Plekzat

Door Feike Tibben | 18 september 2020

Feike Tibben is bestuurslid van de Koninklijke Nederlandsche Roeibond, met als portefeuille sportontwikkeling. Lees alle bijdragen van Feike hier.

Waar ik ben opgegroeid stond in de buurt een huis, niet heel dicht aan de weg, niet goed zichtbaar met een wat vreemde naam, ‘plekzat’. Niet een bijzonder mooi of groot huis. Eigenlijk was er maar één ding bijzonder, die wat rare naam. Dat bleef intrigeren. Uitnodigend als ‘kom maar, we hebben plek zat’. Als ik langsfietste keek ik even naar binnen. Niet dat ik daar iemand kende, maar toch…
Jaren later kwam ik via via en volgens mij omdat er wat gedaan moest worden voor school, in huize Plekzat. Ik was nu ineens ín het intrigerende huis. Het huis leek van buiten al niet al te groot, maar in werkelijkheid wat het zelfs wel klein en sober. Het ‘plek zat’ was echter geen ironie. Er bleek daadwerkelijk plek zat te zijn voor iedereen. We waren die middag met veel, maar er werd geschoven met stoelen, kussen, dozen en kisten en zo hadden we allemaal plek. Aan het eind van de middag klonk het ‘jullie blijven toch eten, er is genoeg’ even uitnodigend en oprecht als logisch. Het werd nog een latertje die dag want ‘er is genoeg’, bleek ook te slaan op de nodige zaken om een avond gezellig te maken.
Het ‘plek zat’ zat m niet in de grootte van het huis, maar in het vermogen om te plooien, te schikken en te schuiven.

Ik moest daar aan denken toen ik las dat veel oudere sporters nog niet weer durven sporten uit angst voor besmetting, uit angst voor te weinig ruimte. Sportscholen schijnen 30% minder klanten te hebben, sportverenigingen hebben gemiddeld 15 -20% minder actieve sporters. Beweegarmoede neemt in ons land over de hele breedte toe.
Ik zie veel sporters en veel verenigingen creatief gebruik maken van mogelijkheden en met voldoende afstand tot elkaar actief sporten. Deze week nog in Breda: mét voldoende afstand, volle bak op de roeivereniging.
Maar ik zie ook verenigingen die niet die creativiteit laten zien, die vasthouden aan vaste formules en als consequentie voor lief nemen dat er veel minder gesport wordt. Ik zie sporters die zichzelf uit angst voor te weinig afstand het sporten ontzeggen.

Vanavond (18 september) kondigt de regering nieuwe Covid-maatregelen af. Veel mensen voorzien beperkingen en restricties. Die beperkingen moeten we serieus nemen. We houden afstand en blijven alert op onze gezondheid en die van anderen. Maar bij een goede gezondheid hoort ook in beweging blijven en te sporten. Beste mensen, er is op onze verenigingen en op het water plek zat om te bewegen en te sporten. Ja, soms met wat plooien, schikken en schuiven. Misschien met iets meer sport en met iets minder gezellig, maar het kan! Verenigingen zou ik willen uitdagen om juist nu ook nieuwe mensen uit te nodigen en ruimte te bieden. Juist wij als buitensporten hebben ruimte en kunnen een gezond perspectief bieden. Ook in de komende donkere periode. Is dat moeilijk? Zeker. Het vraagt creatief denken: Ander bootgebruik, andere programma’s, sporten op andere tijden. Is het mogelijk? Natuurlijk. ‘Plek zat’ zit ‘m niet in de grootte van het clubgebouw, het aantal boten of de beschikbare instructeurs, maar vooral in het vermogen om te plooien, te schikken en te schuiven.

Ik wens jullie allemaal een fijne nationale sportweek.



OProeien toen – 7

Door Jan Op | 6 september 2020

Jan Op den Velde, 89 jaar, roeide voor Laga in de periode 1950-1954. Hij neemt ons mee naar die periode. Vanaf OProeien toen – 1 is het een doorlopend verhaal. Via deze link vind je ze allemaal.


Het zal begrijpelijk zijn dat ik veel details na 70 jaren kwijt ben. Bovendien heb ik nogal veel halen gemaakt in al die jaren. Toch probeer ik uit mijn versleten geheugen te putten om mijn voornemen: de evolutie van het roeien aan te dragen, gestalte te geven. Dus terug naar Ouderkerk a/d Amstel in 1950.

Ik put plaatjes en krantenknipsels uit mijn geplastificeerde plakboek. De plaatjes worden overgezet naar deze geschriftjes waardoor de kwaliteit flink te lijden heeft. Maar dat valt dan onder “antiek”.

We hebben ongetwijfeld onze welverdiende blazers aan. In de speciale kleur rood van onze lichting. Hoe we reizen en verblijven is me totaal niet meer bekend. Mogelijk was er een busverbinding tussen het Centraal Station en Ouderkerk. En gaan we naar ons ouderlijk huis eventueel samen met een ploeggenoot om te overnachten. Hoewel de “Havik” (schip voor het boottransport, botenwagens bestaan nog niet) soms ook onderkomen biedt met stro in het ruim gespreid. Ons eigen vervoermiddel is een fiets, niemand heeft een auto. De fiets hebben we in Delft achtergelaten.

