Oosterschelde in Kattendijke (Zeeland). Drie volwassen kinderen.
Initiator en beheerder van www.sloeproeien.nl. Bij diverse verenigingen geroeid, eind 2019 medeoprichter van de nieuwe club Sloeproeien Zeeland waar we in de 6-riemer Seelandia roeien.

Lees alle bijdragen van Kees Verweel hier.