Uit het geplastificeerde album van Jan Op: gerommel met de vlag van Willem III

Zaterdag onze kennismaking met de Amstel en het bijkomende nemen van allerlei bochten. De taak van de verse “stuur” (ik heb de “pik” eraf gehaald zoals eerder beloofd). Veel “boord-best” en het aansturen van de bochten oefenen. En hoe om te gaan met de “vijand” als hij of wij in de weg varen. Dat laatste is nauwelijks te vrezen: er nemen in totaal 20 achten deel waarvan 2 in de Eerste Divisie.

Onze allereerste wedstrijd. 8 km. We zijn uitgebreid voorbereid op de start. Spannend. We varen over een onzichtbare lijn die je wel kan horen. En dan is de jacht op de ploeg voor ons begonnen. Maar ook op ons wordt gejaagd. Wij varen in ons gewone hempje van ongeveer de juiste kleur, met blote armen. Hemden met korte mouwen bestaan niet of zijn te duur. Ik herinner mij niets van de wedstrijd zelf. Mijn archief zegt dat we 3e zijn. Geen blik.

Na afloop een illegale vlaggenceremonie. We proberen de vlag van Willem III te vervangen door een eigen das met onze kleuren. We hebben van ouderejaars vernomen dat wij de naam van onze vereniging “hoog” moeten houden.  De tegenwoordige voetbalsupporters hebben hun gedrag van ons afgekeken. Onze President blijkt het resultaat van onze prestatie niet te waarderen. Ons overleven staat op het spel.

Wordt vervolgd



40 jaar sloeproeien

Kees Verweel (1963), actief sloeproeier sinds 1980. Woont met Silke aan de Oosterschelde in Kattendijke (Zeeland). Drie volwassen kinderen. Initiator en beheerder van www.sloeproeien.nl. Bij diverse verenigingen geroeid, eind 2019 medeoprichter van de nieuwe club Sloeproeien Zeeland waar we in de 6-riemer Seelandia roeien. Lees alle bijdragen van Kees Verweel hier.


Het is deze maand precies 40 jaar geleden dat ik voor het eerst – als 17-jarige student van de Zeevaartschool Rotterdam – in een roeisloep zat. Sloeproeien was onderdeel van het vakkenpakket en dus een verplicht nummer. Twee keer per week roeiden we onze rondjes in de Waalhaven. Ik zette mijn studie voort op Terschelling, waar ik in 1983 mijn eerste HT-race noteerde. Weliswaar als stuurman van het gelegenheidsteam WBS-4 in de Zeehaen. Roeien leek me toch leuker, dus ik ging weer op een doft zitten.

Na mijn studie raakte het sloeproeien op de achtergrond. Maar toen ik na 7 jaren op zee weer aan de wal ging werken, rolde ik via een klant toevallig weer in het mooie sloeproeiwereldje. Ik woonde in Noord-Holland en roeide enkele jaren in de ‘Deca-Dutch’ (nu Berend Koster) in Alkmaar. In deze sloep stak ik in 1994, 1995 en 1997 de Waddenzee over. Later verhuisde ik naar Zwolle en roeide daar in de statige ‘Stad Kampen’, waar ik in 1999 mocht meemaken om tijdens de HT als eerste sloep de haven van Terschelling binnen te roeien! Uiteraard roeide ik al deze jaren ook vele andere races, inclusief de Great River Race.

Eind jaren 90 werd internet steeds populairder en beheerde ik de (toen nog primitieve) FSN-site en bouwde een site voor Stad Kampen. Het domein sloeproeien.nl bleek nog vrij en dus koos de stichting deze naam. In mei 1999 ging sloeproeien.nl live. Later bouwde ik deze site uit en plaatste ik naast de info over Stad Kampen meer algemene items zoals de roeikalender. Een paar jaar later verhuisde ik naar Rockanje en roeide daar bij de Brielse Roeiclub. Het beheer van sloeproeien.nl bleef achter bij Stad Kampen.

Toen ik neerstreek in mijn huidige woonplaats Kattendijke stapte ik in bij team Seahorse, waar ik ruim 10 jaar fanatiek heb geroeid en vele HT’s kon bijschrijven op mijn lijst. Als vrijwilliger en later bestuurslid van de FSN pakte ik ook het sitebeheer van de FSN weer op. Sloeproeien.nl was door gebrek aan beheerders min of meer ter ziele gegaan. Dit was voor mij hét signaal om weer een goed platform voor sloeproeiend Nederland neer te zetten. In 2012 lanceerde ik sloeproeien.info met de roeikalender, info over de roeiwedstrijden en een sloependatabase. Het leek mij mooi om één centrale plek te bieden met alle mogelijke info over sloeproeien en roeisloepen. M’n oude club Stad Kampen – nog steeds eigenaar van het domein sloeproeien.nl – bood mij in 2016 aan dit domein in bruikleen over te nemen, zodat we weer via sloeproeien.nl te vinden waren. Een prachtig gebaar!

In 2015 roeide ik mijn 15e HT met de Seahorse, en besloot ik dat dit een mooi moment was om te stoppen met actief sloeproeien. Mede door mijn internationale werk kon ik vaak niet meetrainen, en werd ik invalroeier bij een aantal Zeeuwse teams. Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan, want inmiddels roei ik alweer bijna een jaar bij Sloeproeien Zeeland en ik ben fanatieker dan ooit! Dus wie weet, en schrijf ik over 10 jaar over mijn 50 jarig sloeproei-jubileum…

HT race 2010 in de Seahorse


Roeien, doel of middel

Door Feike Tibben | 11 september 2020

Feike Tibben is bestuurslid van de Koninklijke Nederlandsche Roeibond, met als portefeuille sportontwikkeling. Lees alle bijdragen van Feike hier.


Roeiers kennen het: verhitte, soort-van-principiële discussies op een ALV over wat nu belangrijker is: leden of boten. Vaak aan de orde als er geïnvesteerd moet worden in kachels, kleedkamers of kantine – excuus: sociëteit – terwijl de materiaalcommissaris in het botenplan nou net dat jaar ‘de-oude-heren-vier-op-zondagochtend’ of ‘de-nu-zij-wij-eens-aan-de-beurt-junioren’ nieuw vaarspul in het vooruitzicht had gesteld.

De groep die opkomt voor boten roept op zo’n vergadering om het hardst: ‘Zonder boten zouden we een breiclub zijn’. Beantwoord door de tweede met: ‘zonder leden zijn we een botenopslagbedrijf’. Vaak gaat zo’n discussie een rondje of twintig rituele dans door, afgesloten door de voorzitter die met wat zalvende woorden beide groepen gelijk geeft, iets murmelt over evenwicht, balans en belangrijk, verbonden door veel termen als ‘natuurlijk’, ‘vanzelfsprekend’ en ‘zorgvuldig’ en een conclusie trekt die, oh toeval, overeenkomt met het bestuursvoorstel dat op tafel ligt.

Roeiverenigingen worden opgericht met als doel om te roeien. Ik heb ze niet allemaal langsgelopen, maar ik kan me zo voorstellen dat in alle statuten van de roeiverenigingen zoiets staat als bij mijn eigen vereniging: ‘De vereniging heeft ten doel de roeisport te bevorderen en haar leden in de gelegenheid te stellen deze te beoefenen’. De roeisport is het doel, leden zijn het middel,.

Afgelopen week stond er een leuk stuk op deze site over de St Ayles skiff (in ‘onze’ termen geen skiff, het is een vierriems-sloep). De St Ayles-vereniging uit Woudrichem heeft de Elfstedentocht gevaren en daarvan deden ze verslag. Een roeivereniging uit Woudrichem? Kennen we die dan?

De vereniging is geen lid van de KNRB, maar ook – of misschien wel juist – zonder ons is daar iets heel leuks daar aan de gang. Zij zijn daar niet gestart met het idee ‘we gaan roeien’, maar met: ‘we gaan wat samen doen’. De oplettende lezer ziet het verschil: leden komen hier op de eerste plaats. Ze noemen het ‘community rowing’. Je koopt niet met z’n allen een boot, je bouwt er één! Samen wekenlang zagen, plakken, schuren, lakken en je ziet het schip onder je handen groeien. Het mooie is dat de gemeente Woudrichem dit community-rowinginitiatief heeft omarmd en alle plaatsen in de gemeente in de gelegenheid heeft gesteld zo’n boot te bouwen. En met succes: Woudrichem, Wijk en Aalburg, Werkendam, Giessen, Rijswijk. Samen honderden roeiers, allemaal met eigengebouwde boten waarin ze wedstrijden tegen elkaar varen om het gemeentelijk kampioenschap of om samen geld in te zamelen als onderdeel van de community building. Wat een lol en wat een community. Roeien is hierbij geen doel, maar middel.

En er zijn nog meer van dit soort groepen waarbij de roeisport niet het doel is, maar het middel. Agenten en mariniers die samen in de boot vechten tegen de PTSS-spoken in hun hoofd. Er lijkt een wereld te liggen tussen ons ‘roeien als sportdoel’ en hun ‘roeien als middel’. Ik denk dat het schijn is. Doel of middel, het is allemaal semantiek. Die ALV-voorzitters snappen dat wel.
Zo meteen ga ik maar even het water op… even de week uit m’n lijf trappen. En binnenkort maar eens naar Woudrichem. Je zult zien dat we mekaar begrijpen.



‘Eerst Napels zien, en dan sterven’

Door Willem van Schelven | 8 september 2020

Parafraserend op Goethe’s uitspraak zouden we thans kunnen zeggen: eerst Duisburg en Hilversum zien, en dan rustig in de winterslaap. Want beide zijn prachtige roei-evenementen; aan het ene kon een beperkt aantal van ons meedoen en de rest kon er via livestream en verslaggeving van genieten, aan het andere mogen we zelfs meedoen! Maar dát is het dan wel, voor dit jaar.

Verder bijna niks meer. Groot en klein, alle wedstrijdorganisaties leken en lijken het af te laten weten. Misschien ergens nog wat onderling gespetter, een enkele marathon, een beetje coastal, wellicht de Hel nog. Als je naar de actuele stand van de roeikalender kijkt, zie je dat tot en met de eerste week van oktober vrijwel alles ‘gecanceld’ is.

Behoefte aan wedstrijden is er wel degelijk: de inschrijving van de Tromp Boat Races ging afgelopen zaterdag om 08.00 uur open. De gretigheid bij het roeivolk leverde een vergelijkbare situatie op als de jaarlijkse run op de Masterswedstrijden in Henley: ergens rond 15.30 u diezelfde dag was het maximum aantal inschrijvingen bereikt dat de organisatie had bedacht, gezien de capaciteit van het terrein: zeven blokken, 100 ploegen per blok. Rond dat tijdstip stond de teller op 709 inschrijvingen en werd de zaak op slot gegooid.

Daarmee waren we getuige van een onwaarschijnlijke cultuuromslag. Gezien het gebruikelijke patroon ligt de hausse van de inschrijvingen voor Nederlandse wedstrijden altijd pas op de laatste twee dagen voor de sluiting. Want eerst even loeren wat de anderen doen, schrijven die in de vier in of doen ze toch tweeën? Maar ook: bij veteranen valt het vaak niet mee om het schip ‘vol’ te krijgen, soms lukt dat pas vlak voor sluiting van de inschrijvingen. In Hilversum tonen ze lef, hebben ze een geolied organisatieteam en (mede daardoor?) kennelijk een goede relatie met de lokale autoriteiten.

Ik ben benieuwd welke van dergelijke factoren ontbreken in Amsterdam. Want daar hebben ze nú al besloten dat het niet kan: de Novembervieren. Verbazend. Want die wedstrijd is op veel punten toch vergelijkbaar met de Tromp. Een tijdrace, met blokken. De Amsterdamse situatie lijkt zelfs nog gunstiger voor zo’n opzet: want moet langs het Hilversums Kanaal alles op één locatie geperst worden, aan de Amstel kun je de botenwagens en roeiers kwijt bij Willem III, Skøll, Poseidon, RIC én de organiserende club De Hoop. Dat is toch een veel grotere ‘verdunning’ van materiaal en mensen dan in Hilversum, en dus meer in overeenstemming met alle vermaningen en richtlijnen vanwege Mark & Hugo, het RIVM en NOC*NSF.
Konden ze het onderling wellicht niet eens worden, daar aan de Jan Vroegopsingel, Korte Ouderkerkerdijk en Weesperzijde?
Nou, 1 november is nog ver weg. Misschien kunnen ze daarginds – in die ‘roeistad’ bij uitstek –  de koppen nog eens bij elkaar steken?


Willem van Schelven (1948) roeit wedstrijd vanaf zijn veertiende en gaat niet van die verslaving af komen. Coachte lange tijd, zowel junioren, senioren als Masters, van beginnelingen tot WK-gangers. Is lid van Poseidon, maar roeit ook vanuit huis op de Hollandse IJssel, en op de Willem-Alexander Baan.  Is mede-oprichter en secretaris van SWMN, lid van de Commissie Wedstrijden van de KNRB, initiatiefnemer van de Dutch Masters Open  en adviseur bij Waterline. Hoopt als trotse opa dat hij minstens één van de drie kleinkinderen later nog een keer een wedstrijd zal zien winnen.
Lees alle bijdragen van Willem van Schelven hier.



OProeien toen – 6

Door Jan Op | 6 september 2020

Ik, Jan Op den Velde, 89 jaar, roeide voor Laga in de periode 1950-1954. De omstandigheden uit die jaren schets ik graag.

Vanaf OProeien toen – 1 is het een doorlopend verhaal. Via deze link vind je ze allemaal.


Als de winter min of meer op de terugweg is kan er weer volop worden gevaren. In de smalle tub zit Piet, onze coach, voor mij. Een kleine anekdote als OPvrolijkje:

Piet geeft met zijn hand aan hoe we de inpik moeten maken. De middelvinger daarvan kan hij niet strekken. Ik zal nooit vergeten dat ik bij dat gebaar mij afvroeg hoe je op die manier een haal kan maken. 

Piet is trouwens een goede coach die met enig inzicht en zonder het gebruikelijke luide uiten van wensen ons de fijnere kneepjes zoals hij die ziet, kan bijbrengen. Dat is overigens nog maar een benadering van hetgeen we later weten. Dan blijkt ook dat wij een haal leren maken die – ten goede – afwijkt van die van bijvoorbeeld de Oude Vier.

De eerste wedstrijd die wij / ik ga roeien is de Head. Een week daarvoor varen we een traditionele baan naar Voorburg op ca 8 km van Delft. Er zijn redelijk veel meefietsers naar de kroeg die zich op die afstand bevindt. Uiteraard geen biertje voor ons. Wel een melkje met een koekje. Zij vinden dat ze een biertje hebben verdiend. Met een “berenlul” (kroket).

‘Harde halen’ op de heenweg, ‘harde halen’ op de terugweg. En uiteraard in uniform. Alleen o.a. een zelf roodgeverfd hemd zonder mouwtjes aan. (Hemden met mouwtjes zijn een luxe en duur). Je kan daarvoor verf kopen. Die aan een emmer heet water toevoegen, witte hemd erin en roeren (of zoiets, dat weet ik niet meer). Of het door het aantal minuten roeren komt is mij niet bekend. Wel het resultaat: een mengsel van verschillende tinten rood tot roze.

Dit is onze kennismaking met de voorbereiding voor een wedstrijd. De spanning stijgt. Zaterdag in Ouderkerk aantreden. Hoe we daar zijn gekomen is mij ontschoten. Vermoedelijk per trein, tram en bus + lopen. Onze boot wordt gebracht op de vrachtboot de “Havik” van Meeuwisse.

Er blijkt een ritueel bij deze eerste wedstrijd te horen. We gaan met de hele ploeg in Ouderkerk naar de overkant. Daar staat een kerk. We moeten allemaal een dubbeltje (10 cent) offeren door die door een kier te duwen. Dit moet de goden tevreden houden en ons de overwinning doen veroveren. Maar deze goden laten het helaas afweten.



Ontmoeting op het Veerse Meer

Door Kees Verweel | 5 september 2020

Terwijl dit weekend een St Ayles skiff de Elfstedentocht roeit, telt de sloeproeicommunity af naar 12 september. IJs en weder dienende start dan eindelijk het seizoen 2020, vooralsnog staan alle seinen voor de Zwarte Water Race op groen. De inschrijving voor de Slag om Makkum op 19 september is ook geopend, en ook voor de overige wedstrijden ziet het er goed uit. De organisatie van de Great River Race telt vol spanning af naar 18 september, want dan verloopt het reeds tweemaal verlengde overlevingsplan voor deze machtige race op de Thames. Ze moeten nog £17.000 zien binnen te halen om de coronacrisis te overleven en editie 2021 veilig te stellen.

Foto Jon Boen

Met de Seelandia tellen we zelf af naar 5 oktober, want dan staat onze eerste wedstrijd – de Langweerder Sloepenrace – op het programma, wat kijken we daar naar uit! Drie keer per week hangen we aan de riemen, en het wedstrijdteam voor Langweer gaat nu twee keer per week een lange en fanatieke training doen ter voorbereiding op onze aller-allereerste wedstrijd.

Afgelopen week kwamen we tijdens onze training op een prachtig en bijna windstil Veerse Meer de ‘Queen of Hearts’ van de Atlantic Dutchesses tegen. Ook zij tellen af naar het ultieme roei-avontuur. Op 12 december vertrekt deze boot met 4 dames (waaronder ‘onze’ Kortgeense Marieke le Duc van sloeproeiteam De Paardekreek) voor een 4.600 km lange oceaanoversteek van La Gomera naar Antigua – samen met 24 andere teams – tijdens de Talisker Whisky Atlantic Challenge. De boot is nu in onze regio voor promotiewerk, en wij hadden dus de kans om even samen op te roeien met deze prachtige oceaanboot. We wensen de dames veel succes met hun Atlantische avontuur, en gaan hen en de overige Nederlandse deelnemers volgen met sloeproeienNL! Countdown voor velen dus, in een tijd van oplopende coronabesmettingen, nieuwe dagrecords en oranje kleurende gebieden. Want alle events moeten nog steeds een ‘onder voorbehoud’ hanteren.


Kees Verweel (1963), actief sloeproeier sinds 1980. Woont met Silke aan de Oosterschelde in Kattendijke (Zeeland). Drie volwassen kinderen. Initiator en beheerder van www.sloeproeien.nl. Bij diverse verenigingen geroeid, eind 2019 medeoprichter van de nieuwe club Sloeproeien Zeeland waar we in de 6-riemer Seelandia roeien.
Lees alle bijdragen van Kees Verweel hier.



Hoe commercieel wil je als vereniging zijn?

Door Feike Tibben | 4 september 2020

De afgelopen weken heb ik in mijn vakantie bijdragen geleverd over verenigingsontwikkeling. Zie Vitaal verenigd, De dagen worden korter en Roeiertjes!.
En eigenlijk had ik gedacht die vakantieoverpeinzingen daarbij te kunnen laten. Maar er was één artikel dat mijn aandacht trok en dat ik jullie niet wil onthouden: Annet Tiessen, heeft bij het Sociaal Cultureel Planbureau onderzoek gedaan naar de sociale waarde van informele en commerciële sport. Heel plat gezegd was haar onderzoeksvraag: zijn het alleen de sportverenigingen waar mensen meer doen dan alleen sporten of voeren mensen bij commerciële aanbieders ook gesprekken, gaan de mensen daar ook samen activiteiten ondernemen, ontstaan daar ook vriendschappen?

Als verenigingssporters nemen we aan dat mensen die naar de sportschool of fitnessclub gaan dat primair doen vanwege hun gezondheid en niet om sociale contacten te leggen. En natuurlijk denken vooral wij als verenigingssporters dat WIJ die unieke sociale positie hebben en mensen bij sportscholen toch vooral sportzombies zijn. Bij die mening worden we flink geholpen door columns van bijvoorbeeld Paulien Cornelisse die de komjoenetie van de kom-naar-mijn-gym-Arie-Boomsma’s onder ons zorgvuldig fileert.

Maar helaas: het is nu wetenschappelijk aangetoond, ook mensen die naar fitness gaan zijn geen aso’s, ook zij hechten aan sociale aspecten. Het blijkt een gradatie. Mensen die veel sporten én mensen die vrijwilligerswerk doen, lijken het sociale meer te waarderen en hen zien we ook vaker op verenigingen. Vice versa: mensen die wat minder vaak sporten en zich even niet willen inzetten voor de sportcommunity zien we vaker bij andere aanbieders. Duh… open deur zul je zeggen. Het SCP-onderzoek laat zien dat lidmaatschap van een vereniging, of juist inschrijving bij een sportschool gebonden lijkt aan levensfases. Anders gezegd: in een tijd dat we het druk hebben lijken we te zoeken naar betaald gemak – de sportschool – en zolang of zodra we weer tijd hebben, neigen we naar meer sociaal sporten. Een kwestie van cultuur, maar vooral van tijd. Ook een open deur.

Ineens schiet het plaatje me weer te binnen van de leeftijdsopbouw bij onze roeisport: een beetje junioren, dan heel veel studenten, dan een dip tussen 25 en 45 – de carrièrejagers – en dan weer een opbloei… verdomd: het SCP-onderzoek is één op één vertaalbaar naar ons!


Wat kunnen we met dat gegeven? Moeten we de leeftijdsdip die er nu eenmaal is bij onze sport zien als een onveranderbaar feit of zouden we hiervan kunnen leren? Zouden verenigingen bijvoorbeeld in staat moeten / kunnen zijn om ‘de drukke generatie’ binnen te houden? Zouden verenigingen het durven om voor een bepaalde leeftijdsgroep of een bepaalde periode een ‘gemaks-lidmaatschap’ te introduceren? Natuurlijk, er zijn verenigingen waar je je bar- of schoonmaakdienst kunt afkopen, maar dat bedoel ik niet. Zouden we nog een stap verder durven gaan en ‘gemaksleden’ binnen de vereniging een echt commercieel tarief in rekening brengen en hen ook die maximale service willen bieden? Houden we dan leden binnen, kan het een meerwaarde zijn voor verenigingen of is het de bijl aan de wortel van wat vereniging voor ons betekent?

Ik weet dat er meningen aan beide zijden van het spectrum zijn. Maar zou het niet wat waard zijn als we dit gingen verkennen? Want wat als we nu wél die groep 25-45 meer aan ons zouden weten te binden: hoe gaaf zou dat zijn? Veel verenigingen hebben indrukwekkende indoorfaciliteiten: waarom die niet in de daluren verhuren, waarom niet ruimte bieden om commerciële bootcamps op de vereniging te houden, waarom geen kinderopvang… en wat betekent dat voor de rest van vereniging. Krijgen we scheve ogen, een tweedeling, of wordt de vereniging juist rijker en veelkleuriger?

Wie wil dit eens onderzoeken? Wie wil de kansen voor de roeigemeenschap tegen het licht houden? Kom maar opcommissarissportontwikkeling@knrb.nl


Feike Tibben is bestuurslid van de Koninklijke Nederlandsche Roeibond, met als portefeuille sportontwikkeling. Zit in z’n derde sportleven, na atletiek en wielrennen. Roeide eerst bij Hemus in Amersfoort, nu bij ‘t Diep in Steenwijk. Praat meer over sport dan dat ie zelf op het water is.
Lees alle bijdragen van Feike hier.



Covid-Challenge

Door Evelien Korving | 2 september 2020

Bij gebrek aan wedstrijdritme ligt het gevaar op de loer de trainingen in je skiff als een rustig genot te gaan beschouwen waarbij een comfortabele haaldynamiek de geest rustig van A naar B brengt. Want zeg nou zelf, je hoeft jezelf niet voor de gek te houden door een trainingsprogramma te initiëren als daar geen enkele reden voor is. Of toch wel?

Gelukkig zijn er op onze roeivereniging Rijnland altijd wel creatieve geesten die initiatieven nemen om de mindset van leden te prikkelen. Om te voorkomen dat we allen in een winterslaap gaan vervallen en we straks in 2021 wakker worden met het besef dat al onze spieren ingeboet hebben aan kracht en snelheid, is er de zogenaamde Covid-Challenge bedacht over verschillende afstanden. En wel op Strava zodat iedereen die iets van meetapparatuur of een mobiel heeft, mee kan doen.

Door het trainen in mijn viertje op Rijnland werd ook ik wakker geschud uit mijn ‘zomerslaap’ en ontsproot het idee om mee te doen in de dubbeltwee, en wel aan de 10 kilometer Covid-Challenge met virtuele keerboei in Leidschendam.

Molen Salamander, niet al te scherp in de vroege weekend-ochtend | Foto Jan Willem Boissevain

In de eerste training oefenden we de virtuele keerboei, d.w.z. de vlaggenmast naast de Molen Salamander in Leidschendam. Dát trainen was niet voor niks. Ben je te laat met keren dan kost het je teveel seconden, maar ben je te vroeg, dan kan het GPS-systeem je wellicht niet detecteren en ben je gediskwalificeerd. 10 kilometer voor niets geroeid!

De laatste dag waarop we de Challenge konden aangaan, kwam in zicht. De voorspellingen waren niet goed. Windkracht N4. Maar goed, nà de keerboei heb je dan ook wind mee.
Om vroege sloepjes te vermijden spraken we om 7 uur af in de boot. Dat betekende 5.45 uur op. En dat in het weekend! Maar het weer was ons toch gunstig gezind. De wind moest nog wakker worden, net zoals wij bij het inroeien… Op gevoel vertrokken we, want hoe verdeel je je kracht over 10 kilometer als je al meer dan 6 maanden geen wedstrijd hebt gevaren? Volledig geconcentreerd, zonder de nodige sociale begroetingen op het water, stoven we op weg naar de keerboei. Een groep ganzen, die te langzaam uiteen vlogen, sisten we heel hard toe. Mijn maatje stuurde scherp de bochten in zodat we zo weinig mogelijk seconden verloren. Telkens weer het ritme oppakkend na het sturen door de bochten of onder de bruggengaten door.

In tempo 28 gemiddeld, opklimmend naar 31 in de laatste kilometer, kwamen we, in een tijd van 44:58 over de finish. De 10 kilometer was volbracht. De keerboei in 57 seconden genomen. We waren dik tevreden. Zeker toen we bovenaan in de Challenge-lijst van vrouwen eindigden. Hetgeen wel komisch is want Strava is gewoon een meetinstrument en maakt geen onderscheid in skiff, dubbeltwee of vieren. Een bekroning op Strava volgde. Maar voor hoelang?
Inmiddels is de Challenge verlengd en hebben andere Rijnlanders nog tot 15 september de tijd om ons te ontkronen!


Evelien Korving (1963) roeit sinds de zomer van 2004. Voorheen waren judo, zwemmen, tennis, basketbal en wielrennen haar sporten. Maar bovenal: alpinisme. Als jong kind namen haar ouders haar mee de Alpen in. Dat leidde in de puberteit tot het volgen van klimcursussen en vanaf haar 18e tot het gidsen van groepen in de Alpen. Aan die klimpassie kwam een ongewild einde door een zware schouderblessure. Na de revalidatie daarvan, vooral door roeien bij RV Rijnland in Voorschoten, werd dit de nieuwe passie. Al in 2007 deed ze mee aan haar eerste FISA-Masters in Zagreb. Ze woont sinds 2015 aan de Hollandse IJssel in Gouda, en ook dáár kan geroeid worden.
Lees alle bijdragen van Evelien Korving hier.



OProeien toen – 5

Door Jan Op | 31 augustus 2020

Ik, Jan Op den Velde, 89 jaar, roeide voor Laga in de periode 1950-1954. De omstandigheden uit die jaren schets ik graag.

Vanaf OProeien toen – 1 is het een doorlopend verhaal. Via deze link vind je ze allemaal.


We worden in dit nieuwe jaar (1950) redelijk serieus genomen (vind ik). Ik zit nu wel in de Jonge Acht A, maar het blijft oppassen. Een ‘klopje op de schouder’ of iets dergelijks is er niet bij. Tenslotte moet je het nog waar maken. Een indicatie dat je acceptabele halen maakt volgt uit het minder corrigeren door de coach. En het noemen van je naam bij de veertiendaagse wisseling van coach. Het programma is nu smalle tub en bakken. Dat laatste is zonder toezicht. Of wel een klein beetje. De stuurpik die toch niets anders heeft te doen, kijkt of we wel genoeg schuim (met de speciale ‘bakriem’ met gaten) produceren. Die laatste om er niet met de bak vandoor te gaan. Maar die ligt stevig afgemeerd.

Dan nadert de laatste vrijdag in februari. Alle roeiers worden om 18.00 op de Sociëteit verwacht. De in-trainingsborrel staat op het programma. Dat betekent de laatste borrel en/of biertje want vanaf morgenochtend zijn we ‘in training’. Dat betekent: geen sterke drank, niet roken en om 23.00 in bed. Om 08.00 opstaan en voor zover mogelijk de studie volgen en resultaten boeken. Het meest belangrijke moment is dat we vanaf volgende ochtend tot de raceroeiers behoren. We mogen een kastje in de raceroeierskamer bezitten. Maar de eerste vier bij het raam zijn altijd van de Oude Vier. En een door een vriendin of andere vrouwelijk bekende gebreide Laga-das mag nu om de nek.

Nu de Sociëteit ter sprake komt: Laga-leden behoren daar zeer frequent aanwezig te zijn. En niet alleen voor het avondmaal. Er wordt van ze verwacht dat ze opvallend gedrag vertonen. In een mate die de afwezigheid in de avond van de volgende maanden moet compenseren.

Nu begint het trainen ‘echt’. Bakken = opwarmen, tubben (afwisselend met coach of stuurpik!) (ik heb intussen begrepen dat men tegenwoordig “stuur” schrijft. Ik zal de moderne versie voortaan gebruiken. Dat wordt opletten!). Tenslotte in de acht. Dat betekent dat we tot de Hoornbrug (Rijswijk) heen en weer varen. De weekeinden zijn nu inclusief. Even naar huis (per trein en/of bus en een stuk lopen) is soms niet te doen als het afschrijven van een boot dat niet toelaat.



Roeiertjes!

Door Feike Tibben | 28 augustus 2020

roeier, roeiertje

Luierend met m’n lief aan de rivier zag ik schaatsenrijders schichtig over het water schuiven. Bloody hell, wat zijn die beesten snel als je er op gaat letten. Google erbij. Daar lees ik dat deze drijfwantsen een snelheid van meer dan 5 km/u kunnen halen. Juist ja. Die snelheid haalden de onzen beslist. Ik lees verder. Over onderzoeker Mark Denny die in 1993 met de derde wet van Newton in de hand (actie = min-reactie, nietwaar?) maar niet kon verklaren waarom deze dieren zich met een theoretisch te kleine impuls tóch kunnen verplaatsen. Grappig altijd wanneer bèta’s vastlopen in hun model. Afijn: Denny’s Paradox was geboren. Ik lees verder over de robostrider, een wat sullig ogende van een aluminiumblikje en ijzerdraadjes gefabriekte man-made schaatsenrijder. Altijd geïnteresseerd in biomimicry verdiep ik me in onderzoeken van het MIT naar de beweging van deze diertjes, tien jaar na Denny. De snelheid ontstaat, zo lees ik, niet door capillairen, maar door wervelingen dieper in het water, net als de kleine draaikolkjes die achter de bladen van een roeiriem ontstaan. De naar achteren gerichte impuls geeft het dier een voorwaarts gerichte impuls, geheel analoog aan roeien.

Bam!

Schaatsenrijders zijn helemaal geen schaatsenrijders. Het zijn roeiers! Ik heb al vaker geopperd dat roeien ‘het nieuwe schaatsen’ is. Maar daarbij dacht ik nog aan steeds zachter wordende winters en dat we daardoor steeds minder kunnen schaatsen / steeds meer kunnen roeien. Het MIT in Massachusets heeft via een heel andere benadering, namelijk dat deze schaatsenrijders eigenlijk roeiers zijn, de stelling een heel nieuwe invulling gegeven. Thank you, MIT.

Wat een middagje zwemmen niet kan veroorzaken. Nu maar wachten op de eerste club die zich ‘roeivereniging Gerridae’ noemt, zoals Wiliam Elford Leach dit dierengeslacht in 1815 betitelde of een roeiboot die ‘waterstrider’ of ‘l’araignée d’eau’ heet. Wedstrijdroeiers zullen vallen voor de eerste. Ik vind die Franse benaming werkelijk geweldig. Wat een gratie spreekt er uit.

roeier, roeiertje

Misschien ligt hier een opdracht voor ons roeiers, hoe klein en bescheiden ook. Want nu tunnels en straten andere namen zouden moeten krijgen omdat de naamgever bij nader inzien minder fraaie daden heeft verricht, nu de juridische procedures worden gevoerd omdat de namen vegetarische kipstuckjes, of vegaschnitzel misleidend zouden zijn, kortom een tijd waar het zorgvuldig benoemen van zaken gevoelig ligt: moeten wij niet zorgen dat in de nomenclatuur de benaming ‘schaatsenrijder’ wordt herschreven in: ‘roeiertje’? Deze naam lijkt me minstens even juist als sympathiek. Roeiertje past ook veel beter bij het dier: net als ons een hekel aan vorst, – meestal- een voorkeur voor glad water en ook het beeld is een beetje gelijk: dat van een romp met dunnige, zijwaartsstekende staken.

‘Roeiertje’ pas bovendien als naam prima naast ‘schrijvertjes’, die andere drijvende waterbeestjes. En ook wel zo fijn voor de roeipotigen (vogels met vliezen) dat die niet meer de enige roeiers in het dierenrijk zouden zijn. En ter inspiratie voor de diehard biologen onder ons: ‘Zilveren Roeier’ is toch een prachtige naam voor de Gerris argentatus’? En ‘Beekroeier’ een prima naam voor de Aquarius najas? En wie wil er nou niet de ‘Grote Roeier’ zeggen tegen de Aquarius paladum? Of wat te denken van de ‘Zwervende Roeier’’ als naam voor de Limnoporus rufoscutellatus? Ik zal bevooroordeeld zijn, maar ik vind het forse verbeteringen. En bovendien een prima PR voor onze sport wanneer kinderen van jongsaf roeiertjes in het water leren zien. ‘Kijk, Boris: allemaal roeiertjes op het water!’

Voel je trouwens al hoe lekker die naam ‘roeiertjes’ is na een paar keer? We spreken af: Vanaf nu blijven wij gewoon roeiertje gebruiken bij dat beest.
Schaatsenrijder.. pff, hoe hebben ze ’t kunnen bedenken.

Mocht je het willen checken: lees de artikelen achter de links!


Feike Tibben is bestuurslid van de Koninklijke Nederlandsche Roeibond, met als portefeuille sportontwikkeling. Zit in z’n derde sportleven, na atletiek en wielrennen. Roeide eerst bij Hemus in Amersfoort, nu bij ‘t Diep in Steenwijk. Praat meer over sport dan dat ie zelf op het water is.
Lees alle bijdragen van Feike hier.